In deze zaak, die op 2 november 2023 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiseres [persoon A] een kort geding aangespannen tegen gedaagde [persoon B] met als doel de afgifte van haar spullen te vorderen. [persoon A] verbleef tijdelijk bij [persoon B] en stelt dat zij na een conflict de toegang tot de woning is ontzegd, waardoor zij haar spullen niet kan ophalen. De spullen omvatten onder andere een dj-set, laptops en persoonlijke bezittingen. [persoon A] eist de teruggave van deze goederen en een schadevergoeding van € 10.944,90, alsook een dwangsom voor het niet teruggeven van de spullen. Gedaagde [persoon B] betwist echter dat de spullen nog in haar woning zijn en stelt dat [persoon A] deze al heeft opgehaald.
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 oktober 2023 zijn beide partijen met hun gemachtigden aanwezig geweest. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [persoon A] niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar spullen nog in de woning van [persoon B] zijn. De rechter heeft vastgesteld dat de stelplicht bij [persoon A] ligt en dat zij niet heeft kunnen bewijzen dat de spullen nog aanwezig zijn. De vordering van [persoon A] is afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van [persoon B]. De rechter heeft geen proceskostenveroordeling in reconventie uitgesproken, omdat [persoon B] geen extra kosten heeft gemaakt voor de reactie op de tegeneis. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.