ECLI:NL:RBROT:2023:11556

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
10493436 CV EXPL 23-12791
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van facturen voor reparatie van machines en ontbinding van de overeenkomst

In deze zaak heeft [bedrijf01] reparaties uitgevoerd aan twee machines in opdracht van [bedrijf02]. [bedrijf01] heeft drie facturen gestuurd voor de verrichte werkzaamheden, maar [bedrijf02] heeft deze facturen onbetaald gelaten. [bedrijf02] beroept zich op een tekortkoming in de uitvoering van de werkzaamheden door [bedrijf01] en vordert in reconventie betaling van kosten voor het huren van een vervangende machine en reparatie door een derde. De kantonrechter oordeelt dat [bedrijf01] niet in verzuim is geraakt, omdat [bedrijf02] niet deugdelijk in gebreke heeft gesteld. De rechter wijst de vorderingen van [bedrijf02] af en veroordeelt [bedrijf02] tot betaling van de facturen van [bedrijf01]. Daarnaast worden de buitengerechtelijke incassokosten en rente toegewezen aan [bedrijf01]. De proceskosten worden ook aan [bedrijf02] opgelegd, omdat deze in het ongelijk is gesteld. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10493436 CV EXPL 23-12791
datum uitspraak: 1 december 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[bedrijf01] .,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. W.P. Groenendijk,
tegen
[bedrijf02] .,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats02] ,
gedaagde in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigden: mr. E.K. Oudenhuijsen.
De partijen worden hierna ‘ [bedrijf01] ’ en ‘ [bedrijf02] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 1 mei 2023, met bijlagen;
  • het antwoord met eis in reconventie (tegeneis), met bijlagen;
  • het antwoord in reconventie, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van [bedrijf02] .
1.2.
Op 1 november 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig namens [bedrijf01] de heer [naam01] en de heer [naam02] , bijgestaan door de gemachtigde. Namens [bedrijf02] is verschenen de heer [naam03] , bijgestaan door de gemachtigde.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[bedrijf01] heeft in opdracht van [bedrijf02] reparaties verricht aan twee machines, een trilplaat en een trilstamper. [bedrijf01] heeft [bedrijf02] drie facturen gestuurd voor haar werkzaamheden, twee op 27 september 2022 en een op 23 december 2022.
2.2.
[bedrijf01] vordert in deze procedure betaling van haar facturen van in totaal € 2.656,40. Daarnaast vordert zij buitengerechtelijke kosten en rente.
2.3.
[bedrijf02] heeft de facturen van [bedrijf01] onbetaald gelaten. Zij is van mening dat de reparatiewerkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd. Na de eerste reparatiewerkzaamheden, in september 2022, werkte in ieder geval de trilstamper al niet goed. [bedrijf01] heeft daarna nog een keer werkzaamheden aan de trilstamper verricht, maar ook daarna heeft [bedrijf02] weer problemen met de trilstamper gehad. Zij heeft ergens anders een trilstamper gehuurd. In juni 2023 heeft zij de trilstamper uiteindelijk (nog een keer) door iemand anders laten repareren. [bedrijf02] vordert daarom in reconventie betaling van de kosten die zij heeft gemaakt voor het huren van een andere trilstamper en de reparatie daarvan. De huurkosten bedragen ten minste € 1.293,44 en de reparatiekosten zijn € 313,09. Ook [bedrijf02] vordert daarnaast buitengerechtelijke kosten en rente.
[bedrijf02] moet de facturen betalen
2.4.
[bedrijf02] onderbouwt haar standpunt dat zij de facturen van [bedrijf01] niet wil betalen met de stelling dat [bedrijf02] haar reparatiewerkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd. Zij beroept zich dus op een tekortkoming van [bedrijf01] in de nakoming van de overeenkomst die tussen [bedrijf02] en [bedrijf01] tot stand is gekomen.
2.5.
Als een partij tekortschiet in de nakoming van een overeenkomst, betekent dat niet direct dat de andere partij zijn verplichtingen niet hoeft na te komen. Vertaald naar deze zaak betekent dit dat als het juist is dat [bedrijf01] de reparatiewerkzaamheden niet goed heeft verricht, dit niet direct betekent dat [bedrijf02] niet voor de reparatiewerkzaamheden hoeft te betalen. Dat is pas anders als [bedrijf02] ofwel een tegenvordering heeft op [bedrijf01] die zij met de facturen mag verrekenen ofwel als [bedrijf02] de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden en er ongedaanmakingsverbintenissen ontstaan die erop zouden neerkomen dat [bedrijf02] niets meer hoeft te betalen. Van beide gevallen is geen sprake.
2.6.
[bedrijf02] vordert in deze procedure ontbinding van de overeenkomst. Om een overeenkomst te kunnen ontbinden vanwege een tekortkoming, moet de partij die tekortschiet in verzuim zijn. In dit geval kan pas sprake zijn van verzuim van [bedrijf01] , als zij door [bedrijf02] in gebreke is gesteld bij een schriftelijke aanmaning en de gelegenheid heeft gekregen om de reparatiewerkzaamheden alsnog binnen een redelijke termijn goed uit te voeren en vervolgens nakoming binnen deze termijn uitblijft (artikel 6:82 BW). [bedrijf02] heeft [bedrijf01] echter niet deugdelijk in gebreke gesteld.
Vast staat dat [bedrijf02] na de werkzaamheden in september 2022 niet heeft geklaagd over mankementen aan de trilplaat. [bedrijf02] heeft vervolgens op 17 oktober 2022 de trilstamper opnieuw ter reparatie aangeboden wegens klachten en na aanvullende werkzaamheden door [bedrijf01] op 21 oktober 2022 weer opgehaald. Nadien heeft [bedrijf02] pas voor het eerst schriftelijk aangegeven dat er iets mis was met de machines bij e-mail van 17 januari 2023. In die e-mail maakte [bedrijf02] bezwaar tegen de facturen:
“Al eerder doorgegeven dat we er niet mee eens zijn wat betreft de facturen. Dit omdat er dingen mankeren aan de machines. Mijn werkgever komt binnenkort langs om hierover te praten.”
Dit bericht is geen ingebrekestelling in voornoemde zin; er wordt immers geen termijn gesteld om alsnog deugdelijk na te komen. Vast staat overigens dat [bedrijf02] daarna niet is langsgegaan bij [bedrijf01] en ook niet heeft gereageerd op sommaties en aanmaningen van [bedrijf01] om de facturen te betalen. Omdat [bedrijf01] niet in verzuim is, kan de overeenkomst niet worden ontbonden. Deze vordering van [bedrijf02] wordt dus afgewezen.
2.7.
Ook de vordering tot betalen van schadevergoeding bestaande uit de huurkosten voor een andere trilstamper en de reparatiekosten wordt afgewezen, omdat [bedrijf01] niet in verzuim is (6:74 lid 2 BW).
2.8.
Kortom, [bedrijf02] heeft geen toewijsbare tegenvordering op [bedrijf01] . Er valt niets te verrekenen of terug te betalen door [bedrijf01] . [bedrijf02] moet de facturen van [bedrijf01] dus volledig betalen.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
2.9.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). De rente wordt toegewezen, omdat [bedrijf01] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [bedrijf02] dat niet heeft betwist.
Proceskosten
2.10.
[bedrijf02] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten in conventie aan de kant van [bedrijf01] tot vandaag vast op € 109,44 aan dagvaardingskosten, € 487,- aan griffierecht en € 528,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 264,-). Dit is totaal € 1.124,44. In reconventie worden deze kosten aan de kant van [bedrijf01] tot vandaag vastgesteld op € 199,- aan salaris voor de gemachtigde (½ x 2 punten × € 199,-). Voor kosten die [bedrijf01] maakt na deze uitspraak moet [bedrijf02] een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist. [1] De wettelijke rente wordt toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [bedrijf02] om aan [bedrijf01] te betalen € 3.146,60 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 2.656,40 vanaf 22 maart 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
wijst de vorderingen van [bedrijf02] af;
3.3.
veroordeelt [bedrijf02] in de proceskosten in conventie en in reconventie, die aan de kant van [bedrijf01] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.323,44 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
51909

Voetnoten

1.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853