ECLI:NL:RBROT:2023:11274

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
10737237
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontruiming van bedrijfsruimte in kort geding

In deze zaak, die op 9 november 2023 door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding dat is aangespannen door [eiseres01] tegen [gedaagde01] vanwege huurachterstand van een bedrijfsruimte. [gedaagde01] huurt sinds 1 april 2023 een bedrijfsruimte van [eiseres01] en heeft een huurachterstand opgebouwd van € 2.758,80 tot en met oktober 2023. [eiseres01] heeft in het kort geding geëist dat [gedaagde01] de bedrijfsruimte ontruimt en de achterstallige huur betaalt, evenals een contractuele boete van € 900,- en toekomstige huur tot de ontruiming. Tijdens de zitting op 26 oktober 2023 heeft [gedaagde01] verzocht om uitstel, maar dit verzoek werd afgewezen door de kantonrechter, die oordeelde dat [gedaagde01] voldoende tijd had gehad om juridische bijstand te regelen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde01] in gebreke is gebleven met de huurbetalingen en dat er geen gegronde redenen zijn om de huur niet te betalen. De rechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand voldoende is om de huurovereenkomst in een bodemprocedure te ontbinden. Gezien de omstandigheden, waaronder de beëindiging van de onderneming van [gedaagde01], heeft de kantonrechter geoordeeld dat de belangen van [eiseres01] zwaarder wegen dan die van [gedaagde01].

De kantonrechter heeft de eis van [eiseres01] tot ontruiming van de bedrijfsruimte toegewezen en bepaald dat [gedaagde01] binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de bedrijfsruimte moet ontruimen. Daarnaast is [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de contractuele boete en de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [eiseres01] direct kan overgaan tot uitvoering van het vonnis, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10737237 VV EXPL 23-502
datum uitspraak: 9 november 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01] .,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. B. van der Eijk,
tegen
[gedaagde01] die handelt onder de naam [bedrijf01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden ‘ [eiseres01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 13 oktober 2023, met bijlagen;
  • de e-mail van [gedaagde01] van 25 oktober 2023 met een verzoek tot uitstel van de zitting.
1.2.
Op 26 oktober 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was namens [eiseres01] aanwezig de heer [naam01] , bijgestaan door de gemachtigde mr. B. van der Eijk. Ook [gedaagde01] was bij de zitting aanwezig.

2.De beoordeling

Het uitstelverzoek van [gedaagde01]
2.1.
heeft één dag voor de zitting uitstel van de zitting gevraagd, waarbij hij heeft aangegeven (alsnog) een advocaat te willen inschakelen om hem in deze procedure bij te staan. De kantonrechter heeft op de zitting beslist dat er geen uitstel wordt gegeven, omdat de dagvaarding al op 13 oktober rechtsgeldig aan [gedaagde01] is betekend en hij dus bijna twee weken de tijd heeft gehad juridische bijstand in te schakelen. Van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven alsnog een uitstel toe te staan, is de kantonrechter niet gebleken.
Waar gaat deze zaak over?
2.2.
[gedaagde01] huurt sinds 1 april 2023 van [eiseres01] de bedrijfsruimte aan de [adres01] in Bergschenhoek. De huurprijs is op dit moment € 1.379,40 per maand. [gedaagde01] heeft tot en met oktober 2023 een huurachterstand van € 2.758,80. Daarom eist [eiseres01] dat [gedaagde01] wordt veroordeeld om de bedrijfsruimte te ontruimen en daarnaast de huurachterstand te betalen en de toekomstige huur vanaf november 2023 totdat de huurovereenkomst is ontbonden. Ten slotte eist [eiseres01] dat [gedaagde01] op grond van artikel 23.2 van de toepasselijke algemene bepalingen een boete van in totaal € 900,- betaalt en daarnaast een boete over elke maand vanaf november 2023 dat [gedaagde01] in gebreke is met tijdige betaling van de huur.
2.3.
[gedaagde01] wil dat de ontruiming afgewezen wordt. Sinds de breuk met zijn ex-partner is het steeds slechter gegaan met zijn onderneming (in- en verkoop van tweedehands motorfietsen). Hij is gestopt met zijn bedrijf en heeft besloten deze te verkopen. Dit kan alleen als hij niet ontruimd wordt.
2.4.
De kantonrechter wijst de eis van [eiseres01] tot ontruiming van de bedrijfsruimte en betaling van de huurachterstand, de contractuele boete en de buitengerechtelijke kosten toe. De eis tot betaling van de huurtermijnen vanaf november 2023 wordt toegewezen tot en met de datum waarop de ontruiming plaatsvindt. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Het kort geding
2.5.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiseres01] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [gedaagde01] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
[gedaagde01] moet de bedrijfsruimte ontruimen
2.6.
[gedaagde01] heeft de huur voor de maand augustus 2023 te laat betaald en de huur voor de maanden september en oktober 2023 helemaal niet betaald. Een huurachterstand van twee maanden is in de regel voldoende om in een bodemprocedure de huurovereenkomst de ontbinden. Van enige gegronde reden voor [gedaagde01] om de huur niet te betalen is niet gebleken. Op de zitting heeft [gedaagde01] aangegeven dat hij de huur niet heeft betaald uit vrees dat hij de door hem betaalde borgsom niet zal terugkrijgen bij een eventueel einde van de huur, maar dat rechtvaardigt niet dat [gedaagde01] de huur meerdere maanden niet betaalt.
2.7.
De kantonrechter oordeelt dat in de gegeven omstandigheden met een grote mate van zekerheid kan worden aangenomen dat de rechter in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal ontbinden. [eiseres01] heeft voldoende spoedeisend belang bij haar eis omdat door het verder voortduren van de huidige situatie de huurachterstand naar verwachting alleen maar verder zal oplopen, zeker nu [gedaagde01] met zijn onderneming is gestopt. Van [eiseres01] kan niet verwacht worden dat zij blijft wachten tot er een kandidaat-koper is die de onderneming van [gedaagde01] wil overnemen én die zij geschikt vindt om de huur van de bedrijfsruimte over te nemen. Daarbij weegt mee dat [gedaagde01] op de zitting heeft medegedeeld dat hij van plan is op korte termijn voor langere tijd naar het buitenland vertrekken. De belangen van [eiseres01] wegen dan ook zwaarder dan het belang van [gedaagde01] bij behoud van de bedrijfsruimte.
2.8.
Dit alles betekent dat de eis tot ontruiming van de bedrijfsruimte wordt toegewezen. De ontruimingstermijn wordt - zoals [eiseres01] heeft geëist - bepaald op zeven dagen na betekening van dit vonnis.
[gedaagde01] moet de geëiste bedragen aan [eiseres01] betalen
2.9.
Het door [eiseres01] geëiste bedrag van € 2.758,80 (de huurachterstand tot en met oktober 2023) wordt toegewezen. De eis tot betaling van de huur vanaf november 2023 wordt toegewezen tot en met de datum waarop de ontruiming plaatsvindt. Dat [eiseres01] ook ná de ontruiming nog schade zal lijden staat op dit moment onvoldoende vast.
2.10.
[eiseres01] maakt aanspraak op een boete op grond van artikel 23.2 van de toepasselijke algemene bepalingen, waarin is opgenomen dat die 1% per maand bedraagt, met een minimum van € 300,-. Omdat [gedaagde01] de huur van augustus 2023 te laat heeft betaald en de huur van september en oktober 2023 niet heeft betaald, wordt de contractuele boete van € 900,- (3 x € 300,-) toegewezen. [gedaagde01] moet deze boete ook betalen als hij vanaf november 2023 de huur niet op tijd betaalt.
2.11.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
Proceskosten
2.12.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vast op € 133,14 aan dagvaardingskosten, € 487,- aan griffierecht en € 529,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 1.149,14. Voor kosten die [eiseres01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist. [1] De gevorderde wettelijke handelsrente over de proceskosten is niet toewijsbaar omdat proceskosten geen betrekking hebben op een handelsovereenkomst als bedoeld in artikel 6:119a BW. In plaats daarvan wordt de (gewone) wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.13.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om binnen zeven dagen nadat dit vonnis is betekend de bedrijfsruimte aan de [adres01] in Bergschenhoek te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde01] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van [eiseres01] te stellen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiseres01] te betalen € 2.758,80 aan achterstallige huur tot en met de maand oktober 2023, € 900,- aan contractuele boete tot en met de maand oktober 2023 en € 593,96 aan buitengerechtelijke incassokosten;
3.3.
veroordeelt [gedaagde01] aan [eiseres01] te betalen € 1.379,40 met ingang van de maand november 2023 tot en met de datum waarop de ontruiming plaatsvindt en - uitsluitend in het geval dat [gedaagde01] in gebreke blijft met tijdige of volledige betaling daarvan - vermeerderd met de daarover verschuldigde contractuele boete van € 300,- per maand;
3.4.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres01] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.149,14 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
44487

Voetnoten

1.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853