ECLI:NL:RBROT:2023:11478

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
10/156636-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen van het voorhanden hebben van grote hoeveelheden heroïne, cocaïne en MDMA, en voorbereidingshandelingen voor de productie en handel in verdovende middelen

Op 11 oktober 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorhanden hebben van ongeveer 22 kg heroïne, 748 gram cocaïne en 188 gram MDMA, alsook van voorbereidingshandelingen voor de productie en handel in verdovende middelen. De verdachte werd op 25 juni 2023 aangehouden in een woning die als versnijdingspand werd gebruikt. Tijdens de instap troffen de autoriteiten diverse verdovende middelen en versnijdingsmiddelen aan, evenals telefoons van de verdachte die belastend materiaal bevatten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap en beschikkingsmacht had over de aangetroffen verdovende middelen, ondanks zijn verweer dat hij niet actief betrokken was bij de drugshandel. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, met verbeurdverklaring van de in beslag genomen telefoons. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de schadelijke impact van de drugshandel op de volksgezondheid.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/156636-23
Datum uitspraak: 11 oktober 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
[detentieadres01] ,
raadsman mr. S.R. Bordewijk, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 september 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Bewijsoverwegingen

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Twee van de telefoons die in de versnijdingsruimte zijn aangetroffen kunnen worden gelinkt aan de verdachte. Op beide telefoons zijn video’s aangetroffen die zijn gemaakt in het versnijdingspand in de periode van 10 tot en met 25 juni 2023, waaronder video’s van de verdachte en van medeverdachten die aan het werk zijn in de versnijdingsruimte. Ook is een chatconversatie aangetroffen met medeverdachte [medeverdachte01] , waarin de verdachte hem adresgegevens toestuurt.
De iPhone 13 bevat daarnaast honderden afbeeldingen van verdovende middelen.
De verdachte is minder onwetend dan hij heeft verklaard. Uit de gegevens die aangetroffen zijn op zijn telefoons blijkt immers dat de verdachte zich bezighoudt met de bewerking en verwerking van drugs en in de drugshandel zit.
4.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is integrale vrijspraak bepleit. De verdachte zat niet onder de vlekken, dus kennelijk heeft hij geen drugs bewerkt. Hij was weliswaar in de woning aanwezig en wist wat daar gebeurde, maar dat is onvoldoende voor een bewezenverklaring van medeplegen. Daarvoor is vereist dat zijn bijdrage van voldoende inhoud/gewicht is geweest. De foto’s en video’s op zijn telefoons bewijzen dat evenmin. Hij maakte die omdat hij dat stoer vond. Bovendien is niet alles dat op zijn telefoons is aangetroffen van hem, omdat hij de telefoon van een ander heeft overgenomen en (later) ook wel heeft uitgeleend. Het feit dat zijn telefoon in de versnijdingsruimte is aangetroffen, past bij die verklaring. De getuigenverklaring van [medeverdachte02] dat hij de verdachte niet heeft zien werken in de versnijdingsruimte is ontlastend.
Ten aanzien van de hoeveelheid aangetroffen verdovende middelen geldt dat de cocaïne en MDMA niet passen in het plaatje van de versnijdingsruimte van heroïne. De pakketten heroïne zijn aangetroffen in tassen die ook weer in tassen zaten.
4.2
Beoordeling
4.2.1.
Vaststaande feiten
Op 25 juni 2023 doet de politie een zogenoemde instap in de woning gelegen aan de [adres02] te [plaats01] , na een tweetal meldingen van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) over mannen die in het pand drugs zouden versnijden. Er zouden ook mixgeluiden te horen zijn. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte02] , huurder van de woning, worden aangetroffen in de woonkamer. In de slaapkamer worden nog eens vier verdachten aangetroffen. Een zevende verdachte springt uit het raam en wordt buiten aangetroffen.
De hele woning ruikt sterk naar verdovende middelen en overal ligt stof. Er is een open doorgang (zonder deur) van de woonkamer naar de enige slaapkamer, die niet als slaapkamer, maar volledig als versnijdingsruimte van verdovende middelen blijkt te zijn ingericht. Langs twee wanden staan lange tafels opgesteld en een salontafel staat in het midden. Er liggen op en rond die tafels allerhande goederen die naar algemene ervaringsregels in verband kunnen worden gebracht met het bewerken en verwerken van verdovende middelen, waaronder teilen en zeven, een persinstallatie met krikpot, stalen mallen, een blender, stofmaskers, plastic zakken en een koffiemolen. Ook zijn versnijdingsmiddelen aangetroffen, te weten een mengsel van paracetamol met coffeïne en boorzuur. Op de salontafel in de versnijdingsruimte ligt een bundel bankbiljetten in geseald plastic. Alles is bedekt met een waas van bruin poeder. Op meerdere plekken in de versnijdingsruimte worden, al dan niet in zakjes verpakte, hoeveelheden bruin poeder aangetroffen, en op de grond naast een lange tafel staan twee bigshoppers met daarin lichtbruine, in folie verpakte geperste blokken. Uit onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) blijkt dat het om heroïne gaat. In totaal wordt in het pand 21,857 gram heroïne aangetroffen, waarvan het overgrote deel zich in de versnijdingsruimte bevindt en één zakje van bijna 100 gram op het verlaagde plafond in de badkamer. In de woonkamer wordt in de aquariumkast een zak met daarin één zak wit poeder en twee zakken met een witte, kristalachtige substantie aangetroffen. Na onderzoek blijkt dit 748,1 gram cocaïne respectievelijk 188,9 gram MDMA te zijn. Enkele zakken met bruin poeder/brokken zijn niet door het NFI getest. Gelet op de overige onderzoeksresultaten van het NFI met betrekking tot de zakken en blokken met bruine substantie, de uiterlijke kenmerken van de niet onderzochte zakken en de omstandigheden waaronder deze zijn aangetroffen, acht de rechtbank bewezen dat ook deze zakken met bruine inhoud heroïne bevatten. De verdediging heeft dit ook niet betwist.
4.2.2.
Bewijsoverwegingen feit 1
Wetenschap
De verdachte heeft aangevoerd geen wetenschap te hebben gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen voor zover die zich in de bigshoppers en in de aquariumkast bevonden, omdat deze voor hem niet in het zicht respectievelijk in een andere ruimte lagen dan waarin hij is aangehouden. De rechtbank gaat daarin niet mee.
Vooropgesteld wordt dat er een open verbinding bestond tussen de woonkamer en de volledig als versnijdingsruimte ingerichte slaapkamer en dat het stof veroorzaakt door het versnijden van de verdovende middelen zich over de hele woning had verspreid.
De verdachte heeft verder verklaard dat hij wist dat die slaapkamer als versnijdingsruimte in gebruik was, een gebruik dat al de aanwezigheid van verdovende middelen impliceert. Bij de instap was de versnijdingsruimte ook actief in gebruik.
Op grond hiervan kan al worden geconcludeerd dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van verdovende middelen die in de woning verwerkt werden, waarmee hij zich ook ontegenzeggelijk bewust moet zijn geweest van het gegeven dat niet alle verdovende middelen in de woning direct in zicht zouden liggen. Dat de verdachte mogelijk niet wist waar, hoeveel en exact welke verdovende middelen er in de woning lagen, doet daaraan niet af.
De verwijzing van de raadsman naar een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 april 2020 (ECLI:NL:RBAMS:2020:2117) gaat niet op, omdat de omstandigheden in die zaak niet vergelijkbaar zijn met de onderhavige, nu het – anders dan in de aangehaalde casus - in deze zaak gaat om een overduidelijk als versnijdingspand ingerichte woning waarbij de ruimten in open verbinding staan en niet door middel van deuren van elkaar gescheiden zijn en ten aanzien waarvan de verdachte ook heeft verklaard dat hij op de hoogte was van wat zich daarin afspeelde.
Ook de vergelijking met een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 22 oktober 2020 (ECLI:NL:RBROT:2019:8233) gaat mank, omdat in het onderhavige geval vaststaat dat de verdachte wist dat de ruimte, waarin de bigshoppers met pakketten zijn aangetroffen, een versnijdingsruimte van verdovende middelen betrof en de inhoud van (de verpakte blokken in) die bigshoppers dan ook niets te raden overliet.
Beschikkingsmacht
De verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank naast wetenschap van de aanwezigheid van die verdovende middelen ook de beschikkingsmacht daarover gehad.
De verbalisanten ruiken bij binnenkomst in de hele woning al de geur van verdovende middelen en treffen allerhande goederen aan die in verband kunnen worden gebracht met de bewerking en verwerking van verdovende middelen. De aanwezigheid van zakjes verdovende middelen, versnijdingsmiddelen en de alles bedekkende laag bruine poeder in de woning leiden de rechtbank tot de conclusie dat de woning intensief werd gebruikt als versnijdingspand.
De verdachte zelf is aangehouden in de woonkamer, die in open verbinding stond met de versnijdingsruimte. Zijn telefoons zijn in de versnijdingsruimte aangetroffen. Met één van zijn telefoons is nog ca. één uur voor de instap een filmpje gemaakt van de in de versnijdingsruimte aanwezige werkbank. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij al sinds eind mei 2023 regelmatig in de woning verbleef en dat hij foto’s en video’s heeft gemaakt in de versnijdingsruimte. Op zijn telefoons zijn verder honderden afbeeldingen van verdovende middelen aangetroffen die gerelateerd kunnen worden aan de bewerking en verwerking van met name heroïne en cocaïne.
De rechtbank stelt voorop dat personen die niet in enigerlei hoedanigheid bij de illegale versnijdingswerkzaamheden betrokken zijn doorgaans geen toegang krijgen tot deze versnijdingspanden. Immers, de verantwoordelijken voor een versnijdingspand zullen daar geen personen dulden die niet op enigerlei wijze bij het verwerken van de verdovende middelen betrokken zijn, al was het maar om het risico op ontdekking van die activiteiten door justitie en/of ook rivaliserende criminelen te vermijden. Uit de veelvuldige aanwezigheid van de verdachte in die woning volgt dan ook dat hij tenminste een functionele of organisatorische betrokkenheid moet hebben gehad bij de in het versnijdingspand uitgevoerde activiteiten met betrekking tot de drugs en hij zo ook beschikkingsmacht heeft gehad over de verdovende middelen die in die woning in de bigshoppers en aquariumkast zijn aangetroffen. Dat medeverdachte [medeverdachte02] de verdachte niet zelf in die ruimte heeft zien werken of dat dit niet op een video is vastgelegd doet aan die conclusie niet af.
De verklaring van de verdachte dat hij enkel naar die woning ging als hij ruzie had met zijn vrouw en dat hij daar dus alleen onderdak zocht, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
In die woning was immers niet eens een regulier bed of een functionele slaapkamer aanwezig. Uit video’s blijkt bovendien dat de verdachte zich regelmatig in de avond- en nachtelijke uren in de versnijdingsruimte begaf, terwijl dit – zoals hiervoor al overwogen –zonder een daadwerkelijke betrokkenheid daarbij nooit zou zijn toegestaan, laat staan dat hij die versnijdingsruimte en/of de mensen die in die ruimte aan het werk waren op beeld had mogen vastleggen. Het feit dat de verdachte zich hiertoe vrij heeft gevoeld, onderschrijft de betrokkenheid van de verdachte bij de activiteiten in de versnijdingsruimte en de ongeloofwaardigheid van zijn verklaring.
Voor zover de verdachte zich op het standpunt stelt dat niet alles wat op zijn iPhone 13 wordt aangetroffen ook aan hem toegeschreven mag worden, baat hem dat ook niet.
Zijn verklaring dat hij de bewuste iPhone 13 van een ander heeft overgenomen en hij die telefoon mogelijk ’s nachts een keer aan een onbekende heeft uitgeleend wordt door hem namelijk pas voor het eerst ter zitting afgelegd en door hem ook niet geconcretiseerd of onderbouwd. Dit had wel van hem verwacht mogen worden, juist omdat hij weet dat hij verantwoordelijk gehouden zal worden voor dat wat op zijn telefoon wordt aangetroffen en al eerder duidelijk was dat het onderzoek van die telefoon voor hem belastend materiaal had opgeleverd. Daar komt bij dat de verdachte wel bekent andere foto’s en video’s in de versnijdingsruimte te hebben gemaakt, maar hij kan niet uitleggen hoe zijn telefoons ten tijde van zijn aanhouding in de versnijdingsruimte terecht zijn gekomen en hoe het mogelijk is dat op die iPhone 13 ook een video van de werkbank staat, een video die slechts één uur voor zijn aanhouding in die woning is gemaakt.
Nu bovendien ook de andere telefoon van de verdachte, de iPhone 14, in die versnijdingsruimte is aangetroffen en de verdachte onverklaard heeft gelaten hoe het kan dat ook op die telefoon foto’s en video’s van die versnijdingsruimte aanwezig zijn, acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat een ander dan de verdachte die beelden moet hebben gemaakt niet aannemelijk geworden.
De rechtbank schrijft dan ook het belastende materiaal dat op de respectieve telefoons is aangetroffen, waaronder de notities die sterk wijzen op de administratie van drugshandel, aan de verdachte toe en merkt dit aan als ondersteuning voor de beschikkingsmacht van de verdachte over de in die woning aangetroffen drugs.
4.2.3.
Bewijsoverweging feit 2
Voor de bewezenverklaring van strafbare voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, aanhef en sub 3 moet worden bewezen dat de verdachte opzettelijk voorwerpen voorhanden had die bestemd waren voor de voorbereiding van dat feit.
In de versnijdingsruimte zijn mengsels paracetamol met coffeïne en een hoeveelheid boorzuur aangetroffen. Ambtshalve bekend is dat deze stoffen worden gebruikt bij de bewerking en verwerking van harddrugs. Dit geldt ook voor de aangetroffen productiemiddelen zoals een drugspers, stofmaskers, blender, koffiemolen, persmallen, plastic zakken, teilen en andere goederen die met het versnijden van drugs in verband worden gebracht en ook in het zicht stonden. Gelet op verdachtes bekendheid met de versnijdingsruimte, moet hij dan ook bekend zijn geweest met de aanwezigheid van die versnijdingsmiddelen en andere goederen en het feit dat deze bestemd waren voor het bewerken en verwerken van harddrugs. Dit wordt ondersteund door de video’s die op zijn telefoons zijn aangetroffen, waarop een aantal van deze goederen ook te zien is. Gezien het feit dat hij al geruime tijd met regelmaat in het pand verbleef, de versnijdingsruimte niet was afgesloten en zijn telefoons in de versnijdingsruimte zijn aangetroffen, kan worden geconcludeerd dat hij van de aanwezigheid en het doel van die spullen op de hoogte was en over deze zaken kon beschikken.
4.2.4.
Medeplegen (feit 1 en 2)
De verdachte is met zes anderen in het versnijdingspand aangehouden en een aantal van hen heeft verklaard al langere tijd in de woning drugs versneden te hebben. Uit de video’s, die onder andere op de telefoons van de verdachte zijn aangetroffen, blijkt dat men zich regelmatig samen in de versnijdingsruimte bevond en met elkaar de drugs aan het versnijden waren. Ook de verdachte heeft zich in die versnijdingsruimte opgehouden en het werk in die ruimte vastgelegd. De rechtbank is van oordeel dat dit alles in onderling verband en samenhang bezien meebrengt dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten.
4.2.5.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij in de periode van
21 mei 2023tot en met 25 juni 2023 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad,- een hoeveelheid van ongeveer 188,9 gram XTC pillen, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende MDMA en
- een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 22.356 gram heroïne en
- een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 748,1 gram cocaïne,
zijnde heroïne en cocaïne en MDMA,
middelenals bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij in de periode van
21 mei 2023tot en met 25 juni 2023 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen om een feit, bedoeld in het vierde van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en
- het opzettelijk vervaardigen van heroïne , een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1
- zich en anderen gelegenheid
enmiddelen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
versnijdingsmiddelen, te weten een mengsel van 4091,7 gram paracetamol en/of cafeïne en 754,1 gram boorzuur en
- een drugspers en stofmaskers en een blender en een koffiemolen en persmallen en plastic zakken en teilen voorhanden te hebben;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
eendaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van ongeveer 22 kilogram heroïne, 748,1 gram cocaïne en 188,9 gram MDMA in een versnijdingspand en aan het treffen van voorbereidingshandelingen voor de bereiding, verwerking, verkoop, aflevering en verstrekking van heroïne.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de productie en handel in verdovende middelen schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Ook gaan deze strafbare feiten vaak gepaard met andere vormen van (georganiseerde) criminaliteit en werken deze in de hand. De verdachte heeft daar met zijn handelen een bijdrage aan geleverd. Hij heeft zijn eigen, financieel gewin laten prevelaren boven de belangen van de samenleving. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 augustus 2023 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten. De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de lengte van de pleegperiode en de rol die de verdachte heeft gehad in het geheel.
De straf die de rechtbank aan de verdachte oplegt pakt, dit alles wegend, korter uit dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte (zoals geïllustreerd met brieven van huisarts en werkgever) onvoldoende aanleiding om af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of tot een lagere straf te komen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoons verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling
Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • Telefoon, iPhone 14 (zwart), goednummer: 6597000
  • Telefoon, iPhone 13 (wit), goednummer: 6596992
De bij de verdachte in beslag genomen telefoons zullen verbeurd worden verklaard, omdat de bewezen feiten met behulp van deze voorwerpen zijn begaan. De telefoons zijn onder andere gebruikt voor het onderhouden van contact met de medeverdachten en voor het maken van foto’s en video’s van (verdovende middelen in de) versnijdingsruimte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 en 2:
Telefoon, iPhone 14 (zwart), goednummer: 6597000
Telefoon, iPhone 13 (wit), goednummer: 6596992.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. C.H. van Breevoort-de Bruin en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.D. Schmahl, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 15 oktober 2022 tot en met 25 juni 2023 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/ of bewerkt en/ of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid van ongeveer 188,9 gram XTC pillen, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende MDMA en/of
- een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 22.356 gram heroïne, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/ of
- een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 748,1 gram cocaïne, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde heroïne en/of cocaïne en/of MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 1 anf/ond a Opiumwet, art 2 ahf/ and B Opiumwet, art 2
ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij in of omstreeks de periode van 15 oktober 2022 tot en met 25 juni 2023 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/ of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/ of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/ of vervoeren, en/ of
- het opzettelijk vervaardigen
van heroïne en/of cocaïne en/of MDMA, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/ of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/ of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/ of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij/zij, verdachte en/of zijn/haar mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
versnijdingsmiddelen, te weten een mengsel van 4091,7 gram paracetamol en/of
cafeïne en/of 754,1 gram boorzuur en/of
- een drugspers en/ of een of meer stofmaskers en/ of een blender en/ of een
koffiemolen en/ of een of meer persmallen en/ of een of meer plastic zakken en/ of
een of meer teilen
voorhanden te hebben;
( art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art 10a lid 1
ahf/sub 3 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)