In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, hebben eisers, eigenaren van een pand, een kort geding aangespannen tegen de curator van Beanzy B.V., die failliet was verklaard. De eisers vorderen dat de curator niet overgaat tot verkoop van een horecakeuken en barmeubel die in het gehuurde zijn geplaatst. De kantonrechter oordeelt dat de keuken en de bar, door hun bevestiging aan het gehuurde, bestanddeel zijn geworden van het pand en daarmee eigendom van de eisers. De curator heeft aangekondigd deze zaken te willen verkopen, maar de kantonrechter stelt vast dat de huurovereenkomst bepaalt dat dergelijke toevoegingen in geval van faillissement in het gehuurde moeten blijven. De eisers hebben voldoende spoedeisend belang aangetoond, omdat de curator op korte termijn tot verkoop wil overgaan, wat aanzienlijke schade voor hen zou betekenen. De kantonrechter wijst de primaire eis van de eisers grotendeels toe en verbiedt de curator om de keuken en bar te verkopen totdat in een bodemprocedure is vastgesteld aan wie deze in eigendom toebehoren. Tevens wordt de curator veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die op € 1.008,14 worden vastgesteld, met wettelijke rente. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.