ECLI:NL:RBROT:2023:10739
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de voorschotten op WIA-uitkering en toeslag in verband met de referteperiode
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de hoogte van de voorschotten op de WIA-uitkering en toeslag. Eiser, die zich op 1 oktober 2020 ziek meldde en zijn dienstverband verloor, ontving een voorschot op zijn WIA-uitkering van € 473,06 en een voorschot op zijn toeslag van € 202,71. Eiser was het niet eens met deze besluiten en stelde dat zijn dagloon en de berekening van de voorschotten niet correct waren, met name vanwege de strikte referteperiode die zijn inkomen negatief beïnvloedde. Hij verwees naar uitspraken van de rechtbank Gelderland en pleitte voor een meer humane benadering van de wetgeving.
De rechtbank overwoog dat het UWV de voorschotten correct had vastgesteld op basis van het Dagloonbesluit. Eiser had niet betwist dat het dagloon conform dit besluit was berekend. De rechtbank concludeerde dat er geen onredelijk grote nadelige gevolgen voor eiser waren die aanleiding gaven om van het Dagloonbesluit af te wijken. De rechtbank oordeelde dat het UWV de voorschotten op de juiste wijze had vastgesteld en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. Eiser kreeg geen gelijk en zijn proceskosten werden niet vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van de strikte toepassing van het Dagloonbesluit en de noodzaak voor een duidelijke onderbouwing van claims die afwijken van de standaardprocedures.