ECLI:NL:RBROT:2023:10955

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
10720256
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid curator in faillissement en eigendom van huurovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, hebben eisers, eigenaren van een pand, een kort geding aangespannen tegen de curator van Beanzy B.V., die failliet was verklaard. De eisers vorderen dat de curator niet overgaat tot verkoop van een horecakeuken en barmeubel die in het gehuurde zijn geplaatst. De kantonrechter oordeelt dat de keuken en de bar, door hun bevestiging aan het gehuurde, bestanddeel zijn geworden van het pand en daarmee eigendom van de eisers. De curator heeft aangekondigd deze zaken te willen verkopen, maar de kantonrechter stelt vast dat de huurovereenkomst bepaalt dat dergelijke toevoegingen in geval van faillissement in het gehuurde moeten blijven. De eisers hebben voldoende spoedeisend belang aangetoond, omdat de curator op korte termijn tot verkoop wil overgaan, wat aanzienlijke schade voor hen zou betekenen. De kantonrechter wijst de primaire eis van de eisers grotendeels toe en verbiedt de curator om de keuken en bar te verkopen totdat in een bodemprocedure is vastgesteld aan wie deze in eigendom toebehoren. Tevens wordt de curator veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die op € 1.008,14 worden vastgesteld, met wettelijke rente. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10720256 VV EXPL 23-482
datum uitspraak: 16 november 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] en [eiser02] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eisers,
gemachtigde: mr. M.J. Goedhart,
tegen
[gedaagde01] q.q.,handelend als curator in het faillissement van
Beanzy B.V.,
kantoorhoudende te [plaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eisers01] en ‘de curator’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 25 oktober 2023;
  • de akte overlegging producties (1-10) van [eisers01] ;
  • de producties van de curator;
  • de akte overlegging producties (11-15) van [eisers01] ;
  • de spreekaantekeningen van [eisers01] ;
  • de spreekaantekeningen van de curator.
1.2.
Op 2 november 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigde besproken.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[eisers01] zijn eigenaar van het pand aan [adres01] te [plaats02] . Het pand bestaat onder meer uit een bedrijfsruimte in de kelder/ het souterrain en op de begane grond. Op 15 februari 2022 hebben [eisers01] de bedrijfsruimte (hierna: het gehuurde) aan Beanzy B.V. verhuurd voor de duur van vijf jaar. Beanzy heeft in het gehuurde een horecakeuken en een barmeubel geplaatst. Op 27 juni 2023 is Beanzy failliet verklaard en is de curator aangesteld als curator. De curator heeft aangekondigd dat hij over wil gaan tot verkoop van de zaken die tot de boedel van Beanzy behoren. [eisers01] willen dat de kantonrechter bepaalt dat de curator niet tot verkoop van de keuken en de bar mag overgaan, omdat die eigendom zijn van [eisers01] en de curator niet het recht heeft de keuken of de bar weg te nemen. De kantonrechter oordeelt dat de curator de keuken en de bar niet mag wegnemen of verkopen en wijst de primaire eis van [eisers01] grotendeels toe. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dat oordeel komt.
beoordeling van een eis in kort geding
2.2.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eisers01] hebben bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor de curator als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
spoedeisend belang
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat [eisers01] voldoende hebben onderbouwd dat zij een spoedeisend belang hebben bij hun eis. De curator is voornemens om op korte termijn tot het wegnemen en verkopen van de keuken en de bar over te gaan. Dit zou aanzienlijke schade voor [eisers01] met zich meebrengen (zie hierna onder 2.4). Dat betekent dat [eisers01] de uitkomst van een bodemprocedure niet kunnen afwachten.
waarschijnlijkheid dat eis in bodemprocedure zou worden toegewezen
2.4.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter zijn de keuken en de bar bestanddeel geworden van het gehuurde en daarmee eigendom van [eisers01] Als de keuken en de bar op zodanige manier zijn bevestigd aan de vloeren, wanden of plafonds van het gehuurde, dat ze daarvan niet los kunnen worden gemaakt zonder dat er schade van betekenis ontstaat, dan zijn die daarmee bestanddeel geworden van het gehuurde en eigendom van [eisers01] [1] . [eisers01] hebben gesteld dat er zeer aanzienlijke werkzaamheden nodig zouden zijn om de keuken en de bar te verwijderen en om het gehuurde vervolgens weer in oorspronkelijke staat te brengen. Zij hebben dit onderbouwd met een offerte van een aannemer, die de totale kosten van het verwijderen van de keuken en de bar en het herstel van het gehuurde begroot op € 70.253,59 inclusief btw. De curator heeft betwist dat het verwijderen van de keuken en de bar noemenswaardige schade met zich mee zou brengen, maar hij heeft die betwisting niet onderbouwd. Daarmee acht de kantonrechter het voldoende aannemelijk dat de keuken en de bar bestanddeel van het gehuurde zijn geworden.
2.5.
De kantonrechter is verder voorshands van oordeel dat de curator op grond van de huurovereenkomst geen recht heeft om de keuken en de bar weg te nemen. De wet bepaalt weliswaar dat een huurder bevoegd is door hem aangebrachte veranderingen en toevoegingen ongedaan te maken [2] , maar daarvan kan in de huurovereenkomst worden afgeweken. In artikel 14.13 van de huurovereenkomst is bepaald dat in het gehuurde aangebrachte wijzigingen/toevoegingen/voorzieningen (ook) in geval van faillissement van de huurder in het gehuurde achter dienen te blijven. De kantonrechter is, anders dan de curator, van oordeel dat voldoende duidelijk is dat de bedoeling van partijen is geweest dat de bar en de keuken moeten worden beschouwd als wijzigingen, toevoegingen of voorzieningen in de zin van artikel 14.13 van de huurovereenkomst. [eisers01] hebben tijdens de zitting aangevoerd dat het gehuurde indertijd moest worden aangepast om deze specifieke keuken en bar te kunnen plaatsen, waarbij het casco moest worden voorzien van aangepast leidingwerk en afvoeren. Bij verwijdering van de keuken en het barmeubel zouden de leidingen en afvoeren nutteloos zijn en zouden er opnieuw grote werkzaamheden aan het casco noodzakelijk zijn om voor een nieuwe exploitant een nieuwe keuken en een barmeubel te plaatsen. Dat was de reden om in de huurovereenkomst op te nemen dat wijzigingen, aanpassingen en voorzieningen bij het einde van de huurovereenkomst in het gehuurde moesten blijven. [eisers01] hebben naar voren gebracht dat dit ten tijde van de onderhandelingen over de huurovereenkomst uitgebreid met Beanzy is besproken en dat de strekking van de betreffende bepaling volledig duidelijk was voor Beanzy. De curator heeft dat niet gemotiveerd betwist. Er is verder ook niet gesteld of gebleken dat er een andere rechtsgrond is dan de huurovereenkomst op grond waarvan de curator de keuken en de bar zou mogen wegnemen.
belangenafweging ten aanzien van de belangrijkste eis
2.6.
Gegeven het bovenstaande is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter aannemelijk dat de bodemrechter in een eventuele bodemprocedure zal oordelen dat [eisers01] op grond van de huurovereenkomst eigenaar zijn geworden van de keuken en de bar en dat de curator niet het recht heeft om de keuken of de bar weg te nemen. [eisers01] hebben er groot belang bij dat de keuken en de bar niet worden weggenomen, omdat dat tot zeer aanzienlijke schade zou leiden. Het belang van de curator is uitsluitend dat er geld in de boedel vloeit; dat belang kan ook in een eventuele bodemprocedure aan de orde komen.
overige onderdelen van de primaire eis
2.7.
De curator heeft de bereidheid getoond om de procedure in kort geding af te wachten voordat hij tot verkoop overgaat. Ook op de zitting heeft de curator aangegeven dat hij zich aan de uitspraak van de kantonrechter zal houden. De kantonrechter ziet daarom geen reden om aan de veroordeling een dwangsom te verbinden.
2.8.
In deze procedure is de curator in zijn hoedanigheid van curator gedagvaard en verschenen. Voor een pro se veroordeling is geen grondslag; deze eis wordt daarom afgewezen.
2.9.
Nu de primaire eis grotendeels wordt toegewezen hoeft de subsidiaire eis niet meer te worden besproken.
proceskosten
2.10.
De curator krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eisers01] tot vandaag vast op
€ 129,14 aan dagvaardingskosten, € 86,00 aan griffierecht en € 793,-- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 1.008,14. Voor kosten die [eisers01] maken na deze uitspraak moet de curator een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist. [3] De wettelijke rente wordt toegewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
2.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verbiedt de curator q.q. de keuken en het barmeubel, daaronder begrepen alle apparatuur en vaste toebehoren, te (doen) verkopen en/of veilen, totdat in een bodemprocedure onherroepelijk is vastgesteld aan wie de keuken en het barmeubel in eigendom toebehoren;
3.2.
veroordeelt de curator q.q. in de proceskosten, die aan de kant van [eisers01] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.008,14 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
821

Voetnoten

1.Artikelen 3:4 en 5:3 BW.
2.Artikel 7:216 lid 1 BW.
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853