ECLI:NL:RBROT:2023:10728

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
ROT 22/3501 en 22/3689
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde naheffingsaanslagen parkeerbelasting door gemeente Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 november 2023 uitspraak gedaan in de zaken ROT 22/3501 en ROT 22/3689, waarbij eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, in beroep ging tegen twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting die door de gemeente Rotterdam waren opgelegd. De naheffingsaanslagen betroffen bedragen van € 69,10, bestaande uit € 2,60 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten naheffing, voor de datums 4 en 3 maart 2022. Eiser stelde dat hij reeds parkeerbelasting had betaald via een applicatie, maar dat er een fout was gemaakt door de applicatie die een verkeerde zone aangaf. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser inderdaad parkeerbelasting had betaald voor een andere zone dan waar hij geparkeerd stond, en dat de heffingsambtenaar bevoegd was om de naheffingsaanslagen op te leggen. De rechtbank oordeelde dat eiser zelf verantwoordelijk was voor het controleren van de juiste zone, ook al werd deze automatisch ingevuld door de applicatie. De rechtbank verwierp de argumenten van eiser en verklaarde de beroepen ongegrond. De uitspraak benadrukt de onderzoeksplicht van de parkeerder en de verantwoordelijkheid om te controleren of de juiste zone is geselecteerd, ongeacht de informatie die door een applicatie wordt verstrekt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 22/3501 en 22/3689

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2023 in de zaken tussen

[naam eiser], te [plaatsnaam], eiser,

gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, verweerder,

gemachtigde: [naam 1].

Procesverloop

Verweerder heeft de volgende naheffingsaanslagen parkeerbelasting aan eiser opgelegd:
- dagtekening 4 maart 2022, in totaal € 69,10, bestaande uit € 2,60 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten naheffing, vorderingsnummer [nummer 1]
(ROT 22/3501)
- dagtekening 3 maart 2022, in totaal € 69,10, bestaande uit € 2,60 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten naheffing, vorderingsnummer [nummer 2]
(ROT 22/3689)
Bij uitspraken op bezwaar van 6 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen de aanslagen ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2023.
Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door een kantoorgenoot van zijn gemachtigde, te weten [naam 2]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door mr. P. van Hattem.

Overwegingen

1. Aan eiser zijn twee naheffingsaanslagen opgelegd. De naheffingsaanslag met dagtekening 4 maart 2022 is opgelegd omdat op 11 februari 2022 om 14:51 uur een parkeercontroleur heeft geconstateerd dat de auto van eiser (kenteken [kenteken]) stond geparkeerd op locatie Claes De Vrieselaan te Rotterdam (zone 500) en er niet voldoende of geen parkeerbelasting was betaald. De naheffingsaanslag met dagtekening 3 maart 2022 is opgelegd omdat op 16 februari 2022 om 10:26 uur een parkeercontroleur heeft geconstateerd dat de auto van eiser (kenteken [kenteken]) stond geparkeerd op locatie Lodewijk Pincoffsweg te Rotterdam (zone 320) en er niet voldoende of geen parkeerbelasting was betaald.
2. Uit de door eiser overgelegde schermafbeeldingen van een parkeerapplicatie blijkt dat eiser parkeerbelasting heeft afgedragen voor zijn auto op de volgende data en tijdstippen:
- op 11 februari van 11:14 uur tot 18:04 uur stond de auto van eiser aangemeld voor de zone 571 in Rotterdam, waarbij aan parkeerkosten in totaal € 11,54 in rekening gebracht is (naast € 0,39 transactiekosten);
- op 16 februari van 9:55 uur en 11:52 uur stond de auto van eiser aangemeld voor de zone 571 in Rotterdam, waarbij aan parkeerkosten in totaal € 2,74 in rekening gebracht is (naast € 0,39 transactiekosten).
3. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht aan eiser is opgelegd. Meer bijzonder is in geschil of eiser voldoende en op de juiste wijze parkeerbelasting heeft afgedragen.
3.1.
Er bestaat geen geschil over dat op die locatie parkeerbelasting verschuldigd was en dat eiser op dat moment parkeerbelasting heeft afgedragen voor een andere zone met een verschillend tarief.
4. Eiser stelt dat hij reeds parkeerbelasting deels heeft voldaan wat maakt dat verweerder ten onrechte een bedrag van € 2,60 heeft nageheven. Dat er sprake is van een verkeerde zone ligt aan de applicatie van eiser. De zone wordt namelijk automatisch weergegeven. Eiser kan niet worden tegengeworpen dat de applicatie feitelijk onjuiste informatie geeft. Hij verwijst hierbij naar de uitspraak van de Hoge Raad van 5 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1014.
5. Voor zover eiser heeft gesteld dat verweerder niet bevoegd was om € 2,60 na te heffen, gelet op de reeds betaalde parkeerbelasting, volgt de rechtbank dit niet. Volgens artikel 234, derde lid, van de Gemeentewet is de heffingsambtenaar bevoegd om bij naheffing standaard een forfaitair bedrag gelijk aan de verschuldigde parkeerbelasting van een uur in rekening te brengen, ongeacht wat overigens al zou zijn betaald (vgl de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 21 oktober 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:2134, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 18 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:56).
5.1.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat de verschuldigde belasting ter zake van het parkeren op de momenten van opleggen van de naheffingsaanslagen niet op de voorgeschreven wijze door eiser is voldaan. Eiser heeft namelijk belasting betaald voor zone 571 terwijl hij geparkeerd stond in zone 500 en 320. De door eiser aangevoerde omstandigheid dat de verkeerde zone automatisch is weergegeven bij het aanmelden via de parkeerapplicatie, kan - wat daar verder ook van zij - niet leiden tot een ander oordeel. Volgens vaste rechtspraak heeft een parkeerder een onderzoeksplicht voorafgaand aan het parkeren (Zie uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 29 maart 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1211). Aangezien eiser er zelf voor heeft gekozen om de parkeerbelasting te voldoen door middel van betaling via een applicatie, lag het op zijn weg om te controleren of de parkeeractie werd gestart voor juiste zone waarin eiser zich bevond (door de bebording in de straat te bekijken waarop het zonenummer staat vermeld). Dit geldt ook wanneer een zone automatisch door een applicatie wordt ingevuld. Ter zitting heeft verweerder nog toegelicht dat voor beide locaties geldt dat het zonebord op oogafstand zichtbaar is, hetgeen eiser niet heeft betwist. Het onjuist aanmelden komt dus voor rekening en risico van de parkeerder.
5.2.
De verwijzing van eiser naar de uitspraak van de Hoge Raad van 5 juni 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1014) kan hem in de onderhavige zaak niet baten. In die zaak was sprake van foutieve informatie in de applicatie verstrekt door de betrokken gemeente. Daarvan is in de onderhavige zaak niet gebleken.
6. De beroepen zijn ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Tchang, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).