ECLI:NL:RBROT:2023:1186

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
10282947 VV EXPL 23-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van gehuurde bedrijfsruimte wegens huurachterstand en toewijzing van contractuele boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser01] en [gedaagde01]. [eiser01] heeft een bedrijfsruimte met twee parkeerplaatsen verhuurd aan [gedaagde01], maar sinds november 2022 heeft [gedaagde01] de huur niet meer betaald, wat heeft geleid tot een huurachterstand van € 20.872,50. [eiser01] vordert ontruiming van het gehuurde, betaling van de huurachterstand, een contractuele boete van € 900,- en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde01] in gebreke is gebleven en heeft verstek verleend, aangezien [gedaagde01] niet is verschenen op de zitting.

De kantonrechter oordeelt dat de ontruiming van het gehuurde toewijsbaar is, gezien de huurachterstand en het feit dat er geen bedrijfsactiviteiten meer plaatsvinden. De vordering tot betaling van de huurachterstand wordt eveneens toegewezen. Wat betreft de contractuele boete en de wettelijke rente, oordeelt de kantonrechter dat [eiser01] niet beide kan vorderen, en alleen de boete wordt toegewezen. De buitengerechtelijke kosten worden gematigd tot een bedrag dat redelijk wordt geacht, en de proceskosten worden toegewezen aan [eiser01].

Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [gedaagde01] binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de bedrijfsruimte moet ontruimen en de achterstallige huur moet betalen. De kantonrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.354,16, inclusief wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10282947 VV EXPL 23-16
datum uitspraak: 9 februari 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] (gemeente [gemeente01] ),
eiser,
gemachtigde: mr. drs. P.A.J.M. Lodestijn,
tegen
[gedaagde01],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
gedaagde,
niet verschenen.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 20 januari 2023, met bijlagen.
1.2.
Op 8 februari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met de gemachtigde van eiser besproken. Tegen [gedaagde01] is, nu zij niet is verschenen, verstek verleend.

2.Wat vordert [eiser01] en waarom?

2.1.
[eiser01] heeft een bedrijfsruimte met twee parkeerplaatsen aan de [adres01] in Andels aan [gedaagde01] verhuurd. [eiser01] wil dat [gedaagde01] het gehuurde ontruimt, omdat zij sinds november 2022 de afgesproken huurprijs niet meer betaalt. Tot en met januari 2023 bedraagt de achterstand € 20.872,50. Omdat [gedaagde01] al drie maanden niet meer heeft betaald en [eiser01] ook niet meer verwacht dat [gedaagde01] nog gaat betalen, waardoor de achterstand alleen maar zal oplopen, wil [eiser01] dat hij zo snel mogelijk weer over het gehuurde kan beschikken. Ook wil [eiser01] dat [gedaagde01] de achterstand alsnog betaalt; hij vreest dat zijn huurder afstevent op een faillissement.
2.2.
[eiser01] vordert niet alleen ontruiming van het gehuurde en betaling van de huurachterstand, maar ook betaling van de contractuele boete (artikel 23.2 van de Algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en overige bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW, model RoZ 2015). [eiser01] vordert in de dagvaarding € 1.200,- maar bij de mondelinge behandeling is besproken dat dit € 900,- moet zijn, omdat de achterstand die in de dagvaarding wordt gevorderd drie maanden bedraagt.
2.3.
[eiser01] wil ook dat [gedaagde01] buitengerechtelijke kosten betaalt. Op basis van artikel 28.1 van de algemene bepalingen bedragen die kosten 15% van de hoofdsom. [eiser01] heeft de buitengerechtelijke kosten berekend over de huurachterstand, de boete van artikel 23.2 van de algemene bepalingen en de vervallen wettelijke handelsrente, waarop [eiser01] ook aanspraak maakt.

3.De beoordeling

Vooraf: het beoordelingskader
3.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet worden meegewogen het belang dat [eiser01] heeft bij toewijzing van de eis en de gevolgen hiervan voor [gedaagde01] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
Ontruiming en huurachterstand toewijsbaar
3.2.
[gedaagde01] heeft een huurachterstand laten ontstaan van drie maanden. Dit is een tekortkoming van [gedaagde01] in de nakoming van de huurovereenkomst, die zodanig is dat de kantonrechter het zeer waarschijnlijk acht dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zal worden toegewezen. De kantonrechter vindt het gerechtvaardigd om hierop vooruit te lopen en de gevorderde ontruiming van het gehuurde toe te wijzen. Dit geldt temeer nu [eiser01] heeft gesteld – en [gedaagde01] heeft dit door niet te verschijnen niet kunnen weerspreken – dat geen bedrijfsactiviteiten meer plaatsvinden in het gehuurde en de bestuurder van [gedaagde01] in detentie zit.
3.3.
[eiser01] heeft zijn spoedeisend belang bij de gevorderde betaling en de hoogte van de huurachterstand voldoende onderbouwd. Het gevorderde bedrag van € 20.872,50 wordt daarom toegewezen.
Contractuele boete en wettelijke handelsrente
3.4.
Uit artikel 6:92 lid 2 BW volgt dat [eiser01] niet zowel de contractuele boete van artikel 23.2 van de algemene bepalingen als de wettelijke (handels)rente kan vorderen, tenzij anders is overeengekomen. Noch in de huurovereenkomst, noch in de algemene bepaling staat dat [eiser01] aanspraak kan maken op boete èn rente. Daarom zullen alleen de gevorderde contractuele boetes, van in totaal € 900,-, worden toegewezen. De gevorderde wettelijke handelsrente wordt afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.5.
In beginsel kan [eiser01] op grond van artikel 28.1 van de algemene bepalingen aanspraak maken op de overeengekomen contractuele buitengerechtelijke kosten van 15% van de hoofdsom. De kantonrechter oordeelt echter dat er redenen zijn om deze vergoeding op grond van artikel 242 Rv te matigen. De aard en de omvang van de gestelde buitengerechtelijke werkzaamheden, die voornamelijk hebben bestaan uit overleg tussen de gemachtigde en de makelaar van [eiser01] en schriftelijke en telefonische sommaties rechtvaardigen de gevorderde vergoeding niet.
De kantonrechter matigt de buitengerechtelijke incassokosten dan ook tot het bedrag dat volgens de staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar is, namelijk € 1.190,31. Dit bedrag kan redelijk worden geacht. De incassokosten worden slechts berekend over de hoofdsom, niet over de ook gevorderde boetebedragen.
Proceskosten
3.6.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 132,16 aan dagvaardingskosten, € 693,- aan griffierecht en € 529,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 1.354,16. Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.7.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde01] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte met twee parkeerplaatsen aan de [adres01] in Andelst te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege haar daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels volledig ter beschikking te stellen van [eiser01] ;
4.2.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen € 22.962,81;
4.3.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van [eiser01] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.354,16 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
51909