ECLI:NL:RBROT:2023:10793

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
83-250864-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het medeplegen van gewoontewitwassen van onroerend goed en bitcoins

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van gewoontewitwassen. De tenlastelegging betrof het witwassen van een woning in Amsterdam, aanbetalingen voor woningen in Spanje en Australië, en privéstortingen. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van acht maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat zij zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen gefinancierd waren met uit misdrijf afkomstig vermogen van haar medeverdachte. Echter, de door de officier van justitie aangedragen feiten en omstandigheden rechtvaardigden niet het vermoeden dat de bitcoins van de medeverdachte uit misdrijf afkomstig waren. De rechtbank oordeelde dat er geen direct bewijs was voor een gronddelict en dat de verdachte vrijgesproken werd van de tenlastelegging. De rechtbank gelastte tevens de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte, gezien de vrijspraak van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83-250864-20
Datum uitspraak: 7 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1979,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01]
[woonplaats01] (Thailand),
raadsman mr. P.J. Zandt, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. V.A.M.G. van de Bilt en mr. F.B.W. Groendijk (hierna: de officier van justitie) heeft gevorderd:
  • partiële vrijspraak van de primair ten laste gelegde zinsnede “- 29.387 EUR (privé stortingen 2017) (AMB-107), en/of”;
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De verdenking ten aanzien van de verdachte berust op de conclusie dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de in de tenlastelegging genoemde onroerende goederen zijn gefinancierd met uit misdrijf afkomstig vermogen van haar partner, tevens medeverdachte.
Er is geen direct bewijs voor een gronddelict. Op grond van de volgende indicatoren bestaat echter het vermoeden dat het vermogen waarmee de partner van de verdachte, tevens medemedeverdachte, de aankoop van een woning in Amsterdam en de aanbetaling van te bouwen woningen in Spanje en Australië van misdrijf afkomstig is.
De medemedeverdachte heeft over de jaren 2015 tot en met 2019 onjuiste aangiften inkomstenbelasting gedaan door geen, althans veel minder vermogen in bitcoins op te geven dan in werkelijkheid het geval was. Het niet opgeven van vermogen is opgenomen in de lijst van feiten van algemene bekendheid en overige indicatoren van witwassen van het AMLC.
Met betrekking tot de herkomst van de bitcoins van de medemedeverdachte is uit onderzoek van de FIOD gebleken dat hij deze heeft verworven met de handel op het darkweb in illegale goederen (drugs). De medemedeverdachte is vermoedelijk actief geweest onder het kopers account ‘ [accountnaam01] ’ op de darkweb marktplaats Silk Road en als gebruiker van het withdrawal adres ‘ [accountnaam02] ’. Dit blijkt onder meer uit het door ‘ [accountnaam01] ’ gebezigde afleveradres, [adres02] in Amstelveen, waar de medeverdachte ingeschreven stond en dit adres is ook het initiële adres van [bedrijf01] . Een andere bestelling stond op naam van [naam01] . Medeverdachte is in 2013 veroordeeld door de Rechtbank Amsterdam voor het voorhanden hebben van een vals reisdocument op naam van [naam01] . Ook is een bestelling op het darkweb via hetzelfde account bezorgd op een adres in Aarhus in Denemarken en de medeverdachte heeft kort daarna ingeschreven gestaan in Aarhus.
Daarnaast is uit de chainanalysis met betrekking tot de eerste inleg (15 bitcoins) op het Local Bitcoins platform van het bedrijf van de medeverdachte, [bedrijf01] , gebleken dat deze indirect afkomstig zijn van twee darkweb platforms en twee mixers. Ook ten aanzien van bitcoins op andere accounts van de medeverdachte en/of zijn bedrijf [bedrijf01] , waaronder Bistamp, BL3P en Kraken, zijn bij analyse links te zien met het darkweb.
De verklaring van medeverdachte over de herkomst van zijn bitcoins, is niet betrouwbaar en blijkt onjuist of is niet te verifiëren. Aldus kan geconcludeerd worden dat het niet anders kan zijn dan dat de bitcoins van de verdachte een criminele herkomst hebben en sprake is van witwassen.
De medeverdachte is degene die feitelijk de witwashandelingen heeft verricht. Hij had opzet op en wetenschap van de handelingen. Gelet op de periode waarover en de wijze waarop is witgewassen (darkweb, bitcoins, omzetten in geld, woningen, baren en munten), alsmede de omvang van het totale witwasbedrag, is sprake van gewoontewitwassen. Voorts is ten aanzien van de witwashandelingen van de medeverdachte sprake van medeplegen, want die handelingen zijn in nauwe en bewuste samenwerking gepleegd, getuige ook hun handtekeningen op de formele documenten betreffende de verschillende panden, het feit dat zij de woning aan de [straatnaam01] samen bewoonden en zij samen bedachten hoe de woningen in het buitenland verder vorm moesten krijgen.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit.
4.1.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420ter in samenhang met artikel 420bis, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’ is, kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien de door het Openbaar Ministerie aangedragen feiten en omstandigheden het vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat deze een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft waaruit zou volgen dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat een zodanige verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet de bewijspositie in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan tegenwicht aan de verdenking heeft geboden of dat hij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Indien een dergelijke verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen omtrent het bewijs.
De rechtbank zal het aan de verdachte ten laste gelegde verwijt aan de hand van dit toetsingskader beoordelen.
Vermoeden van witwassen
De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen de tenlastegelegde voorwerpen en een nauwkeurig aangeduid misdrijf.
Het gaat in deze zaak in de kern om de vraag naar de herkomst van het vermogen in bitcoins van de medeverdachte. Op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat alle vermogensbestanddelen waarvan de verdachte witwassen wordt verweten gefinancierd zijn vanuit dit vermogen.
Volgens de officier van justitie heeft de medeverdachte zijn bitcoins verdiend met illegale handel op het darkweb. Deze conclusie is onder andere gebaseerd op onderzoek (chainanalysis) waaruit volgt dat een (klein) deel van de bitcoins van de medeverdachte indirect afkomstig is van het darkweb of van een mixer. Een rechtstreeks verband tussen de medeverdachte en illegale handel op het darkweb is hiermee echter niet aangetoond. Evenmin kan worden vastgesteld in hoeverre de medeverdachte bij het verwerven van deze bitcoins wist of kon weten dat deze waren gebruikt bij de illegale handel op het darkweb. Daarnaast zijn er aanwijzingen die wijzen in de richting van betrokkenheid van de medeverdachte bij de op het darkweb handelende accounts ‘ [accountnaam01] ’ en ‘ [accountnaam02] ’. Deze aanwijzingen roepen serieuze vragen op jegens de medeverdachte, maar zijn niet sluitend. Op grond daarvan kan dan ook, anders dan de officier van justitie doet, niet de conclusie worden getrokken dat de medeverdachte ‘ [accountnaam01] ’ is en actief is als ‘ [accountnaam02] ’.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de door de officier van justitie aangedragen feiten en omstandigheden - ook in onderling verband en samenhang bezien - niet het vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat de bitcoins van de medeverdachte uit misdrijf afkomstig zijn. De omstandigheid dat de medeverdachte onjuiste aangiften inkomstenbelasting heeft gedaan door geen, althans veel minder vermogen in bitcoins op te geven dan in werkelijkheid het geval was, leidt niet tot een andere conclusie. Bij dit oordeel is betrokken dat de medeverdachte nog vóórdat hij in het onderzoek als verdachte werd aangemerkt heeft verklaard dat hij al vanaf 2010 bitcoins heeft gekocht van zijn salaris. Ten aanzien van de waarde van de bitcoins merkt de rechtbank op dat het een feit van algemene bekendheid is dat de bitcoins in 2010 enkele euro’s per stuk waard waren en dat de waarde van de bitcoin daarna flink is gestegen. Bij de komst van de medeverdachte naar Nederland in 2014 beschikte hij, naar zijn zeggen, over ongeveer 500 bitcoins. Gelet op de grote waardestijging van de bitcoin heeft hij kunnen voorzien in het levensonderhoud van de verdachte en hemzelf en de vermogensbestanddelen kunnen verwerven waarvan de verachte en de medeverdachte thans witwassen wordt verweten. Voor zover navraag (door de medeverdachte in 2018 wegens vragen van Bitonic en later door de FIOD) bij Mt. Gox, het platform waarop de medeverdachte naar zijn zeggen handelde, en de Rabobank, niet heeft kunnen leiden tot stukken ter onderbouwing van de verklaring van de medeverdachte, kan dat bij deze stand van de procedure niet aan de verdachte worden tegengeworpen.
De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (gewoonte)witwassen zoals primair en subsidiair ten laste gelegd en zal haar van het ten laste gelegde vrijspreken.
4.1.4.
Conclusie
Het primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.In beslag genomen voorwerpen

5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen goederen op de beslaglijst verbeurd te verklaren.
5.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de in beslag genomen goederen terug te geven aan de verdachte.
5.3.
Beoordeling
Gelet op de vrijspraak van de tenlastegelegde feiten, zal ten aanzien van de in beslag genomen goederen een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
gelast ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen de teruggave aan verdachte;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. A.S. Flikweert en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Fliert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Zij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 juni
2016 tot en met 05 oktober 2020 te Amsterdam,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
(telkens) (van) één of meerdere voorwerpen, te weten:
- 421.316 EUR en/of onroerend goed, zijnde de [adres03] te Amsterdam
(AMB-048), en/of
- 46.420 EUR en/of onroerend goed, zijnde een woning in Spanje (AMB-103,
DOC-122), en/of
- 39.561 EUR en/of onroerend goed, zijnde een woning in Australië (AMB-103,
DOC-123), en/of
- 29.387 EUR (privé stortingen 2017) (AMB-107)
a. a) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing
heeft
verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de
rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen
en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, en/of
b) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en), dat bovenomschreven voorwerpen
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig
misdrijf,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) van het plegen van dat feit een
gewoonte heeft/hebben gemaakt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
Zij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 juni
2016 tot en met 05 oktober 2020 te Amsterdam,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
(telkens) (van) één of meerdere voorwerpen, te weten:
- 421.316 EUR en/of onroerend goed, zijnde de [adres03] te Amsterdam
(AMB-048), en/of
- 46.420 EUR en/of onroerend goed, zijnde een woning in Spanje (AMB-103,
DOC-122), en/of
- 39.561 EUR en/of onroerend goed, zijnde een woning in Australië (AMB-103,
DOC-123), en/of
- 29.387 EUR (privé stortingen 2017) (AMB-107)
a. a) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing
heeft
verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de
rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen
en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, en/of
b) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en)
vermoeden, dat bovenomschreven voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk
of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;