ECLI:NL:RBROT:2023:11090

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
FT EA 23-224
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de toepassing van de schuldsaneringsregeling met betrekking tot de hardheidsclausule

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 mei 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft een verzoekschrift ingediend waarin hij vraagt om de schuldsaneringsregeling toe te passen. Tijdens de zitting op dezelfde dag is de verzoeker gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoekschrift voldoet aan de wettelijke eisen en dat de verzoeker in een toestand verkeert waarin hij niet in staat is om zijn schulden te betalen. Er is onvoldoende grond voor afwijzing van het verzoek.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de goede trouw van de verzoeker met betrekking tot het ontstaan van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. De rechtbank heeft geconstateerd dat de verzoeker recentelijk schulden heeft gemaakt door te tanken zonder te betalen, wat niet als goede trouw kan worden beschouwd. Echter, de rechtbank heeft ook overwogen dat de verzoeker zijn onderneming heeft gestaakt, onder bewind staat en hulpverlening accepteert, wat duidt op een stabiele gedragsverandering. Dit heeft geleid tot het vertrouwen dat de verzoeker de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat zij bevoegd is om deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen, aangezien het centrum van de voornaamste belangen van de verzoeker in Nederland ligt. De rechtbank heeft vervolgens de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken, de rechter-commissaris benoemd en diverse maatregelen getroffen om de verzoeker te ondersteunen in zijn schuldsanering. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer01]
uitspraakdatum: 11 mei 2023
[verzoeker01],
[adres01] ,
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker is gehoord ter zitting van 11 mei 2023.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoeker verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met betaling van zijn schulden. Er is geen, althans onvoldoende grond gebleken voor afwijzing van het verzoek.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. Ook dient voldoende aannemelijk te zijn dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
In dit geval heeft de rechtbank in het bijzonder gekeken naar de recente schulden aan de verscheidene tankstations die verzoeker heeft laten ontstaan door te tanken zonder te betalen. Deze schulden zijn naar hun aard niet te goeder trouw ontstaan, althans onbetaald gelaten, en staan, voor zover deze schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend zijn ontstaan of onbetaald gelaten, in beginsel aan toelating in de weg.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid, van de Fw, ondanks het ontbreken van goede trouw, wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat verzoeker de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van de schulden, onder controle heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. Verzoeker heeft zijn onderneming gestaakt, staat sinds
30 september 2022 onder bewind en is niet meer in het bezit van een auto. Bovendien aanvaardt verzoeker hulpverlening en is er een WMO-arrangement afgegeven door het Leger Des Heils voor de periode van 28 februari 2022 tot en met 26 februari 2023, hierdoor verwezenlijkt verzoeker een stabiele gedragsverandering. Door het vorenstaande is bij de rechtbank het vertrouwen ontstaan dat verzoeker de verplichtingen uit de wettelijke schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoeker in Nederland ligt.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker01],
geboren op [geboortedatum01] -1975 te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ),
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ;
[bedrijf01]
gevestigd [vestigingsadres01] , [postcode02] [vestigingsplaats01]
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M. Aukema
en tot bewindvoerder E.A. de Snoo,
gevestigd te Postbus 187,
3330 AD Zwijndrecht;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/37e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen;
- bepaalt dat schuldenaar zich onder beschermingsbewind laat stellen en tijdens de schuldsaneringsregeling onder beschermingsbewind houdt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van
A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2023.