ECLI:NL:RBROT:2023:12028

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
C/10/662996 / FA RK 23-5513
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling ouders voor minderjarige met bijzondere behoeften

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 18 oktober 2023, is de regeling van de zorg- en opvoedingstaken van de minderjarige [minderjarige] gewijzigd. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.E.M.J. van Poppel, verzocht om een wijziging van de zorgregeling die eerder was vastgesteld op 15 oktober 2021. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.L. Witteveen, voerde verweer tegen deze wijziging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omstandigheden sinds de eerdere beschikking zijn gewijzigd, onder andere omdat de minderjarige nu vier dagen per week naar school gaat en de ouders de zorgregeling in onderling overleg hebben aangepast met hulp van het wijkteam.

Tijdens de mondelinge behandeling op 11 oktober 2023 is gebleken dat er een gebrek aan communicatie tussen de ouders bestaat, wat de zorgregeling bemoeilijkt. De rechtbank heeft benadrukt dat goede samenwerking tussen de ouders essentieel is voor het welzijn van de minderjarige, die extra structuur en voorspelbaarheid nodig heeft. De rechtbank heeft een nieuwe zorgregeling vastgesteld, waarbij de minderjarige om de week bij de man verblijft en de ouders zijn aangespoord om een 'heen-en-weerschriftje' te gebruiken voor betere communicatie. De rechtbank heeft ook bepaald dat de proceskosten door elke partij zelf gedragen worden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/662996 / FA RK 23-5513
Beschikking van 18 oktober 2023 over de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van:
[naam 1], hierna: de man,
wonende te [woonplaats ],
advocaat mr. H.E.M.J. van Poppel te Rotterdam,
t e g e n
[naam 2], hierna: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. A.L. Witteveen te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 26 juli 2023;
  • het verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 10 oktober 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2023.
Daarbij zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam 3].

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats].
2.2.
De man heeft de minderjarige erkend. De minderjarige woont bij de vrouw.
2.3.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 15 oktober 2021 is:
  • het ouderlijk gezag over de minderjarige gewijzigd in die zin, dat de man en de vrouw dit gezag vanaf de datum van de beschikking gezamenlijk uitoefenen,
  • opgenomen de onderlinge regeling die partijen over de zorgregeling hebben getroffen, te weten dat:
 de man voorlopig de zorg voor de minderjarige zal hebben elke week op dinsdag en op vrijdag van 13.00 uur tot 16.00 uur waarbij de vrouw de minderjarige naar de man brengt en de man de minderjarige naar vrouw brengt bij welke gelegenheid partijen elkaar het ingevulde schriftje overhandigen;
 partijen zich zullen wenden tot het wijkteam met als doel uitbreiding van de zorgregeling.
2.4.
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.De beoordeling

3.1.
Zorgregeling
3.1.1.
De man verzoekt de beschikking van 15 oktober 2021 te wijzigen in die zin dat:
  • de minderjarige om de week vanaf vrijdag na de peuterspeelzaal/kinderopvang/school tot maandagochtend naar de peuterspeelzaal/school bij de man verblijft, waarbij de man de minderjarige ophaalt en wegbrengt;
  • de andere week verblijft de minderjarige vanaf donderdag na de peuterspeelzaal/ kinderopvang/school tot vrijdagochtend naar de peuterspeelzaal/school, waarbij de man de minderjarige ophaalt en wegbrengt;
  • vakanties en feestdagen worden bij helfte verdeeld;
  • althans een zodanige regeling die volgens de rechtbank in het belang van de minderjarige kan worden geacht;
3.1.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer, vraagt afwijzing van het verzoek van de man en tevens wijziging van de beschikking van 15 oktober 2021 in die zin dat de minderjarige bij de man zal zijn:
  • in de even weken op dinsdag van 14.00 uur tot woendag 08.40 uur (de man haalt op bij school en brengt naar school);
  • in de oneven weken op dinsdag van 14.00 uur tot 18.30 uur (de man haalt op bij school, de minderjarige eet bij de man en de man brengt de minderjarige naar het tramstation [tramstation]);
  • in de oneven weken op vrijdag 14.00 uur tot zondag 14.00 uur (de man haalt op bij school en brengt naar het genoemde tramstation);
  • het vaststellen van een zorgregeling voor vakanties en feestdagen wordt aangehouden voor zes maanden.
3.1.3.
De rechtbank kan op verzoek van de gezaghebbende ouders of van een van hen op grond van artikel 1:253a in verbinding met artikel 1:377e BW een beslissing over een zorgregeling of een door ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.1.4.
Op grond van de inhoud van de stukken en de ter zitting gegeven toelichtingen staat vast dat sinds de beschikking van 15 oktober 2021 de omstandigheden zijn gewijzigd. Zo gaat de minderjarige inmiddels vier dagen per week (inclusief de vrijdag) naar een (bijzondere) basisschool en hebben partijen de in die beschikking opgenomen regeling inmiddels in onderling overleg en onder begeleiding van het Wijkteam aangepast. Er is derhalve sprake van een wijziging van omstandigheden in de zin van artikel 1:253a in verbinding met artikel 1:377e BW, waardoor zowel de man als de vrouw kunnen worden ontvangen in hun verzoeken tot wijziging van de zorgregeling als is opgenomen in de beschikking van 15 oktober 2021.
3.1.5.
Ter zitting heeft de raad aan de ouders geadviseerd zich maximaal in te spannen om voor de komende jaren dat [minderjarige] nog minderjarig is te komen tot een goede samenwerking als ouders van [minderjarige], die extra structuur en voorspelbaarheid nodig heeft. [minderjarige] voelt haarfijn aan als zijn ouders niet goed communiceren en samenwerken en zal daarvan last gaan krijgen als hij daar nu al geen van heeft. Een eenmaal vastgestelde regeling moet niet worden doorkruist door kleinigheden en ouders dienen gebruik te maken van de ondersteuning die hen nu opnieuw wordt geboden door het Wijkteam. Indien die ondersteuning niet wordt geaccepteerd of niet tot verbetering voor [minderjarige] leidt, zal de raad zich beraden op de noodzaak van een te nemen jeugdbeschermingsmaatregel.
3.1.6.
Ter zitting is uitvoerig met partijen gesproken over de wens van de man tot uitbreiding van de zorgregeling en de zorgen die de vrouw heeft bij die uitbreiding. Daarbij is duidelijk geworden dat het gebrek aan een goede communicatie tussen partijen een soepel en voor [minderjarige] onbelast verloop van de zorgregeling in de weg zit. Zo ontstaat er nu gedoe tussen de ouders over bijvoorbeeld de vraag of [minderjarige] niet teveel zoetigheid krijgt bij de man, of dat hij wel of niet een warme maaltijd heeft gegeten en of [minderjarige] niet te vermoeid raakt tijdens het contact met zijn vader; allemaal zaken die met een rustige en doelmatige communicatie tussen de ouders eenvoudig zijn op te lossen of te verhelderen. Daar komt nog bij dat [minderjarige] speciale zorg nodig heeft; hij was op een speciale kinderopvang en is nu op een Behandel & Onderwijsschool, die voorziet in zijn meer dan gemiddelde behoefte aan rust, structuur en regelmaat. Spanning tussen zijn ouders zal om die reden meer dan bij andere kinderen zijn weerslag hebben op [minderjarige]. De eerste tekenen daarvan worden op school al waargenomen in [minderjarige] zijn gedrag naar andere kinderen toe.
3.1.7.
Met de ouders is ter zitting gezocht naar een zorgregeling, waarbij enerzijds tegemoet wordt gekomen aan de wens van de man tot uitbreiding en anderzijds oog is voor de zorgen van de vrouw. Daarbij is ook oog geweest voor ieders praktische mogelijkheden, de schooltijden van [minderjarige] en de achtervang die de man nu heeft in de persoon van zijn moeder. Dat laatste neemt niet weg dat het de man is die in beginsel alle gemaakte afspraken over de zorgregeling stipt moet naleven en die in geval van verhindering ook zelf voor een oplossing moet zorgen. Niet in de laatste plaats heeft de rechtbank bij het zoeken naar de juiste frequentie van het contact van de man met [minderjarige] ook gelet op het belang van [minderjarige]. Ter zitting heeft de vrouw uitgesproken dat zij geen vertrouwen heeft in een juiste uitvoering door de man van de nu vast te stellen zorgregeling. De rechtbank beslist toch in die zin en zal geen opbouw van de nieuwe regeling bepalen, omdat de man tijdens de mondelinge behandeling heeft beloofd zich stipt aan de afspraken te houden en nu – anders dan voorheen – de hulp van zijn moeder kan inroepen op het moment dat hij de afspraak niet zelf kan nakomen.
3.1.8.
Partijen hebben verder ter zitting afgesproken dat er weer zal worden begonnen met het hanteren van een zogenaamd “heen-en-weerschriftje”, dat met [minderjarige] meegaat en waarin iedere ouder de belangrijke dingen ten aanzien van [minderjarige], die de andere ouder moet weten, opschrijft. Langs die weg kan over en weer informatie verschaft over bijvoorbeeld wat [minderjarige] wel en niet kan of mag eten, of hij wel of niet een warme maaltijd heeft gegeten, of hij ziek is geweest, hoe het gaat op school; kortom, al die communicatie tussen ouders waartoe zij nu niet staat zijn die ‘face tot face’ uit te wisselen.
3.1.9.
Dit alles neemt niet weg dat partijen – conform het in juni aan hen gegeven advies van het Wijkteam – ieder ook aan zichzelf moet gaan werken in die zin, dat de vrouw opvoedkundige hulp zal moeten gaan zoeken en aanvaarden, terwijl de man met hulpverlening moet gaan leren meer voor zichzelf op te komen en zijn zelfvertrouwen te vergroten. Deze nog door partijen zelf te nemen stappen zijn in het belang van [minderjarige]. Voor [minderjarige] zou het heel fijn zijn als zijn ouders er in de toekomst in slagen om wanneer ze elkaar zien en spreken op een vriendelijke manier met elkaar te spreken en te vertellen hoe het met [minderjarige] gaat/is gegaan in de dagen ervoor. De man en de vrouw zijn als ouders de belangrijkste personen in het leven [minderjarige]. Daarom is het zo belangrijk voor zijn ontwikkeling dat juist zij samen kunnen overleggen en beslissen over wat voor [minderjarige] van belang is.
3.1.10.
De rechtbank neemt nu geen beslissing ten aanzien van de verzoeken, die zijn gedaan met betrekking tot de zorgregeling gedurende vakanties en feestdagen. De vrouw heeft geen principiële bezwaren dat [minderjarige] in de toekomst ook een deel van de vakanties bij de man verblijft maar wil eerst het vertrouwen terugkrijgen doordat de man de nu gemaakte afspraken over de zorgregeling gaat nakomen. Partijen gaan dit verder met elkaar bespreken onder begeleiding van het Wijkteam Hillesluis, dat met de begeleiding van partijen gaat beginnen.
3.2.
Proceskosten
3.2.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de in de beschikking van deze rechtbank van 15 oktober 2021 opgenomen regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in die zin dat die regeling thans wordt vastgesteld als volgt:
[minderjarige] is bij de man:
  • iedere dinsdag van school tot de daarop volgende woensdag naar school, waar de man [minderjarige] op dinsdag bij school ophaalt en op woensdag naar school brengt;
  • eenmaal per twee weken in het weekend, waarbij de man [minderjarige] op vrijdag na school ophaalt en op zondag om 14.00 uur bij de vrouw terugbrengt op het tramstation [tramstation];
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van J.A. Faaij, griffier, op 18 oktober 2023.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.