In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser is opgelegd door de invorderingsambtenaar van de gemeente Rotterdam. De naheffingsaanslag, gedateerd op 30 juni 2021, bedroeg in totaal € 67,06. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de aanmaning die volgde op het uitblijven van betaling, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door verweerder op 12 november 2021. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 6 februari 2023 is eiser niet verschenen, terwijl verweerder zich wel heeft laten vertegenwoordigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging voor de zitting op regelmatige wijze aan eiser is aangeboden, wat betekent dat de zaak kon worden behandeld. De kern van het geschil betreft de vraag of de aanmaningskosten van € 8,- terecht in rekening zijn gebracht. Eiser betwist dat hij zich heeft aangemeld voor digitale toezending via MijnOverheid en stelt dat verweerder geen deugdelijke verzendadministratie heeft overgelegd.
De rechtbank overweegt dat het aan verweerder is om aannemelijk te maken dat de naheffingsaanslag op het juiste adres is verzonden. Verweerder heeft echter voldoende bewijs geleverd dat de aanslag via de Berichtenbox van MijnOverheid is verzonden en dat eiser zich hiervoor heeft aangemeld. De rechtbank concludeert dat de aanmaningskosten terecht zijn opgelegd en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.