ECLI:NL:RBROT:2023:12077

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
C/10/668097 / KG ZA 23-978
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige beslaglegging en huwelijksvoorwaarden in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 1 december 2023, heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. P.F.D.P. de Milliano, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die niet is verschenen. De procedure betreft de opheffing van derdenbeslagen die door gedaagde zijn gelegd op de bankrekeningen van eiseres, naar aanleiding van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. Eiseres en haar echtgenote, [naam 1], hebben huwelijkse voorwaarden laten opstellen, waarin is afgesproken dat er geen gemeenschap van goederen bestaat. Echter, door een fout in het huwelijksgoederenregister was deze informatie niet correct geregistreerd, wat leidde tot de onterechte beslaglegging door gedaagde.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding correct is betekend aan een bestuurder van gedaagde, ondanks dat gedaagde zelf niet aanwezig was. De rechter oordeelde dat de huwelijkse voorwaarden, die inmiddels correct zijn geregistreerd, gedaagde niet in staat stelden om beslag te leggen op het vermogen van eiseres. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de beslagen onrechtmatig zijn, omdat gedaagde niet op de hoogte was van de huwelijkse voorwaarden ten tijde van de beslaglegging. De rechter heeft de beslagen opgeheven en gedaagde veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

De uitspraak benadrukt het belang van correcte registratie van huwelijkse voorwaarden en de bescherming van derden die handelen in de veronderstelling dat er sprake is van gemeenschap van goederen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiseres toegewezen en de onrechtmatige beslaglegging door gedaagde opgeheven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/668097 / KG ZA 23-978
Vonnis in kort geding van 1 december 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende op een geheim adres, gekozen woonplaats: Katwijk,
eiseres,
advocaat mr. P.F.D.P. de Milliano te Katwijk,
tegen
[gedaagde],
gevestigd te Bergschenhoek,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 3 november 2023,
  • de producties 1 tot en met 7 van [eiseres];
  • de akte vermeerdering van eis van 16 november 2023
  • de ter zitting overgelegde correspondentie tussen mr. E.H. de Milliano en mr. A.J.F. Gonesh (de advocaat van [gedaagde]) en het uittreksel uit het Handelsregister (KvK) van [gedaagde];
  • de pleitnota van [eiseres].
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 17 november 2023 plaatsgevonden. Daarbij was [eiseres] aanwezig via een digitale geluidsverbinding (MS Teams), bijgestaan door mr. E.H. de Milliano (hierna: mr. De Milliano ). De echtgenote van [eiseres], [naam 1] (hierna te noemen: ‘[naam 1]’), was aanwezig via een digitale beeld- en geluidsverbinding (MS Teams).

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is op [datum 1] gehuwd met [naam 1]. Voor de huwelijksdatum (op [datum 2]) hebben zij huwelijkse voorwaarden laten opstellen door de notaris. In de huwelijkse voorwaarden hebben zij onder meer het volgende afgesproken:
(..)

Geen gemeenschap van goederen
Artikel 3
Tussen de echtgenoten bestaat geen enkele gemeenschap van goederen. Ieder van de echtgenoten heeft zijn eigen vermogen.(..)”
2.2.
[naam 1] is bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 28 december 2022 veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.095.589,-- aan [gedaagde].
2.3.
De aandeelhouders van [gedaagde] zijn: [naam bedrijf 1] (50%), [naam 2] (25%) en [naam bedrijf 2] (25%). [naam 1] is enig aandeelhouder en bestuurder van [naam bedrijf 1]. [naam 3] (hierna: ‘[naam 3]’) is enig aandeelhouder en bestuurder van [naam bedrijf 2] [naam bedrijf 1] en [naam 3] zijn ook bestuurders van [gedaagde].
2.4.
Op 13 oktober 2023 heeft de deurwaarder in opdracht van [gedaagde] uit hoofde van voormeld vonnis van 28 december 2022, ten laste van [eiseres] derdenbeslag gelegd onder de ABN AMRO Bank en de Rabobank. De ABN AMRO Bank heeft op 9 november 2023 een bedrag van € 3.908,29 afgedragen aan de deurwaarder.
2.5.
De rechtbank Noord-Holland heeft [eiseres] te kennen gegeven dat de huwelijksdatum verkeerd in het huwelijksgoederenregister was geregistreerd. Deze fout is op 25 oktober 2023 hersteld, waarna de huwelijkse voorwaarden vanaf 26 oktober 2023 vindbaar zijn in het huwelijksgoederenregister.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, na vermeerdering van eis, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • de beslagen ten laste van [eiseres] onder de naamloze vennootschap ABN AMRO N.V. te Diemen en de [naam bedrijf 3] te Utrecht op te heffen;
  • [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 3.908,29 voor het op 9 november 2023 onrechtmatig doen afschrijven van dit bedrag van de bankrekening van [eiseres] bij de ABN AMRO;
  • [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.

4.De beoordeling

Is de dagvaarding goed betekend?

4.1.
Omdat de deurwaarder constateerde dat [gedaagde] niet meer is gevestigd op het adres dat als vestigingsadres in het Handelsregister is geregistreerd, is de dagvaarding betekend aan [naam bedrijf 1], één van de bestuurders van [gedaagde]. Dit is in overeenstemming met artikel 50 Rv.
4.2.
[naam 1] is bestuurder van [naam bedrijf 1] Uit de verklaring van [naam 1] ter zitting en uit de overgelegde stukken (onder andere het vonnis van de Rechtbank Noord-Holland van 28 december 2022) maakt de voorzieningenrechter op dat [naam 1] [gedaagde] al enige tijd niet meer vertegenwoordigt, maar dat mr. Gonesh optreedt namens [gedaagde] en de andere bestuurder van [gedaagde], [naam 3]. Mr. Gonesh en [naam 3] waren niet op de mondelinge behandeling aanwezig. Dit betekent dat [gedaagde] niet is verschenen in de procedure. Bij de dagvaarding zijn de in de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen. Tegen [gedaagde] wordt daarom verstek verleend.
Derdenverzet
4.3.
De voorzieningenrechter heeft [eiseres] er voor de mondelinge behandeling, in lijn met het arrest van de Hoge Raad van 9 september 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1173), op gewezen dat voorzover [eiseres] haar vorderingen grondt op artikel 438 Rv, niet alleen de executant ([gedaagde]), maar ook de geëxecuteerde ([naam 1]) moet worden gedagvaard op grond van artikel 438 lid 6 Rv. Dit is niet gebeurd. [naam 1] heeft echter wel op verzoek van mr. De Milliano de mondelinge behandeling via Teams bijgewoond en zijn standpunt ter zitting toegelicht. Ook heeft mr. De Milliano ter zitting bepleit dat het niet formeel dagvaarden van [naam 1] niet met nietigheid is bedreigd en dat bij strikte toepassing van lid 6 van artikel 438 Rv, de zaak wordt vertraagd en de kosten voor [eiseres] oplopen. Het voorgaande maakt dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat is voldaan aan de ratio van artikel 438 lid 6 Rv, namelijk dat de geëxecuteerde in de gelegenheid moet worden gesteld om zijn standpunt toe te lichten. Nu [naam 1] dit heeft gedaan, is er geen aanleiding om de zaak aan te houden om [naam 1] alsnog formeel te laten dagvaarden.
Akte vermeerdering van eis
4.4.
Nu verstek wordt verleend tegen [gedaagde] wordt de vermeerdering van eis van [eiseres] buiten beschouwing gelaten. De vermeerdering van eis is immers niet betekend aan [gedaagde] en daarom is onbekend of [gedaagde] kennis heeft kunnen nemen van deze eisvermeerdering.
Moeten de beslagen worden opgeheven?
4.5.
Ter zitting heeft mr. De Milliano een e-mail van mr. Gonesh overgelegd waaruit het standpunt van [gedaagde] ten aanzien van de beslagen ten laste van [eiseres] blijkt. Mr. Gonesh meldt daarin dat het mr. De Miliano vrij staat deze e-mailwisseling in het geding te brengen. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat zij er op het moment van de beslaglegging vanuit mocht gaan dat [eiseres] en [naam 1] in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, omdat uit het huwelijksgoederenregister niet bleek dat zij huwelijkse voorwaarden hebben gesloten. [eiseres] stelt dat de akte van huwelijkse voorwaarden op 4 maart 2020 is ingeschreven in het huwelijksgoederenregister. Bij navraag door de notaris is echter gebleken dat de rechtbank Noord-Holland een fout heeft gemaakt bij de inschrijving door een verkeerde huwelijksdatum in te voeren in het huwelijksgoederenregister (20 februari 2020 in plaats van [datum 1]). Hierdoor waren de huwelijkse voorwaarden voor derden niet vindbaar in het huwelijksgoederenregister. Echter, de rechtbank heeft deze fout hersteld, [gedaagde] weet nu dat [eiseres] en [naam 1] huwelijkse voorwaarden hebben gesloten waarbij zij uitsluiting van iedere gemeenschap hebben afgesproken en dat deze voorwaarden vindbaar zijn in het register. Dat [gedaagde] de beslagen desondanks handhaaft, is volgens [eiseres] onrechtmatig, omdat zij op grond van de huwelijkse voorwaarden dus niet aansprakelijk kan worden gehouden voor schulden van [naam 1].
4.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de beslagen ten laste van [eiseres] moeten worden opgeheven en heft deze in dit vonnis ook op. Redengevend hiervoor is het volgende.
4.7.
Artikel 1:116 BW, waar mr. Gonesh een beroep op doet, strekt ertoe derden die ten opzichte van een echtgenoot een rechtshandeling verrichten, te beschermen tegen de gevolgen van niet-gepubliceerde huwelijkse voorwaarden van die echtgenoot, waarvan zij ten tijde van dat handelen niet op de hoogte waren. Partijen zijn het erover eens dat de huwelijkse voorwaarden ten tijde van de beslaglegging vanwege een fout van de rechtbank Noord-Holland niet op de juiste wijze in het huwelijksgoederenregister waren ingeschreven en dat [gedaagde] daarom onkundig was van die voorwaarden. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat de huwelijkse voorwaarden gezien de gegeven omstandigheden aan [gedaagde] kunnen worden tegengeworpen. [eiseres] heeft immers door overlegging van de akte van huwelijkse voorwaarden met daarop het stempel en de vermelding van de rechtbank Noord-Holland dat deze op 4 maart 2020 zijn ingeschreven in het huwelijksgoederenregister en van de correspondentie met de notaris aannemelijk gemaakt dat het een fout van de rechtbank Noord-Holland was dat de huwelijkse voorwaarden met een verkeerde huwelijksdatum zijn geregistreerd in het huwelijksgoederenregister. Het betreft dus huwelijkse voorwaarden die wel zijn ingeschreven in het huwelijksgoederenregister en [gedaagde] heeft daar inmiddels kennis van genomen. Ook heeft [eiseres] aannemelijk gemaakt dat zodra de fout (het registreren van een verkeerde huwelijksdatum) was hersteld op 25 oktober 2023, de huwelijkse voorwaarden een dag later wel als resultaat opkwamen in het register. [eiseres] heeft [gedaagde] vervolgens meerdere keren verzocht om tot opheffing van de beslagen over te gaan, maar [gedaagde] was hiertoe niet bereid. Dit maakt handhaving van de beslagen door [gedaagde] onrechtmatig. Immers heeft [gedaagde] beslag laten leggen voor de vordering die zij op [naam 1] heeft terwijl uit de huwelijkse voorwaarden blijkt dat [eiseres] en [naam 1] buiten gemeenschap van goederen zijn gehuwd en ieder hun eigen vermogen hebben. Dit betekent dat [gedaagde] zich niet kan verhalen op het vermogen van [eiseres]. De beslagen worden daarom opgeheven.
De proceskosten
4.8.
[gedaagde] krijgt ongelijk en wordt in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 132,42
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat €
697,00
Totaal € 1.143,42

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde, [gedaagde],
5.2.
heft op de op 13 oktober 2023 door [gedaagde] ten laste van [eiseres] gelegde derdenbeslagen onder de ABN AMRO Bank N.V. en [naam bedrijf 3],
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.143,42,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel. Het is ondertekend door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2023.3608/1573