ECLI:NL:RBROT:2023:10739

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
ROT 23/1581
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de voorschotten op WIA-uitkering en toeslag in verband met de referteperiode

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de hoogte van de voorschotten op de WIA-uitkering en toeslag. Eiser, die zich op 1 oktober 2020 ziek meldde en zijn dienstverband verloor, ontving een voorschot op zijn WIA-uitkering van € 473,06 en een voorschot op zijn toeslag van € 202,71. Eiser was het niet eens met deze besluiten en stelde dat zijn dagloon en de berekening van de voorschotten niet correct waren, met name vanwege de strikte referteperiode die zijn inkomen negatief beïnvloedde. Hij verwees naar uitspraken van de rechtbank Gelderland en pleitte voor een meer humane benadering van de wetgeving.

De rechtbank overwoog dat het UWV de voorschotten correct had vastgesteld op basis van het Dagloonbesluit. Eiser had niet betwist dat het dagloon conform dit besluit was berekend. De rechtbank concludeerde dat er geen onredelijk grote nadelige gevolgen voor eiser waren die aanleiding gaven om van het Dagloonbesluit af te wijken. De rechtbank oordeelde dat het UWV de voorschotten op de juiste wijze had vastgesteld en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. Eiser kreeg geen gelijk en zijn proceskosten werden niet vergoed.

De uitspraak benadrukt het belang van de strikte toepassing van het Dagloonbesluit en de noodzaak voor een duidelijke onderbouwing van claims die afwijken van de standaardprocedures.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/1581

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. U. Karatas),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

Met het besluit van 3 oktober 2022 (het primaire besluit I) heeft het UWV aan eiser medegedeeld dat hij vanaf 29 september 2022 een voorschot op zijn WIA [1] -uitkering ontvangt van € 473,06 bruto per maand.
Met het besluit van 21 oktober 2022 (het primaire besluit II) heeft het UWV aan eiser medegedeeld dat hij vanaf 29 september 2022 een voorschot op zijn toeslag ontvangt van
€ 202,71 bruto per maand.
In bezwaar is het UWV bij deze besluiten gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 2 februari 2023.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft gewerkt als uitzendkracht en heeft zich op 1 oktober 2020 ziek gemeld. Door deze ziekmelding is het dienstverband van eiser op 1 oktober 2020 verbroken. Het UWV heeft daarop aan eiser ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Eiser heeft een aanvraag voor een WIA-uitkering gedaan. Het UWV had meer tijd nodig om op deze aanvraag te beslissen en heeft het primaire besluit I genomen en aan eiser een voorschot toegekend.
3. Op 18 oktober 2022 heeft eiser vervolgens een toeslag aangevraagd. Omdat het UWV nog geen definitieve beslissing over de WIA-aanvraag van eiser heeft genomen, heeft het UWV het primaire besluit II genomen en een voorschot op de toeslag toegekend.

Wat vindt eiser

4. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt dat zijn dagloon en daarmee het voorschotbedrag voor de WIA-uitkering en de toeslag, niet juist zijn. Vanwege de hantering van de strikte referteperiode wordt eiser hard in zijn inkomen geraakt. Zijn WIA-uitkering zou hiermee slechts 1/3 bedragen van wat zijn Ziektewetuitkering was. Bij een voortdurende ziekteperiode is dat niet uit te leggen met de enkele reden dat in de referteperiode wat gaten zouden zijn.
5. Eiser verwijst naar uitspraken van de rechtbank Gelderland. [2] Volgens eiser is er in de rechtspraak een duidelijke tendens dat er meer met een menselijke maat naar – soms te starre – wetgeving moet worden gekeken. Eiser stelt dat het besluit van het UWV onzorgvuldig is, omdat – zo de rechtbank begrijpt – niet is onderbouwd dat ook met de menselijke en redelijke maat rekening is gehouden. Eiser verzoekt de rechtbank net als de rechtbank Gelderland te oordelen dat het UWV niet mag vasthouden aan strikte toepassing van de betrokken wetgeving wegens de onevenredig nadelige gevolgen die dat voor eiser heeft.

Wat vindt de rechtbank

6. Volgens eiser mag het UWV niet vasthouden aan strikte toepassing van de betrokken wetgeving voor wat betreft de referteperiode, vanwege de onevenredig nadelige gevolgen hiervan voor hem. Volgens eiser moet er rekening worden gehouden met een menselijke en redelijke maat. Hij verwijst hierbij naar twee uitspraken van de rechtbank Gelderland. Eiser stelt niet – zo begrijpt de rechtbank – dat de gehanteerde referteperiode en de berekening van het dagloon onjuist zijn.
7. De rechtbank overweegt het volgende. Het UWV heeft de voorschotten van eiser gebaseerd op het vastgestelde dagloon. Het dagloon is conform het Dagloonbesluit [3] berekend. Het is vaste rechtspraak dat het Dagloonbesluit dwingend voorschrijft hoe verweerder het dagloon moet berekenen. Eiser heeft niet betwist dat het dagloon conform het Dagloonbesluit is vastgesteld. Eiser heeft, met verwijzing naar uitspraken van de rechtbank Gelderland, een beroep gedaan op de menselijke maat. Het is de rechtbank niet gebleken dat in de situatie van eiser sprake is van onredelijk grote nadelige gevolgen voor eiser, waardoor afgeweken zou moeten worden van het Dagloonbesluit. Eiser heeft opgemerkt dat zijn inkomen verminderd is ten opzichte van zijn Ziektewetuitkering en dat dit ‘bij een voortdurende arbeidsongeschiktheid niet uit is te leggen met de enkele redengeving dat er in de referteperiode wat gaten zouden zijn’. De rechtbank begrijpt dat eiser met de verwijzing naar ‘gaten in de referteperiode’ bedoelt dat hij in bepaalde periodes van de referteperiode minder heeft verdiend en dat hij het oneerlijk vindt dat daardoor zijn dagloon lager uitpakt. Eiser heeft niet toegelicht waarom de berekening conform het Dagloonbesluit tot onredelijke gevolgen leidt. Dat het dagloon voor de WIA-uitkering lager uitvalt dan het dagloon op grond van de Ziektewet is op zichzelf namelijk niet als onredelijk aan te merken. De rechtbank kan het standpunt van eiser dan ook niet volgen.

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank komt tot het oordeel dat het UWV de voorschotten op de juiste wijze heeft vastgesteld en dat er geen reden is om af te wijken van de bepalingen in het Dagloonbesluit.
9. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 16 november 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.Zie de uitspraken van de rechtbank Gelderland van 12 oktober 2022 (ECLI:NL:RBGEL:2022:5771) en van 9 november 2021 (ECLI:NL:RBGEL:2021:5972).
3.Het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen.