ECLI:NL:RBROT:2023:1187

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
ROT 21/6309
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.J. Spengen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Parkeerbelasting en verzendadministratie via MijnOverheid

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser is opgelegd door de invorderingsambtenaar van de gemeente Rotterdam. De naheffingsaanslag, gedateerd op 30 juni 2021, bedroeg in totaal € 67,06. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de aanmaning die volgde op het uitblijven van betaling, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door verweerder op 12 november 2021. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 6 februari 2023 is eiser niet verschenen, terwijl verweerder zich wel heeft laten vertegenwoordigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging voor de zitting op regelmatige wijze aan eiser is aangeboden, wat betekent dat de zaak kon worden behandeld. De kern van het geschil betreft de vraag of de aanmaningskosten van € 8,- terecht in rekening zijn gebracht. Eiser betwist dat hij zich heeft aangemeld voor digitale toezending via MijnOverheid en stelt dat verweerder geen deugdelijke verzendadministratie heeft overgelegd.

De rechtbank overweegt dat het aan verweerder is om aannemelijk te maken dat de naheffingsaanslag op het juiste adres is verzonden. Verweerder heeft echter voldoende bewijs geleverd dat de aanslag via de Berichtenbox van MijnOverheid is verzonden en dat eiser zich hiervoor heeft aangemeld. De rechtbank concludeert dat de aanmaningskosten terecht zijn opgelegd en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/6309

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], te [woonplaats], eiser,

gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach,
en

de invorderingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, verweerder,

gemachtigde: mr. P. van Hattem.

Procesverloop

Bij brief, gedagtekend 30 juni 2021, heeft verweerder aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van in totaal € 67,06.
Bij brief, gedagtekend 24 augustus 2021 (het primaire besluit), heeft verweerder eiser aangemaand, waarbij ook aanmaningskosten van € 8,- zijn opgelegd.
Eiser heeft bij brief van 7 september 2021 bezwaar gemaakt tegen de aanmaning.
Bij uitspraak op bezwaar van 12 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2023 op zitting behandeld.
Eiser en zijn gemachtigde zijn zonder bericht niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Uit het Track & Trace-systeem van PostNL is gebleken dat de aangetekende verzending aan eiser van de uitnodigingsbrief voor de zitting op regelmatige wijze aan eisers adres is aangeboden. Gelet daarop is de zaak op zitting behandeld.

Overwegingen

1. Aan eiser is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd via het onlinesysteem MijnOverheid. Op het aanslagbiljet staat vermeld dat de aanslag vóór 31 juli 2021 dient te worden betaald. Eiser heeft de aanslag niet voor de laatste vervaldag betaald. Als gevolg van het uitblijven van de betaling van de aanslag heeft verweerder een aanmaning met aanmaningskosten naar eiser verstuurd per post.
2. In geschil is of verweerder terecht de aanmaningskosten in rekening heeft gebracht. Eiser vindt van niet, verweerder vindt van wel.
3. Eiser stelt dat hij niet voor MijnOverheid is aangemeld en hij betwist dat verweerder de naheffingsaanslag van 30 juni 2021 via de Berichtenbox van MijnOverheid heeft verzonden. Om die reden vindt hij dat de aanmaningskosten ten onrechte bij hem in rekening zijn gebracht. Volgens eiser heeft verweerder geen deugdelijke verzendadministratie overgelegd op grond waarvan de verzending van de naheffingsaanslag aannemelijk is gemaakt.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
In artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat besluiten die zijn gericht tot een of meer belanghebbenden, bekend worden gemaakt door toezending of uitreiking. Met die toezending wordt bedoeld het fysiek per post versturen. In aanvulling hierop is in artikel 2:14, eerste lid, van de Awb bepaald dat besluiten ook elektronisch mogen worden verstuurd. Voorwaarde is dat de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs die weg voldoende bereikbaar is. De rechtbank overweegt dat het in beginsel aan verweerder is om aannemelijk te maken dat de naheffingsaanslag op het adres van de belastingplichtige is ontvangen of aangeboden, dan wel dat deze de belastingplichtige anderszins heeft bereikt. Verweerder kan daarbij in eerste instantie volstaan met het bewijs van verzending. Indien verweerder de verzending van het stuk aannemelijk heeft gemaakt, ligt het vervolgens op de weg van de belastingplichtige om feiten en omstandigheden naar voren te brengen op grond waarvan de ontvangst of aanbieding van het stuk redelijkerwijs moet worden betwijfeld. In dit kader verwijst de rechtbank naar het arrest van de Hoge Raad van 15 december 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AZ4416).
4.2.
Verweerder heeft toegelicht dat eiser zich bij MijnOverheid heeft aangemeld voor digitale toezending van berichten door verweerder en dat hij vanwege die aanmelding de naheffingsaanslag digitaal aan eiser heeft verstuurd. Eiser heeft niet gemotiveerd betwist dat hij zich bij MijnOverheid heeft aangemeld. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de door verweerder geschetste gang van zaken. Verweerder mocht er dan ook voor kiezen de naheffingsaanslag via de Berichtenbox van MijnOverheid digitaal bekend te maken. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de overgelegde verzendadministratie aannemelijk heeft gemaakt dat de naheffingsaanslag via de Berichtenbox van MijnOverheid aan eiser is verzonden. De rechtbank acht daarbij van belang dat het vorderingsnummer en de dagtekening op de schermprint overeenkomen met die op de naheffingsaanslag. Ook correspondeert het referentienummer op de schermprint met het nummer op de aanslag. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de statuscode ‘Verwerkt’, zoals vermeld op de schermprint, erop wijst dat de naheffingsaanslag door middel van de Berichtenbox van MijnOverheid kan worden ingezien. Verweerder heeft daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat de aanslag is verzonden en geplaatst in de Berichtenbox van eiser op MijnOverheid. Dit rechtvaardigt het vermoeden dat eiser de naheffingsaanslag heeft ontvangen. Vervolgens ligt het op de weg van eiser om dit vermoeden te ontzenuwen. Eiser heeft geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan aan de ontvangst van de naheffingsaanslag redelijkerwijs moet worden getwijfeld. De enkele ontkenning van de ontvangst is daarvoor onvoldoende.
5. Uit het voorgaande volgt dat verweerder de aanmaningskosten terecht bij eiser in rekening heeft gebracht.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Spengen, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Tchang, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).