ECLI:NL:RBROT:2023:1028

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
C/10/616692 / HA ZA 21-335
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis inzake vordering uit onrechtmatige daad en bewijslevering van mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 februari 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen verschillende partijen, waarbij de eisers in conventie, waaronder [eiser01] en [eiser02], vorderingen hebben ingesteld tegen de gedaagden, KVADRAT A/S en KVADRAT B.V., naar aanleiding van een incident dat plaatsvond in de nacht van 19 op 20 april 2018 in Bar Basso in Milaan. De eisers stelden dat [gedaagde01] [eiser01] had mishandeld door hem een kopstoot te geven. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 20 oktober 2021 de eisers toegelaten tot bewijslevering van de gestelde mishandeling. Tijdens de getuigenverhoren zijn verschillende getuigen gehoord, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat de eisers niet zijn geslaagd in het bewijs dat er daadwerkelijk sprake was van mishandeling. De verklaringen van de getuigen waren inconsistent en niet overtuigend genoeg om de stelling van de eisers te onderbouwen. De rechtbank heeft daarom de vorderingen in conventie afgewezen en de eisers veroordeeld in de proceskosten. In reconventie hebben de gedaagden ook vorderingen ingesteld, maar deze zijn eveneens afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de gedaagden niet onrechtmatig hadden gehandeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/616692 / HA ZA 21-335
Vonnis van 8 februari 2023
in de zaak van

1..[eiser01] ,

wonende te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser02],
gevestigd te Rotterdam,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. M.Ch. Kaaks te Amsterdam,
tegen
1. de vennootschap naar buitenlands recht
KVADRAT A/S,
gevestigd te Ebeltoft, Denemarken,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KVADRAT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3.
[gedaagde01],
wonende te Laren,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. E. Doornhein te Amsterdam.
Eisers in conventie, verweerders in reconventie zullen in het hiernavolgende gezamenlijk
worden aangeduid als [eisers] Eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1 zal
hierna afzonderlijk worden aangeduid als [eiser01] . Eiser in conventie, verweerder in
reconventie sub 2 zal hierna afzonderlijk worden aangeduid als [eiser02] .
Gedaagden in conventie, eisers in reconventie sub 1 en 2 zullen in het hiernavolgende
gezamenlijk worden aangeduid als Kvadrat, tenzij er specifiek naar een van de partijen
wordt verwezen. In dat geval zullen zij afzonderlijk worden aangeduid als Kvadrat A/S
respectievelijk Kvadrat B.V. Gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 3 zal hierna
afzonderlijk worden aangeduid als [gedaagde01] .

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 oktober 2021 met de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de akte uitlating na tussenvonnis van [eisers] ;
  • de akte houdende overlegging producties van [eisers] , met producties 32 tot en met 43;
  • de akte houdende overlegging producties van Kvadrat en [gedaagde01] , met producties 37 tot en met 50;
  • de akte houdende overlegging productie van Kvadrat en [gedaagde01] , met productie 51;
  • de brief van 18 januari 2022 van [eisers] aan de rechtbank;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 24 januari 2022;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 20 april 2022;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 14 juni 2022;
  • de conclusie na enquête van [eisers] , met producties 44 tot en met 46;
  • de conclusie na enquête van Kvadrat en [gedaagde01] , met één bijlage.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
[eisers] zijn bij tussenvonnis van 20 oktober 2021 (hierna: het tussenvonnis) toegelaten tot bewijslevering van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat sprake is geweest van mishandeling van [eiser01] door [gedaagde01] in de nacht van 19 op 20 april 2018 in Bar Basso in Milaan.
2.2.
[eisers] hebben in het kader van de bewijsopdracht [eiser01] zelf, [naam01] (hierna: [naam01] ), [naam02] (hierna: [naam02] ) en [naam03] (hierna: [naam03] ) als getuigen laten horen.
2.3.
[eisers] hebben voorafgaand aan de getuigenverhoren bij akte de producties 32 tot en met 43 overgelegd. Het betreft onder meer de processen-verbaal van de politieverhoren van respectievelijk [naam04] (hierna: [naam04] ), [naam05] (hierna: [naam05] ), [naam01] , [naam03] en [naam02] .
2.4.
Kvadrat en [gedaagde01] hebben op hun beurt in contra-enquête twee getuigen laten horen, te weten [gedaagde01] zelf en [naam04] . Kvadrat en [gedaagde01] hebben voorafgaand aan de getuigenverhoren bij akte de producties 37 tot en met 51 overgelegd. Kvadrat en [gedaagde01] hebben eveneens de processen-verbaal van de politieverhoren in het geding gebracht, als ook de pleitaantekeningen van mr. R.M.G. Sussenbach in de strafzaak en de aantekening mondeling vonnis uit de strafzaak.
2.5.
Het is tussen partijen niet in geschil dat in de nacht van 19 op 20 april 2018 in Bar Basso in Milaan een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen [eiser01] en [gedaagde01] . Beoordeeld moet worden of op basis van de verklaringen van de getuigen met een redelijke mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat er tijdens de confrontatie tussen [eiser01] en [gedaagde01] sprake was van mishandeling van [eiser01] door [gedaagde01] . Met andere woorden: het moet voor de rechtbank voldoende aannemelijk zijn dat [eiser01] [gedaagde01] heeft mishandeld. Als mishandeling wordt aangemerkt het opzettelijk lichamelijk letsel toebrengen bij een ander.
2.6.
De verklaringen van de op verzoek van [eisers] gehoorde getuigen bij de rechtbank luiden, voor zo ver hier van belang, als volgt. Tevens worden (delen van) de door [eiser01] bij akte overlegde verklaringen van deze getuigen tegenover de politie weergegeven.
[eiser01]
2.7.
[eiser01] heeft tijdens het op 20 april 2022 gehouden getuigengehoor, voor zover van belang, het volgende verklaard:
“Het incident gebeurde rond 2:30 uur op 20 april 2018. Dit ging als volgt. Ik was in gesprek met twee dames die ik niet kende. Ik stond tijdens dat gesprek met mijn rechter schouder richting de muur. Ik hoorde geluiden schuin achter mij en toen ik naar links over mijn schouder keek zag ik [gedaagde01] op een armlengte afstand staan. Hij keek intimiderend naar mij. Hij leek in brand te staan. Ik heb waarschijnlijk opgekeken omdat hij iets naar mij riep, maar dat weet ik niet zeker. Het was er druk en er was veel herrie. Toen ik hem zag riep ik ‘leugenaar’. Meteen daarna stapte hij naar voren en gaf hij mij een kopstoot. (…) Op uw vraag om te beschrijven hoe de kopstoot precies ging antwoord ik u dat [gedaagde01] zo snel als hij kon naar voren stapte en hij ging met zijn hoofd naar voren tegen mijn hoofd.”
[naam01]
2.8.
[naam01] heeft op 17 november 2020 bij de politie, voor zover van belang, het volgende verklaard:
“V=Wat kunt u verklaren over een mishandeling gepleegd op 20 april 2018 omstreeks 02.30 uur waarbij [eiser01] en [gedaagde01] betrokken waren?
A=Wat ik kan vertellen, als ik even terug ga. (…). Bij de entree, rechts, hoor ik luid geschreeuw. Het was mij duidelijk en herkende hem vrij snel dat het [eiser01] was. [eiser01] hoorde ik roepen: Huichelaar, daar heb je de huichelaar. (…) [eiser01] maakte aanstalten om iets meer te doen. Hij wilde dicht bij [gedaagde01] komen. Ik zag dat hij door een voor mij onbekende persoon werd tegengehouden. [eiser01] rukte zich daar van los en stoof op [gedaagde01] af. Ik zag hem op [gedaagde01] af komen. Dit deed [eiser01] in versneld tempo. De afstand was niet heel groot tussen [eiser01] en [gedaagde01] . Ik dacht nog dit kan toch niet waar zijn dat twee gerespecteerde heren elkaar aanvallen, maar daar leek het wel naar. Ik zie vervolgens [gedaagde01] een beetje in elkaar duiken, naar voren. Er volgde een botsing. Ik heb dat gezien. Nog niet eens waarvan ik dacht nou... Ik was van mening dat het wel goed was, er kwamen mensen tussen staan. Dat is het enige wat heeft plaats gevonden.
(…)
V=Heeft u gezien hoe zij in botsing kwamen. Waar raakten beide personen elkaar?
A=Het was heel stom om te zien. Met de hoofden kwamen zij tegen elkaar aan.
V=Ging dat hard die botsing?
A=Ik vond het op zich wel meevallen. Ik zag wel dat [eiser01] wat bloed had. Volgens mij
had hij dat een beetje boven op zijn neus. Allebei bleven ze staan en werden door anderen uit elkaar gehouden . Het was goed dat de omstanders er tussen kwamen.
(…)
VA=Er zijn er een aantal die hebben het anders ervaren. Die zeggen dat [gedaagde01] [eiser01] een kopstoot heeft gegeven?
A=Dat zie ik anders. [gedaagde01] ging naar voren met zijn hoofd. Het was eigenlijk heel
kinderlijk. Hij beschermde zijn hoofd ook niet. Verbaal werd er wel het een en ander gezegd, maar door dat hij werd tegengehouden werd dat in de kiem gesmoord.”
2.9.
[naam01] heeft tijdens het op 24 januari 2022 gehouden getuigengehoor, voor zover van belang, het volgende verklaard:
“In de nacht van 19 op 20 april 2018 was ik aanwezig als bezoeker van Bar Basso in Milaan. (…) We liepen achter elkaar in de volgende volgorde door de menigte heen: [naam04] , [gedaagde01] , ik, [naam06] . Vlak voordat we bij de entree waren, hoorde ik geschreeuw vanaf de rechterkant. Ik hoorde ‘Huichelaar, huichelaar, ha daar hebben we de leugenaar’. (…) Ik zag dat [eiser01] deze woorden schreeuwde. (…) Ik zag vervolgens dat [eiser01] dichterbij [gedaagde01] probeerde te komen, al schreeuwend. [eiser01] werd nog door iemand tegen gehouden met de armen. Ik weet niet door wie. Dat tegenhouden lukte niet geheel en [eiser01] brak er doorheen. [eiser01] stond op dat moment op minder dan een halve meter van [gedaagde01] . Ik zag het hoofd en lichaam van [gedaagde01] naar beneden en naar voren gaan. Ik denk dat dit van schrik was. Ook het hoofd van [eiser01] ging naar voren. Het was een gek gezicht. Als je echt wil vechten dan zou je het wel anders doen. Binnen no time botsten ze tegen elkaar aan. Hier voeg ik aan toe dat [eiser01] tegen [gedaagde01] aanliep. [gedaagde01] stond stil. Ik voeg hier nog aan toe dat er nog nauwelijks sprake van verplaatsing was. Nadat [eiser01] door de armen was gebroken van degene die hem probeerde tegen te houden, stonden [eiser01] en [gedaagde01] al vlak tegen elkaar aan. Daarna kwamen de hoofden van [eiser01] en [gedaagde01] tegen elkaar aan. Alleen hun hoofden raakten elkaar, geen andere lichaamsdelen. Er is niet geslagen, niet geschopt. Ik weet niet op welke plaats op het gezicht de hoofden elkaar raakten. Ik zag wel bloed boven de neus van [eiser01] .”
[naam02]
2.10.
[naam02] heeft op 17 november 2020 bij de politie, voor zover van belang, het volgende verklaard:
“V=wat kunt u verklaren over een mishandeling gepleegd op 20 april 2020 omstreeks 02.30 uur waarbij [eiser01] en [gedaagde01] betrokken waren?
A=Ik stond bij Bar Basso. (…) [gedaagde01] en [eiser01] begonnen tegen elkaar te schreeuwen. Toen ik om keek zag ik vervolgens dat [gedaagde01] aan [eiser01] een kopstoot gaf.
(…)
V=U zegt dat [gedaagde01] aan [eiser01] een kopstoot gaf. Kunt u vertellen hoe dat ging?
A=Het is al 2,5 jaar geleden. Hij deed dat met zijn hoofd naar voren. [eiser01] kwam bij [gedaagde01] . Wij stonden met een groepje mensen. [gedaagde01] wurmde zich door de massa.
Dat doet iedereen daar. [eiser01] bleef op zijn plek staan. Ik sluit niet uit dat hij misschien een 0,5 meter naar voren is gelopen. Het is daar een krappe bedoeling. Je staat letterlijk tegen de muur en de tafels aan als je daar staat.
V=Heeft u gezien dat [gedaagde01] toen hij de kopstoot gaf uithaalde met zijn hoofd?
A=Dat staat mij niet bij. Hoe ik het voor de geest haal was het een korte tik.
V=Had u de indruk dat die tik bewust werd gemaakt door [gedaagde01] ?
A=Dat kan ik niet beoordelen.”
2.11.
[naam02] heeft tijdens het op 24 januari 2022 gehouden getuigengehoor, voor zover van belang, het volgende verklaard:
“Ik was in de nacht van 19 op 20 april 2018 aanwezig in Bar Basso. (…) Van links kwam een groepje aanlopen, tussen de menigte op het terras door. (…) Voorop liep [naam04] , daarna [gedaagde01] en daarna [naam06] . (…) Ik schudde [naam04] de hand. Vlak daarvoor en tijdens het handen schudden hoorde ik rumoer. Het rumoer bestond eruit dat [eiser01] en [gedaagde01] naar elkaar riepen en schreeuwden. Op dat moment waren zij circa 2 a 3 meter uit elkaar en was [eiser01] circa 1,5 a 2 meter van mij af. Tijdens het roepen kwam [gedaagde01] steeds dichterbij en uiteindelijk stonden ze vlak bij elkaar. De gezichten stonden toen op hele korte afstand van elkaar, ze waren toen nog steeds aan het roepen. Ik weet niet of [eiser01] toen nog met zijn rug tegen de glaswand aan stond. [gedaagde01] gaf [eiser01] een kopstoot. U vraagt mij om feitelijk te beschrijven wat ik zag. Ik zeg u dat ik zag dat [gedaagde01] een beweging richting [eiser01] met zijn hoofd maakte. Blijkbaar kwam hij hierbij tegen de neus van [eiser01] aan, want die bloedde daarna. Ik weet niet of [eiser01] achteruitdeinsde.
(…)
U houdt mij voor dat ik tegenover de politie op 17 november 2020 heb verklaard: ‘Hoe ik het me voor de geest haal was het een korte tik. Was het bewust? Antwoord: dat kan ik niet beoordelen’. U houdt mij voorts voor dat ik nu zeg dat het een kopstoot is. Beschouwt u het meer als kopstoot of korte tik? Ik zou zeggen een korte tik. Het is ook maar wat je als definitie van kopstoot ziet. U vraagt mij of het verdediging kan zijn geweest van [gedaagde01] ? Zo heb ik het niet beleefd.”
[naam03]
2.12.
[naam03] heeft op 16 november 2020 bij de politie, voor zover van belang, het volgende verklaard:
“V=Wat kunt u verklaren over een mishandeling gepleegd op 20 april 2020 omstreeks 02.30 uur waarbij [eiser01] en [gedaagde01] betrokken waren?
A=[gedaagde01] gaf [eiser01] een kopstoot.
V=Heeft u dat gezien?
A-Ja.
V=Wat deed [gedaagde01] precies?
A=Ik zag dat hij opsprong en een kopstoot gaf aan [eiser01] .
V=Wat ging er aan die kopstoot vooraf?
A=Dat heb ik niet echt meegekregen. Ik hoorde mensen wat zeggen, schreeuwen. Toen ik
op keek zag ik de kopstoot.”
2.13.
[naam03] heeft tijdens het op 24 januari 2022 gehouden getuigengehoor, voor zover van belang, het volgende verklaard:
“ [eiser01] en ik hebben in de nacht van 19 op 20 april 2018 afgesproken in Bar Basso. (…) Op enig moment hoorde ik tumult, ik hoorde [eiser01] roepen/zijn stem verheffen. Ik keek op. Toen zag ik een man waarvan ik nu weet dat hij [gedaagde01] heet. Ik zag hem op [eiser01] reageren doordat hij naar hem toe liep en ook aan het roepen was tegen [eiser01] , althans daar ga ik vanuit omdat ze elkaar aankeken. [gedaagde01] kwam op dat moment vanaf links gezien vanuit [eiser01] aanlopen. Toen ik hen zag, roepend naar elkaar, stonden ze circa een meter van elkaar af. Er stonden nog andere mensen tussen hen. Dat zijn de mensen waar [eiser01] mee stond te praten. [eiser01] stond stil en [gedaagde01] liep naar [eiser01] toe. Daarna stonden ze vlak tegenover elkaar. [gedaagde01] gaf [eiser01] een kopstoot. U vraagt mij om feitelijk te beschrijven wat ik zag. Daarop zeg ik dat ik zag dat [gedaagde01] omhoog kwam. Zijn bovenlijf kwam omhoog en daarna maakte hij een beweging met zijn hoofd naar voren. Ik weet niet of hij sprong, ik kon zijn voeten niet zien. Achteraf weet ik dat [gedaagde01] [eiser01] op zijn neus raakte. Dat weet ik omdat de neus van [eiser01] bloedde.”
[naam05]
2.14.
[naam05] heeft op 22 november 2020 en 3 februari 2021 bij de politie, voor zover van belang, het volgende verklaard:
“V=Wat kunt u verklaren over een mishandeling gepleegd op 20 april 2018 omstreeks 02:30 uur waarbij [eiser01] en [gedaagde01] betrokken waren?
A-Het enige wat ik daar over kan zeggen is dat [gedaagde01] een kopstoot had uitgedeeld aan [eiser01] .
(…)
V=De kopstoot die [gedaagde01] gaf, heeft u het idee dat die opzettelijk werd gegeven?
A= Het is in die zin altijd actie geeft reactie. De heren stonden boos tegen over elkaar. En dan is het wie het eerst reageert. In dit geval was dat [gedaagde01] .”
(…)
VA=Stel ik ben [eiser01] en u bent meneer [gedaagde01] . Wat deed hij dat dan? Kunt u dat dan voordoen?
O=Advocaat en getuige gaan staan en de getuige doet voor hoe het ging.
A=Hij gaf een tikkie. Doordat [gedaagde01] kleiner is dan [eiser01] dan kwam die waarschijnlijk op zijn neus terecht.”
2.15.
[naam05] is bij de rechtbank niet als getuige gehoord.
2.16.
De verklaringen van de op verzoek van Kvadrat en [gedaagde01] gehoorde getuigen bij rechtbank luiden, voor zo ver hier van belang, als volgt. Tevens worden hierna (delen van) de door Kvadrat en [gedaagde01] bij akte overlegde verklaringen van deze getuigen tegenover de politie weergegeven.
[naam04]
2.17.
[naam04] heeft op 16 november 2020 bij de politie, voor zover van belang, het volgende verklaard:
“V=Wat kunt u verklaren over een mishandeling gepleegd op 20 april 2020 omstreeks 02.30 uur waarbij [eiser01] en [gedaagde01] betrokken waren?
A=U noemt het een mishandeling. Zo heb ik het niet waargenomen. Wij kwamen op het terras, stonden eerst op het plein. Buiten was een buitenbarretje, een vriend belde op om even te helpen om de drank op te halen. (…) er werd hard geschreeuwd ineens. Ik hoorde heel hard geroepen: huichelaar of leugenaar. Ik zag dat iemand voorbij kwam lopen, dat was de gene die huichelaar of leugenaar riep. Ik stak toen mijn arm uit om deze man tegen te houden . Ik wist ook niet waar hij vandaan kwam. Uit reflex heb ik hem tegengehouden. Dit deed ik omdat ik dacht dat er iets mis zou gaan. Ik wist ook niet dat hij naar [gedaagde01] liep. Ik hoorde hem alleen hard roepen en kwam voorbij gelopen met versnelde pas. Die persoon moet [eiser01] geweest zijn. Ik zag dat [eiser01] vervolgens op [gedaagde01] af stoof. [eiser01] kwam met zijn gezicht naar [gedaagde01] toe. [gedaagde01] die deinsde in elkaar zag ik. Ik zag dat [eiser01] met zijn hoofd tegen [gedaagde01] aan kwam.”
2.18.
[naam04] heeft tijdens het op 24 januari 2022 gehouden getuigengehoor, voor zover van belang, het volgende verklaard:
“We stonden aan de rand van het drukke terras. (…) Op het moment dat ik [naam02] ook een hand wilde geven, begon er iemand te roepen om mij heen. Ik kon het roepen eerst niet duiden, daarna hoorde ik dat er ‘huichelaar’ en ‘leugenaar’ werd geroepen, meerdere keren. Op hetzelfde moment, in een splitsecond, liep iemand tegen mij aan. Normaal in gedrang vraag je als je wil passeren, fysiek om te mogen passeren. Deze persoon liep hard langs mij. Ik probeerde hem op te vangen. Ik kon hem niet houden en hij liep door mijn arm heen. Degene die hard langs mij liep, was [eiser01] . Dat wist ik niet op dat moment. Ik draaide vervolgens mee in de richting waarin [eiser01] ging en zag dat hij naar [gedaagde01] liep en dat [gedaagde01] in elkaar dook. [eiser01] dook erop af en zij raakten elkaar aan. Dit gebeurde op twee stappen van mij vandaan. Ze botsten tegen elkaar aan, met de koppen tegen elkaar. Ze kwamen één keer tegen elkaar aan. [gedaagde01] deinsde daarna achteruit.”
[gedaagde01]
2.19.
[gedaagde01] heeft tijdens het op 24 januari 2022 gehouden getuigengehoor, voor zover van belang, het volgende verklaard:
“Toen wij van de rand van het terras richting de doorgang van de heg liepen, liepen wij in mijn herinnering in de volgende volgorde: ik liep voorop, daarna mijn broer, daarna [naam01] en dan [naam06] . Net na de doorgang van de heg of ertussen in tref ik een bekende, [naam02] . Ik geef hem een hand en we willen een kleine conversatie starten. Op dat moment geeft mijn broer hem ook een hand. Vanaf dat moment gaat alles in een splitsecond. Er wordt hard geroepen: ‘Huichelaar’ en ‘Leugenaar’ en dat meerdere keren. Het was luid en clear. Ik zag mijn broer naar voren duiken, om iemand tegen te houden. Dat lukte niet. Daarna zag ik iemand van onderaf mijn kant op komen, ik maakte mij klein in een respons of reflex om mezelf te beschermen. Ik zie dat de getuige terwijl hij dit vertelt de beweging maakt van zijn beide handen langs zijn hoofd en zijn hoofd ingetrokken en zijn schouders gekromd. De persoon die ik zie aankomen komt in een voorwaartse beweging naar boven op mij af. Ik heb op dat moment niet gezien dat het [eiser01] was. Ik zag pas nadat we gebotst waren dat het [eiser01] was.”
2.20.
De rechtbank komt tot het oordeel dat [eisers] niet zijn geslaagd in het hen opgedragen bewijs van de gestelde mishandeling. De motivering voor dat oordeel luidt als volgt.
2.21.
[eiser01] heeft tijdens het getuigenverhoor verklaard dat [gedaagde01] in de nacht van 19 op 20 april 2018 in Bar Basso aan hem een kopstoot heeft uitgedeeld. Op grond van artikel 164 lid 2 Rv geldt dat de verklaring van [eiser01] als partijgetuige geen bewijs in het voordeel van [eisers] kan opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. Er moet aanvullend bewijs voorhanden zijn dat zodanig sterk is en zodanig essentiële punten betreft dat het de partijgetuigenverklaring voldoende geloofwaardig maakt (HR 31 maart 1995, NJ 1997/592).
2.22.
[naam03] verklaart over een kopstoot van [gedaagde01] aan [eiser01] . De rechtbank acht deze verklaring niet zo geloofwaardig om de volgende redenen. De verklaring van [naam03] bij de politie en haar verklaring ten overstaan van de rechtbank verschillen op essentiële punten van elkaar. Daar waar [naam03] bij de politie in 2020 heeft verklaard alleen de kopstoot te hebben gezien en niet te hebben gezien wat daaraan vooraf ging, verklaart [naam03] bij de rechtbank in 2022 redelijk gedetailleerd over hetgeen is voorgevallen voorafgaand aan de kopstoot. Tegenover de politie heeft [naam03] voorts verklaard dat ze had gezien dat [gedaagde01] opsprong om [eiser01] de kopstoot te geven, terwijl ze tegenover de rechtbank desgevraagd heeft verklaard niet te weten of [gedaagde01] sprong. Jongemans heeft bij de politie en bij de rechtbank eveneens verklaard over een door [gedaagde01] aan [eiser01] gegeven kopstoot. Daarbij moeten echter de volgende kanttekeningen worden geplaatst. [naam02] heeft zijn verklaring bij de politie dat sprake was van een kopstoot later in het verhoor genuanceerd in die zin dat hij vond dat sprake was van een ‘korte tik’. [naam02] heeft bovendien tegenover de rechtbank op de vraag of hij het meer beschouwde als kopstoot of een korte tik, verklaard dat hij het meer als een korte tik beschouwde. Tevens heeft Jongemans zowel bij de politie als bij de rechtbank verklaard dat hij niet kon beoordelen of [gedaagde01] die ‘korte tik’ bewust heeft uitgedeeld. De verklaring van [naam02] levert daarom geen (overtuigend) onvoldoende bewijs op dat [gedaagde01] opzettelijk letsel heeft toegebracht aan [eiser01] . [naam05] heeft bij de politie eveneens verklaard over een door [gedaagde01] aan [eiser01] gegeven kopstoot. [naam05] heeft zijn verklaring bij de politie dat sprake was van een kopstoot later in het verhoor eveneens genuanceerd in die zin dat hij vond dat sprake was van een ‘tikkie’. Op de vraag aan hem of hij het idee had dat die kopstoot opzettelijk werd gegeven, geeft hij een ontwijkend antwoord. [naam05] is bovendien niet bij de rechtbank als getuige gehoord en heeft dus geen verklaring onder ede ten overstaan van de rechtbank afgelegd. Ook de verklaring van [naam05] levert geen (overtuigend) bewijs op dat [gedaagde01] opzettelijk letsel heeft toegebracht aan [eiser01] .
2.23.
Tegenover de voorgaande verklaringen staan de verklaringen van [naam01] , [naam04] en [gedaagde01] . Uit de verklaring van [naam01] volgt dat geen sprake was van een kopstoot maar dat [eiser01] en [gedaagde01] met de hoofden tegen elkaar aankwamen en dat op die manier een botsing tussen de twee heren plaatsvond. [naam01] heeft hier nog aan toegevoegd dat [eiser01] tegen de stilstaande [gedaagde01] aanliep. Dat [eiser01] in een voorwaartse beweging op [gedaagde01] afkwam en daarop een botsing van de hoofden tegen elkaar is gevolgd, volgt ook uit de verklaringen van [naam04] en [gedaagde01] .
2.24.
Op grond van alle hiervoor genoemde getuigenverklaringen en de aanvullend in het geding gebrachte bewijsstukken, in onderling verband en samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat niet voldoende aannemelijk is dat [gedaagde01] aan [eiser01] een kopstoot heeft uitgedeeld en [eiser01] aldus opzettelijk letsel heeft toegebracht. Niet bewezen is dat [gedaagde01] [eiser01] heeft mishandeld.
De rechtbank gaat niet mee in de stelling van [eisers] dat aan de verklaring van [naam01] minder waarde moet worden gehecht, omdat hij heeft verklaard in lijn met zijn ongeloofwaardige schriftelijke verklaring van 20 juni 2018. [eisers] achten deze schriftelijke verklaring ongeloofwaardig omdat die zeer veel overeenkomsten zou vertonen met de schriftelijke verklaring van [naam04] van 11 mei 2018. [naam01] en [naam04] hebben na de betreffende schriftelijke verklaringen een verklaring bij de politie afgelegd én een verklaring onder ede bij de rechtbank. Bij beide gelegenheden hebben zij allebei afzonderlijk als getuige een verklaring afgelegd in dezelfde lijn als hun schriftelijke verklaring. De rechtbank acht deze verklaringen geloofwaardig. Ze verklaren niet alleen beiden telkens consistent met hun vorige (schriftelijke) verklaring(en), hun verklaringen komen ook in grote lijnen (onder meer ten aanzien van gang van zaken voorafgaand aan het incident) overeen met de verklaringen van anderen.
2.25.
[eisers] hebben bij de conclusie na enquête als Bijlage A nogmaals het e-mailbericht van 22 april 2018 in het geding gebracht, waarin [gedaagde01] aan zijn werkgever Kvadrat schrijft:
‘In order to defend myself I bounced my head against him, because otherwise I felt that he would have done that to me.’.Volgens [eisers] beschrijft [gedaagde01] hier dat hij feitelijk aan [eiser01] een kopstoot gaf. Kvadrat en [gedaagde01] hebben dit herhaaldelijk betwist. Voorts hebben zij hierover aangevoerd dat de e-mail werd geschreven tijdens de vlucht terug naar Nederland na emotionele dagen, dat het werkwoord ‘to bounce’, letterlijk ‘stuiteren’ betekent en dat daar dus niet de door [eisers] gestelde uitleg aan kan worden gegeven, en dat dit woord net als andere door [gedaagde01] in de betreffende e-mail gebruikte woorden geen logische keuze is, hetgeen onder meer kan worden verklaard door het feit dat [gedaagde01] geen ‘native speaker’ is. De rechtbank is van oordeel dat, mede in het licht van het e-mailbericht in zijn geheel als ook de nadere verklaringen die [gedaagde01] hierover heeft gegeven, aan de door [gedaagde01] in de e-mail gekozen bewoordingen niet de door [eisers] gewenste verstrekkende gevolgen kunnen worden verbonden. De betreffende zin in de e-mail kan dus niet mede strekken tot het bewijs dat [gedaagde01] bewust een kopstoot aan [eiser01] heeft uitgedeeld.
2.26.
De feiten die [eisers] ter onderbouwing van hun vorderingen hebben aangedragen - die kort gezegd erop neerkomen dat [eiser01] is mishandeld op de manier die [eisers] hebben beschreven - zijn dus niet komen vast te staan. De vorderingen 1, 2 en 5 worden daarom, evenals de vorderingen 3 en 4 waarop in het tussenvonnis van 22 mei 2019 al een beslissing is genomen, afgewezen.
2.27.
[eisers] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in conventie in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van Kvadrat en [gedaagde01] worden begroot op:
- griffierecht € 626,00
- getuigenkosten € 639,88
- salaris advocaat €
3.588,00(6 punten × tarief II à € 598,00).
Totaal € 4.853,88
2.28.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskostenveroordeling is niet betwist en wordt toegewezen.
2.29.
Bij de proceskostenveroordeling kan nog een bedrag komen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
in reconventie
2.30.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 22 mei 2019 iedere beslissing in reconventie aangehouden, omdat het oordeel in reconventie afhankelijk was van het oordeel in conventie ten aanzien van de gestelde mishandeling van [verweerder01] door [eiser03] .
2.31.
Kvadrat en [eiser03] hebben in reconventie gevorderd om voor recht te verklaren dat [verweerders] jegens hen onrechtmatig hebben gehandeld door [eiser03] ten onrechte te beschuldigingen van bedreigingen en/of een aanval en mishandeling op 20 april 2018 in Milaan en/of door een onjuiste aangifte in verband met deze stellingen jegens [eiser03] te doen.
De gevorderde verklaring van recht met betrekking tot onterechte beschuldigingen
2.32.
Kvadrat en [eiser03] hebben het volgende ter onderbouwing van hun vordering aangevoerd. [verweerder01] heeft jegens hen onrechtmatig gehandeld door te verkondigen dat hij door [eiser03] is bedreigd, aangevallen en mishandeld in de nacht van 19 op 20 april 2018 in Milaan. Kvadrat en [eiser03] stellen in dit verband dat [verweerder01] via berichten op Instagram en Facebook het volgende heeft gecommuniceerd:
“Today for the first time in my life I went to the MRI-scanner. Fingers crossed (..)Two months ago In Milan I got attacked and molested, resulting in a heavy concussion, a whiplash and all kinds of other complaints”.Kvadrat en [eiser03] worden aangesproken en aangekeken op het voorval door relaties die van [verweerder01] vernemen of uit zijn social media-berichten hebben begrepen dat [eiser03] hem zou hebben aangevallen en mishandeld. Volgens Kvadrat en [eiser03] zijn deze publicaties en de uitlatingen van [verweerder01] jegens [eiser03] en Kvadrat onrechtmatig gelet op de kleine wereld waarin partijen zich begeven en het feit dat veel mensen beide partijen kennen. Een en ander heeft schadelijke gevolgen voor de eer en goede naam van [eiser03] als persoon, in diens hoedanigheid van country director van Kvadrat en voor Kvadrat als concern. [verweerders] zijn aansprakelijk voor de door Kvadrat en [eiser03] geleden schade.
2.33.
[verweerders] hebben betwist dat [verweerder01] door middel van publicaties en uitlatingen onrechtmatig jegens Kvadrat en [eiser03] heeft gehandeld. [verweerders] betwisten voorts dat zij aansprakelijk zijn voor schade en dat Kvadrat en [eiser03] schade hebben geleden.
2.34.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.35.
Kvadrat en [eiser03] hebben hun stellingen die aan de vordering te grondslag liggen, mede gelet op de betwisting door [verweerders] , onvoldoende onderbouwd. Hierbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. In de op Facebook en Instagram geplaatste berichten komt de naam van [eiser03] noch de naam van Kvadrat voor. Kvadrat en [eiser03] hebben weliswaar aangevoerd dat iedereen wist om wie het ging omdat de wereld waarin partijen zich begeven klein is en veel mensen beide partijen kennen, maar aan deze stelling hebben zij verder geen handen en voeten gegeven. Kvadrat en [eiser03] hebben ook hun stelling dat zij worden aangesproken en aangekeken op het voorval door relaties niet feitelijk onderbouwd. Daardoor valt niet valt vast te stellen dat [verweerder01] zich in deze contacten op onnodig grievende wijze of anderszins onrechtmatige wijze heeft uitgelaten en evenmin, als dat zo zou zijn, dat [eiser03] en Kvadrat hierop zijn aangesproken en hierdoor zijn geschaad. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat Kvadrat en [eiser03] onvoldoende hebben aangevoerd om te oordelen dat [verweerder01] door middel van publicaties en uitlatingen onrechtmatig heeft gehandeld
De gevorderde verklaring van recht met betrekking tot de onjuiste aangifte
2.36.
Kvadrat en [eiser03] hebben het volgende ter onderbouwing van deze vordering aangevoerd. [verweerder01] had op 25 april 2018 een aangifte gedaan ten aanzien van onder andere een eenvoudige mishandeling op 20 april 2018 (rechtstreeks) bij het Openbaar Ministerie te Amsterdam. Naar aanleiding hiervan heeft [eiser03] een advocaat in de arm genomen. Op 9 mei 2018 heeft het Openbaar Ministerie te Amsterdam [verweerder01] doorverwezen naar de politie in Rotterdam om daar aangifte te doen. Na navraag door de advocaat van [eiser03] werd uiteindelijk door het Openbaar Ministerie in Rotterdam bevestigd dat er geen aangifte is gedaan in Rotterdam door [verweerder01] . Naar de rechtbank begrijpt, stellen Kvadrat c.s. en [eiser03] dat dit onrechtmatig is en dat zij hierdoor schade hebben geleden bestaande uit kosten van de advocaat van [eiser03] .
Vast staat (inmiddels) dat er wel aangifte is gedaan door [verweerder01] en dat die is opgevolgd door een strafrechtelijk onderzoek en een strafzaak waarin [eiser03] is vrijgesproken. In hoeverre [verweerder01] tegen deze achtergrond een onjuiste aangifte heeft gedaan, hebben Kvadrat en [eiser03] in het geheel niet gemotiveerd zodat niet valt in te zien dat [verweerder01] onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld.
2.37.
Het bovenstaande leidt ertoe dat de vordering in reconventie om voor recht te verklaren dat [verweerder01] jegens [eiser03] onrechtmatig heeft gehandeld als onvoldoende onderbouwd wordt afgewezen en dat aan nadere bewijslevering niet wordt toegekomen. Het gevorderde voorschot op de schade en de gevorderde schadevergoeding op te maken bij staat, worden als gevolg van het voorgaande eveneens afgewezen.
2.38.
Kvadrat en [eiser03] worden als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [verweerders] worden begroot op € 598,00 (salaris advocaat: 2 punten × tarief € 598,00 × 0,5).

3..De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
wijst de vorderingen 1, 2 en 5 af,
3.2.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Kvadrat en [gedaagde01] tot op heden begroot op € 4.853,88, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de dag waarop dit vonnis is gewezen tot de dag van volledige betaling,
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
3.4.
wijst de vorderingen af,
3.5.
veroordeelt Kvadrat en [eiser03] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [verweerders] tot op heden begroot op € 598,00,
3.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2023.
[3070/1582]