ECLI:NL:RBROT:2023:1152

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
C/10/569679 / HA ZA 19-228
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vastgoedportefeuille en afwikkeling samenwerking tussen partijen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een vastgoedportefeuille die door partijen gezamenlijk is opgebouwd. Na het beëindigen van hun samenwerking is er een geschil ontstaan over de afwikkeling van deze samenwerking. De erven van [eiser01] en [eiser02] hebben vorderingen ingesteld tegen [gedaagde01] en [gedaagde02], waarbij zij onder andere eisen dat de onroerende zaken die tot de gemeenschap behoren, worden overgedragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een gemeenschap in de zin van artikel 3:166 BW, waarbij de erven [eiser01] en [eiser02] elk 50% en [gedaagde01] en [gedaagde02] elk 25% van de onroerende zaken bezitten. De rechtbank heeft de vorderingen van de erven [eiser01] en [eiser02] in conventie afgewezen, omdat de samenwerking niet als een opdracht tot beheer of lastgeving kan worden gekwalificeerd, maar als een gemeenschap. In reconventie zijn de vorderingen van [gedaagde01] en [gedaagde02] toegewezen, waarbij de rechtbank heeft bepaald dat de erven [eiser01] en [eiser02] moeten meewerken aan de inschrijving van de eigendomsrechten in de openbare registers. De rechtbank heeft ook dwangsommen opgelegd voor het geval de erven [eiser01] en [eiser02] niet aan deze verplichtingen voldoen. De proceskosten zijn voor rekening van de erven [eiser01] en [eiser02].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/569679 / HA ZA 19-228
Vonnis van 15 februari 2023
in de zaak van

1.de erven [eiser01] ,

wonende te Rotterdam,
2.
[eiser02],
wonende te Rotterdam,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. M.J. de Best te Utrecht,
tegen

1.[gedaagde01] ,

wonende te Ridderkerk,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. C.G. Huijsmans te Goes,
2.
[gedaagde02],
wonende te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.H.S. Verhoeven te Rotterdam.
Partijen worden hierna (de erven) [eiser01] , [eiser02] , [gedaagde01] en [gedaagde02] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen van 21 december 2018, met producties;
- de conclusie van antwoord, [opmerking rechtbank: tevens eis in reconventie], met producties van [gedaagde01] ;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties van [gedaagde02] ;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte overlegging producties alsmede akte houdende provisionele vordering ex 223 Rv en wijziging van eis van [eiser01] ;
- de akte overlegging producties tevens eisvermeerdering van [gedaagde01] ;
- de akte tevens verzoek gedwongen tussenkomst ex artikel 118 Rv van [gedaagde01] ;
- de akte tevens verzoek gedwongen tussenkomst ex artikel 118 Rv, met producties van [gedaagde02]
- de akte antwoord op verzoek gedwongen tussenkomst ex artikel 118 Rv van [eiser01] ;
- het tussenvonnis van 29 januari 2020, waarin de gedwongen tussenkomst van [eiser02] als bedoeld in artikel 118 Rv is toegestaan;
- de dagvaardingen oproepen [eiser02] in de (hoofd)procedure van 10 februari 2020;
- de akte uitlating over gedwongen tussenkomst ex artikel 118 Rv van [gedaagde01] ;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met een productie van [eiser02] ;
- de conclusie van repliek in conventie, met een productie van [eiser01] en [eiser02] ;
- de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie, met een productie van [gedaagde01] ;
- de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie, met producties van [gedaagde02] ;
- de conclusie van dupliek in reconventie, met producties van [eiser01] en [eiser02] ;
- de akte schorsing rechtsgeding ex artikel 225 Rv in verband met het overlijden van [eiser01] op 13 januari 2021;
- de akte overlegging productie van [gedaagde02] ;
- de akte wijziging eis tevens overleggen producties van [gedaagde01] ;
- de akte hervatting ex artikel 227 Rv van de erven [eiser01] en [eiser02] ;
- de akte overleggen producties van de erven [eiser01] en [eiser02] ;
- de brief van mr. De Best van 16 mei 2022, met bijlage (overzicht onroerend goed);
- de akte wijziging van eis tevens aanvullend aangedragen getuigenbewijs, met productie van [gedaagde01] ;
- de akte houdende eiswijziging van [gedaagde02] ;
- het overzicht onroerend goed van [gedaagde02] ;
- het memo waarin een lijst panden is opgenomen, van [gedaagde01] ;
- de spreekaantekeningen van mrs. De Best, Huijsmans en Verhoeven;
- de notitie van de dochter van [eiser01] ;
- de brief van mr. Huijsmans van 13 juni 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling is, na diverse keren te zijn uitgesteld, uiteindelijk gehouden op 17 mei 2022. Van de mondelinge behandeling is geen proces-verbaal opgemaakt.
1.3.
Na de mondelinge behandeling is de zaak naar de rol verwezen voor uitlating door partijen over door hen gevoerd overleg. Partijen hebben meegedeeld geen overeenstemming te hebben bereikt. Daarop is vonnis bepaald.

2.De feiten in conventie en reconventie

2.1.
In 1969 zijn [naam01] en [gedaagde01] aan het [adres01] een tapijtenwinkel begonnen. Het contact tussen [eiser01] , destijds MKB-adviseur, [naam01] en [gedaagde01] is in die tijd ontstaan. [gedaagde02] is de echtgenote van [naam01] en na diens overlijden in 2006 zijn erfgename.
2.2.
In 1989 wilde [eiser01] gaan beleggen in onroerende zaken in de regio Rotterdam met het idee om in en voor de toekomst een constante stroom aan huurinkomsten te generen om daarmee te kunnen voorzien in levensonderhoud en andere eventualiteiten. [eiser01] heeft zijn voornemen aan [naam01] en [gedaagde01] voorgelegd. Zij gaven daarop aan ook te willen deelnemen en [eiser01] heeft hiermee ingestemd.
2.3.
Op 17 december 1991 heeft de belastingadviseur [naam02] (hierna: [naam02] ) een e-mail verzonden aan [eiser01] , met voor zover hier van belang, de navolgende inhoud:
“Zeer geachte heer [eiser01] ,
(…)
Verder verwijs ik naar eerder met U gevoerde besprekingen [niet leesbaar, rechtbank] terzake van een contract met de heren [gedaagde01] en [naam01] met betrekking tot het onroerend goed.
Ten aanzien hiervan heb ik een raamwerk opgezet waarin ik naar ik aanneem Uw wensen heb weergegeven. Ik hoop U dit binnenkort te kunnen inzenden.”
2.4.
Op een concept raamwerkovereenkomst (productie 3 van [gedaagde02] ) zijn met de hand wijzigingen aangebracht, welke wijzigingen in een nieuw concept (productie 1 van [gedaagde01] en productie 4 van [gedaagde02] , hierna: de concept overeenkomst) zijn verwerkt. In die concept overeenkomst, die niet door partijen is ondertekend, staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“Raamwerk contract [gedaagde01] - [naam01] - [eiser01] terzake van belegging in onroerend goed op lange termijn, waarbij primair is gesteld een goed rendement ter voorziening van een inkomen t.b.v. belanghebbenden c.q. weduwen van dezen.
Gegeven: belanghebbenden zijn eerder overeengekomen beleggingen te doen in onroerend goed voor gezamenlijke rekening.
Daarbij heeft partij [eiser01] in eerste instantie voor financiering zorggedragen, waarbij partij [gedaagde01] & [naam01] een schuld aan partij [eiser01] heeft gekregen waarover geen rente behoeft te worden betaald.
Partij [gedaagde01] & [naam01] hebben inmiddels eigen onroerend goed ingebracht, terwijl het in het voornemen ligt de portefeuille verder uit te breiden.
Het bovenstaande is door belanghebbenden mondeling overeengekomen terwijl het voor de rechtszekerheid van partijen van belang is dat het vermogen binnen het bestaande verband in stand zal blijven.
Teneinde hierin te voorzien is het onderstaande van belang en dient na bespreking met belanghebbenden in een contract te worden vastgelegd.
1.- De beleggingen zijn bedoeld als een inkomensvoorziening voor de toekomst, voor partijen zelf dan wel voor hun resp. weduwen.
2.- Op grond van het bovenstaande zal het onroerend goed dienen over te gaan op de langstlevende, terwijl bij overlijden van de langstlevende zijn of haar aandeel tegen een vooraf over een te komen prijs over gaat naar de andere belanghebbenden
3.- (…)
3.- [sic] Belanghebbenden zijn niet gerechtigd zelfstandig onroerend goed waarin te kopen noch te verkopen. Hij of zij die zich hieraan niet houdt (…) verplicht zich overige belanghebbenden schadeloos te stellen dan wel de opbrengst op de gebruikelijke wijze te verdelen (…).
5.- Wanneer belanghebbenden dit raadzaam achten zal het onroerend goed dat op naam staat van een der belanghebbenden tevens op naam kunnen worden gesteld (…) van de overigen door middel van economische eigendomsovergang van het betreffende onroerend goed, zodat een gezamenlijk eigendom wordt verkregen.
6.- Verdeling lusten en lasten vindt plaats op 50/50 basis d.w.z. 50% heren [gedaagde01] % [naam01] , 50% [eiser01]
7.- De dagelijkse werkzaamheden worden verricht door [gedaagde01] & [naam01] zonder dat hier enige vergoeding tegenover staat, buiten het aandeel in de netto opbrengst van het onderhavige onroerend goed.
2.5.
[eiser01] , [eiser02] , [gedaagde01] en [naam01] hebben vanaf 1989 jarenlang, tot aan het overlijden van [naam01] in 2006, panden aangekocht, verkocht en verhuurd.
2.6.
Bij (de erven) [eiser01] , [gedaagde01] en [naam01] en/of [gedaagde02] zijn de hierna genoemde bankrekeningen in gebruik (geweest):
[bankrekeningnummer01] (verder [bankrekeningnummer01] ) ten name van [gedaagde01] e/o [gedaagde02] e/o [eiser01] , waarop de huuropbrengsten van de verhuurde panden werden ontvangen;
[bankrekeningnummer02] (verder [bankrekeningnummer02] ) ten name van [gedaagde01] e/o (erven) [naam01] e/o [eiser01] e/o [eiser01] - [eiser02] , waarnaar de op [bankrekeningnummer01] ontvangen huuropbrengsten werden overgeboekt en de huuropbrengst van het pand [adres02] werd ontvangen;
[bankrekeningnummer03] (verder [bankrekeningnummer03] ) ten name van [gedaagde01] e/o (erven) [naam01] e/o [eiser01] e/o [eiser01] - [eiser02] voor liquide middelen, maar niet voor dagelijks beheer.
2.7.
[eiser01] heeft bij leven in belastingaangiftes en anderszins tegenover de belastingdienst steeds rekening gehouden met een eigendomsverhouding van 50% ( [eiser01] / [eiser02] ), 25% ( [gedaagde01] ) en 25% (erven) [naam01] , evenals ten aanzien van de saldi op de bankrekeningen (producties 6 tot en met 15 van [gedaagde01] en producties 6 en 7 van [gedaagde02] ).
2.8.
Na het overlijden van [naam01] zijn er door [eiser01] , [eiser02] , [gedaagde01] en [gedaagde02] geen onroerende zaken meer aangekocht. In 2007 en 2014 zijn er onroerende zaken verkocht. De verkoopopbrengst is tussen [eiser01] e/o [eiser02] , [gedaagde01] en [gedaagde02] verdeeld in de verhouding 50% - 25% - 25% en overgemaakt op ieders eigen bankrekening (producties 16 en 17 van [gedaagde01] en de producties 8, 9, 10 en 12 van [gedaagde02] ).
2.9.
Op 12 april 2016 hebben [gedaagde01] en [eiser01] een overeenkomst van geldlening gesloten. [gedaagde01] heeft uit dien hoofde € 50.000,00 van [bankrekeningnummer02] ontvangen (productie 5 bij dagvaarding).
2.10.
Begin januari 2017 zijn de verhoudingen tussen partijen bekoeld en hebben partijen besloten dat zij niet meer op dezelfde voet met elkaar verder konden.
2.11.
In januari 2017 heeft [eiser01] verschillende huurders aangeschreven van panden die in de openbare registers van het kadaster alleen op zijn naam staan en hen medegedeeld de maandelijkse huur voortaan naar zijn bankrekening over te maken.
2.12.
In november/december 2017 heeft [naam03] , de dochter van [gedaagde02] , een excelbestand opgesteld, dat ziet op opnames gestort op de bankrekening van [eiser01] ( [bankrekeningnummer04] ) vanaf 5 mei 1990 tot en met 21 april 2017. De op- en aanmerkingen van [eiser01] zijn daarin in het rood weergeven (productie 13 van [gedaagde02] ).
2.13.
Op 21 september 2018 heeft [eiser01] een nieuwe bankrekening geopend en het resterend saldo van € 350.000,00 van [bankrekeningnummer03] naar die nieuwe rekening overgeboekt.
2.14.
Omstreeks 6 november 2019 heeft [gedaagde01] € 80.000,00 van de gezamenlijke [bankrekeningnummer02] opgenomen en overgemaakt naar een andere bankrekening.
2.15.
Op 28 november 2020 heeft [gedaagde01] conservatoir beslag laten leggen op meerdere onroerende zaken van [eiser01] .
2.16.
Partijen zijn er tot op heden er niet in geslaagd hun geschil over de afwikkeling van hun samenwerking in onderling overleg op te lossen.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

in conventie

3.1.
De erven [eiser01] en [eiser02] vorderen
in de hoofdzaakna wijziging en vermeerdering van eis dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde01] en [gedaagde02] veroordeelt om binnen tien werkdagen na betekening van het te wijzen vonnis de Panden (door) te leveren c.q. over te dragen aan (de erven) [eiser01] om niet bij een door (de erven) [eiser01] aan te wijzen notaris, waarbij de overheidskosten, waaronder de kosten van de notaris, dienen te worden voldaan uit de gemeenschappelijke rekening, een en ander op straffe van een dwangsom van
€ 10.000,00 per dag, een gedeelte van die dag daaronder begrepen dat [gedaagde01] of [gedaagde02] geheel of gedeeltelijk geen gevolg hebben gegeven aan deze veroordeling, zulks met een maximum van €1.000.000,00;
II. [gedaagde01] en [gedaagde02] veroordeelt om binnen tien werkdagen na betekening van het te wijzen vonnis al datgene te doen dat nodig is om de Bankrekeningen, zoals genoemd in alinea 25 van de dagvaarding d.d. 21 december 2018, op te heffen en het batige saldo door de bank uit te laten betalen op een door [eiser01] aan te wijzen bankrekening, een en ander op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag, een gedeelte van die dag daaronder begrepen dat [gedaagde01] of [gedaagde02] geheel of gedeeltelijk geen gevolg hebben gegeven aan deze veroordeling, zulks met een maximum van € 500.000,00;
III. voor recht verklaart dat [gedaagde01] en [gedaagde02] (als rechtsopvolgster van wijlen [naam01] ) tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen jegens [eiser01] en/of dat [gedaagde01] en [gedaagde02] onrechtmatig jegens [eiser01] hebben gehandeld, althans dat in ieder geval sprake is van ongerechtvaardigde verrijking van [gedaagde01] en [gedaagde02] ten opzichte van [eiser01] ;
IV. voor recht verklaart dat de overeenkomst tussen [eiser01] enerzijds en [gedaagde01] en (de rechtsvoorganger van) [gedaagde02] anderzijds geheel althans gedeeltelijk is ontbonden wegens (ernstige) tekortkomingen in de nakoming van de verbintenissen c.q. onrechtmatig handelen aan de zijde van [gedaagde01] en [gedaagde02] , en (eisvermeerdering bij conclusie van antwoord in reconventie/tevens akte vermeerdering eis) voor recht verklaart dat de overeenkomsten tussen [eiser01] en [gedaagde01] en (de rechtsvoorganger van) [gedaagde02] , die tot doel zouden hebben een gemeenschap aan te gaan, voor zover deze al tot stand zouden zijn gekomen, nietig althans vernietigd zijn wegens dwaling, bedrog en misbruik van omstandigheden;
V. [gedaagde01] en [gedaagde02] veroordeelt tot vergoeding van de door wijlen de heer [eiser01] alsmede de erven [eiser01] als gevolg van voormelde tekortkomingen en/of onrechtmatige gedragingen geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening, zoveel mogelijk te voldoen in natura, te weten: leveren van de Panden, zoals genoemd in alinea 24 van de dagvaarding alsmede van de onroerende zaken aan de [adres03] en het [adres04] ;
VI. [gedaagde01] en [gedaagde02] veroordeelt tot betaling van € 32.000,00 ter zake de winkelruimte vergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 september 2018, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
VII. [gedaagde01] en [gedaagde02] hoofdelijk, des dat de een betalende de andere zal zijn bevrijd, veroordeelt in de proceskosten en nakosten;
en (niet genummerde “toevoeging bij conclusie van repliek in conventie)
- voor recht verklaart dat de gelegde beslagen per onmiddellijke ingang zijn opgeheven, althans door [gedaagde01] onmiddellijk doch uiterlijk binnen veertien dagen na dit vonnis, dienen te worden opgeheven.
3.2.
Het verweer van [gedaagde01] strekt tot het niet ontvankelijk verklaren van de erven van [eiser01] en [eiser02] in hun vorderingen dan wel deze vorderingen af te wijzen, met veroordeling van de erven van [eiser01] en [eiser02] in de proceskosten
3.3.
Het verweer van [gedaagde02] strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van de erven [eiser01] en [eiser02] in hun vorderingen dan wel deze vorderingen hen te ontzeggen, met veroordeling van de erven [eiser01] en [eiser02] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien de voldoening daarvan niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis plaatsvindt.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.5.
De erven [eiser01] en [eiser02] vorderen
in het incident (ex artikel 223 Rv)dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde01] en [gedaagde02] veroordeelt tot voldoening van de winkelvergoeding ten bedrage van € 4.000,00 per jaar over de jaren 2012-2018, zijnde 7 x € 4.000,00 oftewel € 28.000,00, te vermeerderen met € 875,00 (incassokosten) en de proceskosten.
3.6.
[gedaagde01] en [gedaagde02] concluderen ieder tot afwijzing van de incidentele vordering, met veroordeling van de erven [eiser01] en [eiser02] in de proceskosten.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie ( [eiser03] )
3.8.
[eiser03] vordert na vermeerdering van eis dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat het saldo op de bankrekeningen [bankrekeningnummer03] , [bankrekeningnummer02] en [bankrekeningnummer01] als gemeenschappelijk wordt bepaald tussen (de erven van) [verweerder01 ] , [eiser03] en [naam01] ( [eiseres01] ) in de verhouding van respectievelijk 50%, 25% en 25%;
II. primair (de erven van) [verweerder01 ] veroordeelt om een bedrag van € 350.000,00 terug te storten op bankrekening [bankrekeningnummer03] , subsidiair (de erven van) [verweerder01 ] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 87.500,00 aan [eiser03]
III. primair (de erven van) [verweerder01 ] veroordeelt om een bedrag van € 355.000,00 terug te storten op bankrekening [bankrekeningnummer03] , subsidiair (de erven van) [verweerder01 ] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 88.500,00 aan [eiser03] ;
IV. voor recht verklaart dat [eiser03] voor 25% eigenaar is van de ondergrond met opstallen c.q. appartementsrechten aan de [adres05] , [adres06] , [adres07] , [adres08] , [adres09] , [adres10] , [adres11] , [adres12] , [adres13] , [adres14] , [adres15] , [adres16] , [adres17] en [adres18] , [adres19] + [adres20] , allen te [plaats01] ;
V. (de erven van) [verweerder01 ] veroordeelt om binnen twee weken na het te wijzen vonnis mee te werken met een inschrijving van het onder petitum IV gevorderde eigendomsrecht in de openbare registers van het kadaster, een en ander op straffe van een dwangsom van € 3.000,00 per dag, een gedeelte van die dag daaronder begrepen dat (de erven van) [verweerder01 ] geheel of gedeeltelijk geen gevolg hebben gegeven aan deze veroordeling, zulks met een maximum van € 300.000,00;
VI. primair (de erven van) [verweerder01 ] veroordeelt om een bedrag van € 664.278,00 aan ontvangen huurpenningen terug te storten op bankrekening [bankrekeningnummer03] , subsidiair (de erven van) [verweerder01 ] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 166.069,50 aan [gedaagde01] ;
VII. (de erven van) [verweerder01 ] veroordeelt om binnen veertien dagen na het te wijzen vonnis rekening en verantwoording af te leggen over de door hem sinds 1 januari 2017 ontvangen huurpenningen door middel van het overleggen van een door hem behouden administratie vanaf het jaar 2017;
VIII. (de erven van) [verweerder01 ] veroordeelt om binnen veertien dagen na het te wijzen vonnis inzage te geven in de huuradministratie vanaf de start van de samenwerking tot 1 januari 2017, welke huuradministratie in het bezit van [verweerder01 ] is;
met veroordeling van (de erven van) [verweerder01 ] in de proceskosten.
3.9.
Het verweer van (de erven) [verweerder01 ] en [verweerder02] strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van [eiser03] in zijn vorderingen, althans deze vorderingen af te wijzen, met veroordeling van [eiser03] in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien de voldoening daarvan niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis plaatsvindt.
3.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie ( [eiseres01] )
3.11.
[eiseres01] vordert na vermeerdering van eis dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad (nummering aangebracht door de rechtbank):
1.
primair (de erven van) [verweerder01 ] en [verweerder02] veroordeelt binnen veertien werkdagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis tot betaling van € 1.014.278,00, althans tot betaling van al hetgeen door [verweerder01 ] – boven op het hem toekomende aandeel – aan de gemeenschap is onttrokken, op bankrekening [bankrekeningnummer02] , onder bepaling dat het aandeel van [eiseres01] in de gemeenschap ten aanzien van deze terugbetaling € 253.569,50 bedraagt;
subsidiair(de erven van [verweerder01 ] ) en [verweerder02] veroordeelt binnen veertien werkdagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis tot betaling van € 253.569,50 aan [eiseres01] ;
zowel primair als subsidiairéén en ander op straffe van een dwangsom van EUR 10.000,00 per dag vanaf het moment dat [verweerder01 ] geheel of gedeeltelijk geen gevolg geeft aan deze veroordeling, zulks met een maximum van € 1.000.000,00;
2. voor recht verklaart dat [eiseres01] en [eiser03] ieder afzonderlijk voor een ¼ aandeel medegerechtigd zijn tot de in de randnummer 74 en 79 van deze conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie genoemde onroerende zaken en dat deze onroerende zaken de tussen [eiseres01] , [eiser03] , (de erven van ) [verweerder01 ] en [verweerder02] bestaande gemeenschap toebehoren;
3. voor recht verklaart dat [eiseres01] en [eiser03] ieder afzonderlijk voor een ¼ aandeel medegerechtigd zijn tot alle exploitatieopbrengsten (uit het verleden, de bestaande en toekomstige) uit alle panden toebehorend aan de gemeenschap;
4.
(de erven van) [verweerder01 ] en [verweerder02] veroordeelt binnen veertien werkdagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis [eiseres01] en [eiser03] als medegerechtigde, ieder afzonderlijk voor ¼ aandeel, van de in randnummer 74 en 79 van de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie genoemde onroerende zaken en dat deze onroerende zaken in de daartoe bestemde register bij te (laten) schrijven alsmede daar iedere (noodzakelijke) medewerking aan te verlenen, één en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag vanaf het moment dat [verweerder01 ] geheel of gedeeltelijk geen gevolg geeft aan deze veroordeling, zulks met een maximum van € 1.000.000,00;
5. (de erven van) [verweerder01 ] en [verweerder02] veroordeelt binnen veertien werkdagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis tot het doen van een ondubbelzinnige schriftelijke mededeling aan alle huurders van de in randnummer 74 en 79 van de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie genoemde onroerende zaken inhoudende dat deze huurders de bestaande en toekomstige huurbijdrage (vanaf het ontvangst van deze mededeling) dienen te voldoen op
[bankrekeningnummer01] , één en ander op straffe van een dwangsom van
€ 10.000,00 per dag vanaf het moment dat [verweerder01 ] geheel of gedeeltelijk geen gevolg geeft aan deze veroordeling, zulks met een maximum van € 1.000.000,00;
6. ( (de erven van) [verweerder01 ] en [verweerder02] veroordeelt binnen veertien werkdagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis tot het verstrekken van inzage aan [eiseres01] in de in randnummer 86 van de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie genoemde bankrekeningen alsmede (de erven van) [verweerder01 ] en [verweerder02] veroordeelt tot het (laten) verschaffen van toegang aan [eiseres01] tot de in randnummer 86 van deze conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie genoemde bankrekeningen en daartoe iedere (noodzakelijke) medewerking te verlenen, één en ander op straffe van een dwangsom van
€ 10.000,00 per dag vanaf het moment dat [verweerder01 ] geheel of gedeeltelijk geen gevolg geeft aan deze veroordeling, zulks met een maximum van €1.000.000,00;
met veroordeling van de erven [verweerder01 ] en [verweerder02] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien de voldoening daarvan niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis plaatsvindt.
3.12.
Het verweer van (de erven) [verweerder01 ] en [verweerder02] strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van [eiseres01] in haar vorderingen, althans deze vorderingen af te wijzen, met veroordeling van [eiseres01] in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien de voldoening daarvan niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis plaatsvindt.
3.13.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben de erven [eiser01] en [eiser02] verzocht een nadere akte te mogen nemen ter verduidelijking van hun vordering in conventie met betrekking tot de in de dagvaarding onder nummer 24 genoemde 19 pandenlijst. Zowel [gedaagde01] als [gedaagde02] hebben daartegen bezwaar gemaakt. De rechtbank heeft de erven [eiser01] en [eiser02] geen toestemming verleend voor het nemen van die nadere akte. De door de erven [eiser01] en [eiser02] nadien alsnog aan de rechtbank gestuurde akte blijft derhalve bij de beoordeling van hun vorderingen in conventie buiten beschouwing.
4.2.
Ten aanzien van de vermeerderingen van eis in conventie (erven [eiser01] ) en in reconventie (van [gedaagde01] en [gedaagde02] ) is geen bezwaar gemaakt. De rechtbank acht deze wijzigingen niet in strijd met de goede procesorde. Derhalve zal recht worden gedaan op de eisen in conventie en in reconventie en de daarvoor aangebrachte gronden, zoals die luiden sinds de mondelinge behandeling.
4.3.
Gelet op de nauwe samenhang tussen de vorderingen in conventie en de vorderingen (van [gedaagde01] en [gedaagde02] ) in reconventie zullen de vorderingen gezamenlijk worden behandeld.
4.4.
De rechtbank constateert dat mr. Verhoeven in rechte zowel voor [gedaagde01] als [gedaagde02] in reconventie (2e , 3e en 4e liggend streepje) een vordering instelt en dat terwijl hij slechts in rechte opkomt voor [gedaagde02] . De rechtbank gaat dan ook aan het door mr. Verhoeven namens [gedaagde01] gevorderde voorbij.
Inleiding
4.5.
In deze zaak gaat het om een vastgoedportefeuille, de aankoop en verhuur van onroerende zaken, waarbij partijen samen optrokken. Aan deze samenwerking is een einde gekomen. Partijen verschillen van mening hoe thans een en ander tussen partijen moet worden afgewikkeld.
Kwalificatie rechtsverhouding?
4.6.
Partijen verschillen van mening hoe hun samenwerking, als verwoord in de concept overeenkomst (zie 2.4), dient te worden gekwalificeerd. Waar (de erven) [eiser01] en [eiser02] zich, kort gezegd, op het standpunt stellen dat de samenwerking stoelt op een opdracht tot beheer dan wel een overeenkomst tot lastgeving, stellen [gedaagde01] en [gedaagde02] zich, kort gezegd, op het standpunt dat de samenwerking moet worden aangemerkt als een gemeenschap.
4.7.
Naar het oordeel van de rechtbank kwalificeert de rechtsverhouding tussen [eiser01] , [gedaagde01] en [naam01] niet als lastgeving in de zin van artikel 7:414 BW. De rechtbank is van oordeel dat deze rechtsverhouding veeleer de kenmerken bevat van een gemeenschap in de zin van artikel 3:166 BW, met het oogmerk om een oudedagsvoorziening ten behoeve van de drie gezinnen van partijen te realiseren. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.8.
De algemene aan de samenwerking ten grondslag liggende afspraken zijn weliswaar mondeling tussen partijen gemaakt en niet in een door partijen ondertekende schriftelijke overeenkomst vastgelegd, maar in dit geval wel, met het kennelijke doel deze alsnog ook schriftelijk vast te leggen, op schrift gesteld in de concept overeenkomst. Dat het in die concept overeenkomst niet gaat om (een aanzet of voorstel tot) nieuw te maken afspraken, maar om het vastleggen van reeds eerder daadwerkelijk mondeling gemaakte afspraken, volgt uit de considerans van de concept overeenkomst (zie r.o. 2.4 hiervoor). Door de erven [eiser01] en [eiser02] is niet weersproken dat de handgeschreven aantekeningen en gewenste aanpassingen door [eiser01] zelf op het eerste concept van de overeenkomst (productie 3 van [gedaagde01] ) zijn aangetekend. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de versie waarin deze door [eiser01] aangebrachte handgeschreven opmerkingen/wijzigingen zijn verwerkt (productie 1 van [gedaagde02] en productie 3 van [gedaagde01] ), een correcte weergave is van hetgeen partijen (ook) in de ogen van [eiser01] daarvoor reeds mondeling overeengekomen waren en al gedurende langere tijd uitvoerden.
4.9.
Verder kan, anders dan (de erven) [eiser01] en [eiser02] menen, uit de schriftelijke bescheiden die betrekking hebben op de belastingaangiftes en de vaststellingsovereenkomst met de fiscus (zie 2.7) worden afgeleid dat partijen afspraken hebben gemaakt ten aanzien van de gemeenschap. Het gaat daarbij om afspraken over het gemeenschappelijk aan- en verkopen van onroerende zaken (zie 2.8), hoe de eigendomsverhouding tussen partijen is geregeld ( [eiser01] 50% [gedaagde01] en [naam01] ieder 25%) en de inbreng in de gemeenschap bij aanvang van die gemeenschap ( [eiser01] de financiering en [gedaagde01] en [naam01] de arbeid). Deze afspraken dienden geen ander doel dan een oudedagsvoorziening voor [eiser01] , [gedaagde01] en [naam01] en hun gezinnen te bewerkstelligen. Partijen hebben hiernaar in een gelijkwaardige relatie tot elkaar gehandeld, wat door (de erven) [eiser01] en [eiser02] niet is weersproken. Zo hanteert [eiser01] in zijn e-mail aan [gedaagde01] van 7 juli 2017 zelf de 50% – 25% – 25% verdeling (productie 5 van [gedaagde01] ). Ook zijn onroerende zaken alleen aangekocht op basis van unanimiteit, zoals vermeld onder 4) in de concept overeenkomst. Het excelbestand (zie 2.12) duidt eveneens op een gelijkwaardigheid van partijen. Gelet op de taakverdeling tussen partijen ligt het niet voor de hand de concept overeenkomst als een opdracht tot beheer dan wel als een overeenkomst tot lastgeving aan te merken.
4.10.
Uit diverse schriftelijke bescheiden (zie 4.9), de tenaamstelling van de bankrekeningen (zie 2.6), de brief van [eiser01] aan het kadaster van 22 juni 2017 (productie 3 van [gedaagde02] ) kan worden afgeleid dat [eiser02] vanaf het begin van de samenwerking tussen partijen actief betrokken was bij de opbouw van de vastgoedportefeuille. Dat [eiser02] ter zitting niet heeft weersproken dat de initialen [initialen] , zoals die voorkomen in het besprekingsverslag van 26 juli 2017, de hare zijn, wijst ook daar ook op. [eiser02] komt daarom geen beroep toe op het toestemmingsvereiste als echtgenote van [eiser01] als bedoeld in artikel 1: 88 lid 1 onder c BW.
4.11.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat in rechte is komen vast te staan dat tussen (de erven) [eiser01] , [eiser02] , [gedaagde01] en [gedaagde02] een gemeenschap bestaat. Zowel de onroerende zaken van (de erven) [eiser01] en [eiser02] als de onroerende zaken van [gedaagde01] en [gedaagde02] behoren tot de gemeenschap. Partijen dienen derhalve over en weer hun medewerking te verlenen om de eigendom van deze onroerende zaken, overeenkomstig het bepaalde in de concept overeenkomst, in de verhouding 50 %, 25% en 25%, in de openbare registers van het kadaster bij te schrijven.
4.12.
Gezien het feit dat de onroerende zaken [adres04] en [adres03] (de woonadressen van [gedaagde01] en [gedaagde02] ) op geen van de door partijen overgelegde pandenlijsten voorkomen, stelt de rechtbank vast dat deze niet tot de gemeenschap behoren en kan de eigendom van deze onroerende zaken niet in de verhouding 50%, 25% en 25% in de openbare registers van het kadaster worden bijgeschreven. Overigens maakt de echtelijke woning van wijlen [eiser01] en [eiser02] aan de [adres21] ook geen deel uit van de door partijen overgelegde pandenlijsten, zodat de rechtbank ook ten aanzien van die onroerende zaak vaststelt dat deze niet tot de gemeenschap behoort.
4.13.
Niet gebleken is dat [eiser01] voor zichzelf nog andere onroerende zaken voor eigen risico en rekening heeft aangekocht.
4.14.
Het bovenstaande leidt ertoe dat partijen elkaar medewerking dienen te verlenen om de eigendom van de hieronder genoemde onroerende zaken als volgt in de openbare registers van het kadaster bij te schrijven. De rechtbank merkt op dat zij in het onderstaande overzicht de huisnummers en -toevoegingen heeft aangehouden zoals deze blijken uit de registers van het kadaster, die, ten aanzien van een aantal panden, niet geheel overeenkomen met de opgaven van partijen. Dit is ter zitting ook al door de rechtbank geconstateerd, waarna is echter gebleken dat partijen genoegzaam bekend is om welke panden het concreet gaat en dit tussen partijen niet in geschil is.
Onroerende zaken
In het Kadaster volgens de verdeelsleutel
1
[adres22]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
2
[adres23]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
3
[adres24]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
4
[adres05]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
5
[adres06]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
6
[adres07]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
7
[adres08]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
8
[adres09]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
9
[adres10]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
10
[adres11]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
11
[adres25]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
12
[adres26]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
13
[adres27]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
14
[adres28]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
15
[adres29]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
16
[adres12]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
17
[adres13]
Eigendom
½ [eiser01]
½ [eiser02]
18
[adres30]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
19
[adres16]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
20
[adres17]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
21
[adres31]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
22
[adres32]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
23
[adres33]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
24
[adres34]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
25
[adres35]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
26
[adres36]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
27
[adres37]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
28
[adres38]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
29
[adres39]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
30
[adres40]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
31
[adres41]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
32
[adres42]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
33
[adres19]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
34
[adres20]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
35
[adres43]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
36
[adres44]
Eigendom
½ (erven) [eiser01] en [eiser02]
¼ [gedaagde01]
¼ [gedaagde02]
4.15.
Gelet op het oordeel van de rechtbank dat sprake is van een gemeenschap, zullen de vorderingen in conventie onder I en II worden afgewezen. Aangezien in deze procedure niet de door (de erven) [eiser01] en [eiser02] gestelde overeenkomst van opdracht vastgesteld is kunnen worden, zullen ook de vorderingen onder III, IV (die zien op de gestelde niet-nakoming van de voornoemde overeenkomst van opdracht) worden afgewezen. Ten aanzien van de later bij akte vermeerderde vordering onder IV (dat de overeenkomst tot het aangaan van een gemeenschap wegens dwaling, bedrog of misbruik van omstandigheden nietig of vernietigd is) geldt dat (de erven) [eiser01] en [eiser02] in het licht van al het voorgaande hun stellingen onvoldoende gemotiveerd hebben gehandhaafd, zodat ook het bij eisvermeerdering onder IV gevorderde zal worden afgewezen. De vordering in conventie onder V, die niets anders inhoud dan de kwantificatie van de, als gevolg van de onder de vorderingen III en IV bedoelde tekortkomingen, volgens (de erven) [eiser01] en [eiser02] geleden schade, wordt, als onvermijdelijk gevolg van het afwijzen van die laatstgenoemde vorderingen eveneens afgewezen. De vordering onder VI betreft de vergoeding ten aanzien van het gebruik van de winkelruimte. Die winkelruimte behoort naar het oordeel van de rechtbank echter ook tot de gemeenschap. Mede in dat licht bezien hebben de erven [eiser01] en [eiser02] onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd dat er door [gedaagde01] en [gedaagde02] desalniettemin voor het gebruik van de winkelruimte moet worden betaald, zodat de vordering in conventie onder VI ook wordt afgewezen. Op de (niet genummerde) vordering ter zake de opheffing van beslagen zal hierna onder 4.23 worden beslist.
4.16.
In reconventie betekent het voorgaande dat de vorderingen van [gedaagde01] onder IV en V en van [gedaagde02] het onder 2 en 4 met betrekking tot de onder 4.14 genoemde pandenlijst wordt toegewezen. De gevorderde dwangsommen komen hierna onder 4.24 aan de orde.
4.17.
Nu in rechte is komen vast te staan dat sprake is van een gemeenschap, geldt dat [gedaagde01] en [gedaagde02] , net zoals dat geldt ten aanzien van de eigendom van de panden, ook ieder gerechtigd zijn tot 25% van:
  • het saldo van de gemeenschappelijke bankrekeningen (zie 2.6);
  • alle huuropbrengsten van de onroerende zaken toebehorend aan de gemeenschap;
  • de overige exploitatieopbrengsten (uit het verleden, de bestaande en toekomstige) uit de gemeenschap, zoals bijvoorbeeld de verkoopopbrengsten van tot de gemeenschap behorende onroerende zaken, en;
dat zij (weer) toegang dienen te krijgen tot de gemeenschappelijke bankrekeningen. De vorderingen van [gedaagde01] onder I, VII en VIII en van [gedaagde02] onder 3, 5 en 6 zullen als hierna geformuleerd worden toegewezen.
4.18.
Ten aanzien van de huuropbrengsten geldt vervolgens het volgende. Onvoldoende is betwist dat [eiser01] huuropbrengsten naar zichzelf heeft overgemaakt en/of laten overmaken. Een vordering tot terugbetaling van aldus door (de erven) [eiser01] en/of [eiser02] teveel ontvangen huuropbrengsten is daarmee in beginsel toewijsbaar. Echter: waar geldt dat de (erven) [eiser01] huurpenningen op een gemeenschappelijke bankrekening dienen te laten betalen, opdat deze, na aftrek van met de verhuur gemoeide kosten (onderhoud, administratie etc.) naar rato van ieders aandeel kunnen worden verdeeld, geldt deze verplichting vice versa in gelijke mate voor [gedaagde01] en [gedaagde02] . Voordat een definitieve verdeling van de huuropbrengsten vastgesteld kan worden, dienen partijen over en weer inzicht (rekening en verantwoording) te geven in alle door hen ontvangen en tot de gemeenschap toebehorende huuropbrengsten en alle door hen ten behoeve van de verhuur gemaakte noodzakelijke en redelijke kosten. Pas daarna kan bepaald worden welk saldo resteert en ieders aandeel berekend worden en, al dan niet door verrekening, worden voldaan. Uit de vorderingen van [gedaagde01] en [gedaagde02] blijkt onvoldoende dat zij daar rekening mee hebben gehouden. Daar komt bij dat de vorderingen van [gedaagde01] en [gedaagde02] voor zover die zien op door [eiser01] geïncasseerde huurpenningen louter en alleen zijn gebaseerd op een schatting zonder enige feitelijke of concrete onderbouwing. De vorderingen van [gedaagde01] onder VI en van [gedaagde02] onder 1 zullen dan ook afgewezen worden.
4.19.
Ten aanzien van de overige exploitatiekosten heeft/hebben (de erven) [eiser01] onvoldoende betwist dat [eiser01] meer dan 50% aan exploitatieopbrengsten naar zichzelf heeft overgemaakt en dus meer dan waartoe hij gerechtigd was. De vordering van [gedaagde01] onder III primair zal daarom worden toegewezen.
4.20.
Met de erkenning van (de erven) [eiser01] en [eiser02] dat [eiser01] € 350.000,00 heeft onttrokken aan [bankrekeningnummer03] ligt ook de vordering van [gedaagde01] onder II primair voor toewijzing gereed.
4.21.
Met in achtneming van hetgeen de rechtbank hiervoor in 4.16 en 4.17 heeft overwogen, dient bij de definitieve afwikkeling van de gemeenschap tevens rekening te worden gehouden met het door [gedaagde01] aan de gemeenschap terug te betalen bedrag van
€ 130.000,00 (= € 50.000,00 lening (2.9) en € 80.000,00 opname (2.9) op [bankrekeningnummer03] .
4.22.
Met betrekking tot de (niet genummerde) vordering van (de erven) [eiser01] en [eiser02] strekkende tot opheffing van door [gedaagde01] gelegde beslagen overweegt de rechtbank als volgt. Beoordeeld moet eerst worden of er gronden zijn voor toewijzing van de vordering tot opheffing van het beslag en, zo ja, vervolgens, of een afweging van de materiële belangen van partijen mogelijk tot een ander oordeel (dan opheffing) leidt.
4.23.
Bij dit vonnis worden (de erven [eiser01] ) en [eiser02] dan wel niet veroordeeld tot het doen van enige concrete betaling aan [gedaagde01] ; wel wordt vastgesteld dat [gedaagde01] gerechtigd is tot 25% van de tot de gemeenschap behorende onroerende zaken en tot 25% van de netto huur- en andere (exploitatie)opbrengsten voortkomend uit de gemeenschap, terwijl die 25% gedurende meerdere jaren niet aan [gedaagde01] is afgedragen. In dat licht kan niet worden geoordeeld dat summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de vorderingen waarvoor beslag is gelegd, of dat van de onnodigheid van de beslagen is gebleken. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van andere gronden voor opheffing van de beslagen. Nu daarmee geen grond voor opheffing van de beslagen kan worden vastgesteld zal de vordering reeds daarom worden afgewezen en wordt aan een belangenafweging niet toegekomen.
Dwangsommen
4.24.
De rechtbank acht een dwangsom geboden voor de feitelijke handelingen die de erven [eiser01] en [eiser02] moeten verrichten om [gedaagde01] en [gedaagde02] als medegerechtigden ieder afzonderlijk voor ¼ aandeel van de in 4.14 genoemde onroerende zaken, die thans op hun naam staan, bij te laten schrijven in de openbare registers. De dwangsom zal worden toegewezen als volgt, te weten € 3.000,00 per dag dat de erven [eiser01] en [eiser02] nalaten mee te werken aan de hiervoor genoemde bijschrijving in de openbare registers, met een maximum van € 150.000,00. Nu de erven [eiser01] en [eiser02] jegens [gedaagde02] hetzelfde dienen te verrichten als jegens [gedaagde01] acht de rechtbank daar ook een zelfde dwangsom van € 3.000,00 per dag met een maximum van € 150.000,00 op zijn plaats en zal zij de erven [eiser01] en [eiser02] hiertoe veroordelen indien en voor zover zij nalaten mee te werken aan de hiervoor genoemde bijschrijving in de openbare registers.
4.25.
Een en ander laat overigens onverlet dat [gedaagde01] en [gedaagde02] zelf ook actie kunnen, zo niet behoren te, ondernemen om andersom de erven [eiser01] en [eiser02] als medegerechtigde voor ½ van de in 4.14 genoemde onroerende zaken, voor zover die thans enkel op hun naam staan, bij te laten schrijven in de openbare registers van het kadaster.
Slotsom
4.26.
Op grond van het voorgaande worden de vorderingen in conventie afgewezen.
4.27.
Op grond van het voorgaande worden de vorderingen in reconventie van [gedaagde01] onder I, II, III, IV, V, VII en VIII als in het dictum geformuleerd toegewezen.
4.28.
Op grond van het voorgaande worden de vorderingen in reconventie van [gedaagde02] onder 2, 3, 4, 5 en 6 als in het dictum geformuleerd toegewezen.
Proceskosten
4.29.
De erven [eiser01] en [eiser02] zullen als de partij die zowel in conventie als in reconventie (overwegend) in het ongelijk is gesteld, worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde01] en [gedaagde02] .
De kosten aan de zijde van [gedaagde01] en [gedaagde02] in conventie worden voor elk van hen begroot op:
- betaald griffierecht € 2.277,00
- salaris advocaat
€ 2.392,00(4 punten x tarief € 598,00)
Totaal € 4.669,00
De kosten aan de zijde van [gedaagde01] en [gedaagde02] in reconventie worden voor elk van hen begroot op € 5.290,00 (4 punten x tarief € 2.645,00 x 0,5 vanwege de samenhang met de vorderingen in conventie).
4.30.
Hier kan nog een bedrag bijkomen voor nakosten. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
4.31.
De door [gedaagde02] gevorderde wettelijk rente over de proceskosten is toewijsbaar op de wijze als in het dictum vermeld.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.32.
Door (de erven) [eiser01] en [eiser02] is verzocht het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Voor een uitvoerbaar bij voorraad verklaring is vereist dat [gedaagde01] en [gedaagde02] hierbij een belang hebben en dat (de erven) [eiser01] en [eiser02] niet, gelet op de omstandigheden van het geval, zwaarder wegende belangen hebben. (De erven) [eiser01] en [eiser02] hebben als belang bij het achterwege laten van de uitvoering bij voorraad verklaring een verslechterde financiële positie en het restitutierisico gesteld. Dit belang, dat overigens nauwelijks is toegelicht, weegt naar het oordeel van de rechtbank niet op tegen het belang dat [gedaagde01] en [gedaagde02] hebben bij de verkrijging van hun aandeel in de gemeenschap. Dit vonnis wordt voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
In het incident ex artikel 223 Rv
4.33.
Nu in dit vonnis wordt beslist op de hoofdzaak in conventie, is er geen reden (meer) om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening voor de winkelvergoeding te treffen. Een voorlopige voorziening op grond van dat artikel kan immers alleen getroffen worden voor de duur van het geding en het geding eindigt met dit vonnis. De incidentele vordering wordt daarom afgewezen.
4.34.
De rechtbank ziet aanleiding om de proceskosten in het incident te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank,
in conventie
in de hoofdzaak
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt de erven [eiser01] en [eiser02] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde01] en [gedaagde02] tot op heden voor elk van hen begroot op € 4.669,00;
5.3.
bepaalt met betrekking tot de proceskosten aan de zijde van [gedaagde02] dat de erven [eiser01] en [eiser02] deze dienen te voldoen binnen veertien dagen na dit vonnis en veroordeelt de erven [eiser01] en [eiser02] , voor het geval voldoening van die kosten binnen die termijn niet plaatsvindt, tot betaling van de wettelijke rente over die kosten vanaf de vijftiende dag na dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling;
in het incident
5.4.
wijst de vordering af;
5.5.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in reconventie ten aanzien van [gedaagde01] én [gedaagde02]
5.6.
verklaart voor recht dat [gedaagde01] en [gedaagde02] elk voor 25% eigenaar zijn van de onroerende zaken als vermeld op de in r.o. 4.14 van dit vonnis opgenomen lijst van onroerende zaken;
5.7.
veroordeelt de erven [verweerder01 ] en [verweerder02] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis elke noodzakelijke medewerking te verlenen teneinde de eigendomsrechten van [gedaagde01] en [gedaagde02] op de hiervoor onder 4.14 bedoelde onroerende zaken in de openbare registers van het kadaster te doen inschrijven, op straffe van een dwangsom van € 3.000 per dag dat de erven [verweerder01 ] geheel of gedeeltelijk in gebreke blijven om aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 150.000,00;
5.8.
veroordeelt de erven [verweerder01 ] en [verweerder02] in de proceskosten in reconventie aan de zijde van [gedaagde01] en [gedaagde02] , tot op heden voor elk van hen begroot op € 5.290,00;
in reconventie ten aanzien van [eiser03]
5.9.
verklaart voor recht dat (de erven van) [verweerder01 ] , [eiser03] en [eiseres01] ) in de verhouding van respectievelijk 50%, 25% en 25% medegerechtigd zijn tot het saldo op de bankrekeningen [bankrekeningnummer03] , [bankrekeningnummer02] en
[bankrekeningnummer01] ;
5.10.
veroordeelt de erven [verweerder01 ] en [verweerder02] tot (terug)storting van € 350.000,00 (driehonderdvijftigduizend euro) op bankrekening [bankrekeningnummer03] ;
5.11.
veroordeelt de erven [verweerder01 ] en [verweerder02] tot (terug)storting van € 355.000,00 (driehonderdvijfenvijftigduizend euro) op bankrekening [bankrekeningnummer03] ;
5.12.
veroordeelt de erven [verweerder01 ] en [verweerder02] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis rekening en verantwoording af te leggen over de door (wijlen [verweerder01 ] en) hen sinds 1 januari 2017 ontvangen huurpenningen door middel van het overleggen van een door (wijlen [verweerder01 ] en) hen bijgehouden administratie vanaf het jaar 2017;
5.13.
veroordeelt de erven [verweerder01 ] en [verweerder02] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis inzage te geven in de huuradministratie vanaf de start van de samenwerking tot 1 januari 2017;
5.14.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie ten aanzien van [eiseres01]
5.15.
verklaart voor recht dat op de in r.o. 4.14 opgenomen lijst van onroerende zaken genoemde onroerende zaken tot de tussen [eiseres01] , [eiser03] , de erven [verweerder01 ] en [verweerder02] bestaande gemeenschap toebehoren;
5.16.
verklaart voor recht dat [eiseres01] voor een ¼ aandeel medegerechtigd is tot alle uit het verleden, bestaande en toekomstige exploitatieopbrengsten uit de onroerende zaken als vermeld op de in 4.14 genoemde lijst van onroerende zaken;
5.17.
veroordeelt de erven [verweerder01 ] en [verweerder02] binnen veertien werkdagen na betekening van dit vonnis tot het doen van een ondubbelzinnige schriftelijke mededeling aan alle huurders van de op de in r.o. 4.14 genoemde lijst van onroerende zaken dat zij de bestaande en toekomstige huurbijdrage (vanaf het ontvangst van deze mededeling) dienen te voldoen op [bankrekeningnummer01] ;
5.18.
veroordeelt de erven [verweerder01 ] en [verweerder02] binnen veertien werkdagen na betekening van dit vonnis [eiseres01] inzage te verstrekken in de bankrekeningen [bankrekeningnummer02] en [bankrekeningnummer03] en haar de toegang tot deze bankrekeningen te verschaffen en elke voor de verkrijging van die toegang door [eiseres01] noodzakelijke medewerking te verschaffen;
5.19.
bepaalt dat indien en voor zover de erven [verweerder01 ] en [verweerder02] in gebreke blijven om aan één van de veroordelingen als vermeld in 5.17 en 5.18 een dwangsom verbeuren van € 3.000,000 per dag, met een maximum van € 150.000,00;
5.20.
bepaalt met betrekking tot de proceskosten in reconventie aan de zijde van [eiseres01] dat de erven [verweerder01 ] en [verweerder02] deze dienen te voldoen binnen veertien dagen na dit vonnis en veroordeelt de erven [verweerder01 ] en [verweerder02] , voor het geval voldoening van die kosten binnen die termijn niet plaatsvindt, tot betaling van de wettelijke rente over die kosten vanaf de vijftiende dag na dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling;
5.21.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in conventie en in reconventie
5.22.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de hiervoor onder 5.2, 5.3, 5.7, 5.8, 5.10, 5.11, 5.12, 5.13, 5.17, 5.18, 5.19 en 5.20 uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits en door de rolrechter ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2023
1451/3195