Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 20 december 2022, met bijlagen;
- het antwoord.
2.De beoordeling
bij de aanvang van de bewoningeen huurprijs gold of geldt die boven de liberalisatiegrens ligt.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 17 november 2023, staat de huurprijsvermindering centraal na een uitspraak van de Huurcommissie. De eiseres, Estrella Invest B.V., heeft een huurovereenkomst met de gedaagde, die sinds 1 september 2011 in de gehuurde woning verblijft. De huurprijs bij aanvang van de huur was € 680,- per maand, wat boven de liberalisatiegrens lag. Hierdoor kon de gedaagde geen verzoek tot huurprijsvermindering indienen op basis van artikel 7:254 BW. De kantonrechter oordeelt dat de Huurcommissie ten onrechte de latere huurovereenkomsten als uitgangspunt heeft genomen en bevestigt dat de eerste huurovereenkomst van 2011 bepalend is voor de huurprijs. De kantonrechter concludeert dat de huurprijs geliberaliseerd is en dat de Huurcommissie de gedaagde niet-ontvankelijk had moeten verklaren in haar verzoek tot huurprijsvermindering.
Daarnaast wordt er een tijdelijke huurprijsvermindering besproken die door de Huurcommissie was vastgesteld vanwege gebreken aan het gehuurde. De kantonrechter oordeelt dat het gebrek is verholpen op 10 mei 2022, waardoor de gedaagde vanaf die datum weer de volledige huurprijs moet betalen. Estrella vordert een verklaring voor recht dat de huurovereenkomst van 1 september 2011 moet worden aangehouden en dat de huurprijs € 822,39 per maand bedraagt. De kantonrechter wijst deze vorderingen toe, met uitzondering van de vordering tot betaling van leges aan de Huurcommissie, die wordt afgewezen. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter zijn vastgesteld op € 697,31, met wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.