ECLI:NL:RBROT:2023:12106

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
C/10/658600 / FA RK 23-3933
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en verdeling van zorg- en opvoedingstaken na echtscheiding

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 14 november 2023, wordt de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders van drie minderjarigen herzien. De ouders, hierna aangeduid als de man en de vrouw, zijn gescheiden op 15 juli 2021, en hebben een ouderschapsplan opgesteld dat op 18 juni 2021 is goedgekeurd. De man verzoekt om wijziging van de zorgregeling, waarbij hij stelt dat de huidige regeling niet meer aansluit bij de gewijzigde omstandigheden, waaronder zijn verhuizing naar Londen. De vrouw verzoekt ook om een wijziging van de zorgregeling, maar met andere voorwaarden. De rechtbank overweegt dat beide ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen en dat wijzigingen in de zorgregeling in het belang van de minderjarigen moeten worden genomen. De rechtbank wijst op het belang van samenwerking tussen de ouders en het belang van de minderjarigen bij het maken van afspraken.

De rechtbank besluit dat de minderjarigen om de week bij de man verblijven van zaterdag 08:00 uur tot zondag 17:00 uur, en dat zij ieder jaar vier extra weekenden bij de man zullen verblijven. Daarnaast wordt de vakantieregeling aangepast, waarbij de minderjarigen in de voorjaarsvakantie bij de man verblijven, de helft van de meivakantie bij de man en de andere helft bij de vrouw, en in de herfstvakantie bij de vrouw. De rechtbank wijst ook de verzoeken van de man en de vrouw om wijzigingen in de zorgregeling tijdens de kerstvakantie en andere feestdagen toe, waarbij de regeling zo veel mogelijk rekening houdt met de wensen van beide ouders en het belang van de minderjarigen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/658600 / FA RK 23-3933
Beschikking van 14 november 2023 over de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van:
[naam 1], hierna: de man,
wonende te [woonplaats 1],
advocaat mr. M.J.A. van der Burg te Ridderkerk,
t e g e n
[naam 2], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats 2],
advocaat mr. C. Waanders te Zeist.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 31 mei 2023;
  • het verweerschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 11 oktober 2023
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2023. Daarbij zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), ter zitting vertegenwoordigd door [naam 3].
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is door de advocaat van de man een pleitnotitie overgelegd.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Het huwelijk van partijen is op 15 juli 2021 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 18 juni 2021 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2014 te [geboorteplaats 1];
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2014 te [geboorteplaats 2];
[minderjarige 3]; geboren op [geboortedatum 3] 2019 te [geboorteplaats 3].
2.3.
Partijen hebben een ouderschapsplan opgesteld en op 29 mei en 1 juni 2021 ondertekend welke is gehecht aan voornoemde echtscheidingsbeschikking van 18 juni 2021. Partijen zijn hierin – voor zover hier van belang – onder meer het volgende overeengekomen:
“(…)
In verband daarmee komen de ouders de navolgende zorgregeling overeen:
1. In de eerste 12 maanden na ondertekening van dit ouderschapsplan, ingaande 1 juni 2021, verblijven
de kinderen om het weekend bij de vader van zaterdag 8.00 uur tot zondag 17.00 uur;
2. Na ommekomst van 12 maanden na ondertekening van dit convenant wordt de onder 1 genoemde
zorgregeling uitgebreid met één extra weekend per 8 weken. Dit betekent dat de kinderen vanaf dat
moment vijf weekenden per acht weken bij de vader verblijven van zaterdag 8.00 uur tot zondag
17
uur.
De 8 weekse volgorde zoals hierboven vernoemd zal zijn:
Week 1 t/m 4 = moeder / vader / moeder / vader
Week 5 t/m 8 = vader / moeder / vader / vader
3.4.
De vader haalt in principe de kinderen op bij de moeder en brengt hen daar ook terug, tenzij dit in overleg anders beter uitkomt.
3.5.
De ouders zijn een verdeling van de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen overeengekomen zoals is vastgelegd in bijlage I.
3.6.
De vader heeft doordeweeks contact met de kinderen via videobellen op dinsdag- en donderdagavond om 18.30 uur Nederlandse tijd. In de weekenden zullen de kinderen op zaterdagavond om 18:30 videobellen naar die andere ouder clan dat zij op dal moment verblijven.
Indien de kinderen aangeven dat ze er zelf geen behoefte (of zin hebben zin) aan hebben, dan wordt dit even aangegeven via een bericht.
[…]
Vakanties:
Moeder
Vader
Zomervakantie
Heeft 5 weken de kinderen
Heeft 1 week de kinderen Uiterlijk op 1 mei van het betreffende jaar communiceren* Indien binnen de zomervakantie, door bijvoorbeeld een bijzondere reis o.i.d. een langere periode dan een week nodig is, dan zal hierover vooraf in overleg getreden worden
Herfstvakantie
x
Kerstvakantie
x
Voorjaarsvakantie
Heeft 1 week de kinderen i.v.m. mogelijkheid wintersport **
Meivakantie
x
Feestdagen:
Moeder
Vader
1e en 2e Paasdag
Even jaren
Oneven jaren
Hemelvaartsdag
x
1e en 2e Pinksterdag
Oneven jaren
Even jaren
Koningsdag
x
Sinterklaas
x
Kerstavond 17.00 t/m
1e kerstdag 11.00 uur
Oneven jaren
Even jaren
1e en 2e Kerstdag
Even jaren
Oneven jaren
Oudejaarsdag
11.00 t/m
Nieuwjaarsdag
11.00 uur
Even jaren
Oneven jaren
(…)”

3.De beoordeling

3.1.
Zorgregeling
3.1.1.
De man verzoekt wijziging van de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna ook: de zorgregeling) zoals opgenomen in het ouderschapsplan.
3.1.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer en verzoekt bij zelfstandig verzoek (een andere) wijziging van zorgregeling zoals opgenomen in het ouderschapsplan.
3.1.3.
De rechtbank kan op verzoek van de gezaghebbende ouders of van een van hen op grond van artikel 1:253a in verbinding met artikel 1:377e BW een beslissing over een zorgregeling of een door ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Beide partijen stellen dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, zodat de rechtbank hiervan uitgaat.
3.1.4.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Partijen hebben indertijd een ouderschapsplan opgesteld waarin een zorgregeling is opgenomen. De ervaring leert dat een zorgregeling nooit in beton is gegoten en als ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen moeten zij de gezagsbeslissing zoals het aanpassen van een zorgregeling ook samen nemen. Dit is ook in het belang van de minderjarigen; ouders weten immers het beste hoe hun eigen werk- en privéagenda eruit ziet en welke zorgregeling het beste aansluit bij de behoefte en wensen van de minderjarigen. Dit geldt des te meer nu de man met zijn huidige partner en hun kind feitelijk in Londen woont en de vrouw met de minderjarigen in [woonplaats 2]. De rechtbank constateert dat het partijen niet is gelukt in overleg in alle opzichten nadere afspraken te maken over aanpassingen in de zorgregeling. Partijen laten de beslissing nu aan de rechtbank, wat hun goed recht is, maar waarschijnlijk niet het meest wenselijk gelet op het belang van de minderjarigen. Ook partijen zelf zijn gebaat bij een zorgregeling die voor hen praktisch het beste uitvoerbaar is en de rechtbank heeft daar slechts beperkt inzicht in. Daarnaast moeten partijen nog lang met elkaar samenwerken als ouders van de minderjarigen en het is ook voor het draagvlak beter als partijen samen tot dergelijke beslissingen kunnen komen.
3.1.5.
De rechtbank heeft getracht de verzochte wijzingen overzichtelijk uiteen te zetten en te beoordelen.
Reguliere zorgregeling
3.1.6.
De man verzoekt, naar de rechtbank begrijpt, vastlegging van de reguliere zorgregeling, in die zin dat de minderjarigen om de week bij de man verblijven van zaterdag 08:00 uur tot zondag 17:00 uur.
3.1.7.
De vrouw voert gemotiveerd verweer en verzoekt bij zelfstandig verzoek wijziging van de reguliere zorgregeling, in die zin dat de minderjarigen in de even weken bij de man verblijven van vrijdag 17:00 uur tot zondag 17:00 uur.
3.1.8.
De man vraagt vastlegging van de afspraak zoals die momenteel wordt uitgevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw geen doorslaggevend argument waarom de reguliere zorgregeling op vrijdagavond zou moeten beginnen. De rechtbank zal het verzoek van de man dan ook toewijzen en het verzoek van de vrouw afwijzen.
Extra weekenden
3.1.9.
De man verzoekt wijziging van de (reguliere) zorgregeling, in die zin dat de minderjarigen ieder jaar vier extra weekenden bij de man zullen verblijven.
3.1.10.
De vrouw stemt in met het verzoek van de man, met dien verstande dat de minderjarigen maximaal drie achtereenvolgende weekenden bij de man zullen verblijven.
3.1.11.
De man stemt in met de voorwaarden van de vrouw. De rechtbank zal deze overeenstemming opnemen in deze beschikking.
Voorjaars-, mei- en herfstvakantie
3.1.12.
De man verzoekt de vakantieregeling tijdens de voorjaars-, mei- en herfstvakantie te wijzigen, in die zin dat de minderjarigen in de voorjaars- en herfstvakantie bij de man zijn en in de meivakantie bij de vrouw.
3.1.13.
De vrouw voert gemotiveerd verweer en verzoekt bij zelfstandig verzoek de vakantieregeling te wijzigen, in die zin dat de minderjarigen:
  • in de voorjaarsvakantie in de oneven jaren bij de man en in de even jaren bij de vrouw verblijven;
  • in de herfstvakantie in de even jaren bij de man en in de oneven jaren bij de vrouw verblijven;
  • de eerste week van de meivakantie in de even jaren en de tweede week van de meivakantie in de oneven jaren bij de man verblijven (en andersom voor de vrouw).
3.1.14.
De rechtbank zal de verzoeken van partijen afwijzen en de vakantieregeling wijzigen, in die zin dat de minderjarigen:
  • in de voorjaarsvakantie bij de man verblijven;
  • de helft van de meivakantie bij de man verblijven en de andere helft van de meivakantie bij de vrouw verblijven, waarbij partijen in onderling overleg deze verdeling bepalen;
  • in de herfstvakantie bij de vrouw verblijven.
3.1.15.
De man wil graag ieder jaar met de minderjarigen in de voorjaarsvakantie blijven skiën. Dit is in het belang van de minderjarigen. De vrouw wil niet alleen in de meivakantie, maar ook in de herfstvakantie met de minderjarigen op vakantie. Ook dit is in het belang van de minderjarigen. Alles tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat de voornoemde vakantieregeling het meest tegemoet komt aan deze belangen.
Zomervakantie
3.1.16.
De man verzoekt de vakantieregeling tijdens de zomervakantie te wijzigen, in die zin dat de minderjarigen twee aaneengesloten weken bij de man verblijven.
3.1.17.
De vrouw stemt in met het verzoek van de man, met dien verstande dat de minderjarigen in de even jaren twee aaneengesloten weken in de eerste drie weken van de zomervakantie en in de oneven jaren twee aaneengesloten weken in de laatste drie weken van de zomervakantie bij de man verblijven.
3.1.18.
De man stemt in met de voorwaarden van de vrouw. De rechtbank zal deze overeenstemming opnemen in deze beschikking.
Kerstvakantie, kerstdagen en Oud en Nieuw
3.1.19.
De man verzoekt de vakantieregeling tijdens de kerstvakantie, kerstdagen en Oud en Nieuw te wijzigen, in die zin dat de minderjarigen:
  • in de oneven jaren met Kerstmis (24, 25 en 26 december) bij de man en in de even jaren bij de vrouw verblijven;
  • in de even jaren met Oud en Nieuw (30 en 31 december en 1 januari óf 31 december, 1 en 2 januari afhankelijk hoe de dagen vallen) bij de man en in de oneven jaren bij de vrouw verblijven.
3.1.20.
De vrouw stemt in met het verzoek van de man ten aanzien van de wijziging tijdens Oud en Nieuw en voert gemotiveerd verweer ten aanzien van de wijziging tijdens de kerstvakantie en de kerstdagen.
3.1.21.
De rechtbank overweegt als volgt. Beide partijen hebben valide argumenten die emotioneel van aard zijn. Het kind van de man en zijn nieuwe partner is geboren op 25 december zodat dit een belangrijke dag is voor de man. De kerstdagen zijn voor de vrouw van extra emotionele betekenis, omdat haar vader in coronatijd in die periode is overleden. De rechtbank is het met de raad eens dat het belang van de minderjarigen de doorslag moet geven. Een duidelijke regeling met zo weinig mogelijk reisbewegingen is in het belang van de minderjarigen. De rechtbank zal de vakantieregeling tijdens de kerstvakantie, kerstdagen en Oud en Nieuw tussen partijen verdelen, in die zin dat de minderjarigen in de oneven jaren in de eerste week van de kerstvakantie bij de vrouw verblijven, inclusief kerstavond en de kerstdagen. De minderjarigen verblijven dan de tweede week van de kerstvakantie inclusief Oud en Nieuw bij de man. In de even jaren draait deze regeling om.
3.1.22.
Het voornoemde houdt in dat de minderjarigen dit jaar (2023) tijdens de eerste week van de kerstvakantie en kerstavond en de kerstdagen bij de vrouw zijn. Oud en Nieuw valt dit jaar deels in het weekend, zodat in 2023 de verdeling iets afwijkt en de minderjarigen van 31 december 2023 tot 7 januari 2024 bij de man verblijven.
Extra vakantiedagen
3.1.23.
De man verzoekt wijziging van de vakantieregeling, in die zin dat de minderjarigen tijdens de vakanties maximaal zes extra dagen bij de man doorbrengen.
3.1.24.
De vrouw stemt in met het verzoek van de man, met dien verstande dat de minderjarigen maximaal drie aaneengesloten dagen bij de man zullen verblijven en deze dagen aan het begin van het nieuwe jaar worden ingepland.
3.1.25.
De man stemt niet in met de voorwaarden van de vrouw.
3.1.26.
De rechtbank zal het verzoek van de man toewijzen, onder de beperkende voorwaarde dat de zes extra dagen niet mogen worden opgenomen in de schoolvakanties en moeten passen in het schoolrooster van de minderjarigen.
Pinksteren
3.1.27.
De man verzoekt wijziging van de zorgregeling tijdens Pinksteren, in die zin dat de aparte regeling tijdens Pinksteren vervalt en de minderjarigen in plaats daarvan op tweede Pinksterdag bij de ouder verblijven bij wie zij het voorafgaande weekend conform de reguliere regeling ook verblijven.
3.1.28.
De vrouw stemt in met het verzoek van de man.
3.1.29.
De rechtbank zal het verzoek als onweersproken en niet onrechtmatig of ongegrond worden toewijzen, omdat het belang van de minderjarigen zich hiertegen niet verzet.
Pasen
3.1.30.
De man verzoekt wijziging van de zorgregeling tijdens Pasen, in die zin dat de aparte regeling voor Pasen vervalt en de minderjarigen in plaats daarvan op tweede Paasdag en Goede Vrijdag bij de ouder verblijven bij wie zij het Paasweekend conform de reguliere regeling ook verblijven.
3.1.31.
De vrouw voert gemotiveerd verweer.
3.1.32.
De ervaring leert dat Pasen en Pinsteren nooit beide in een even of een oneven weekend vallen. Omdat bij Pinksteren de reguliere zorgregeling wordt gevolgd, is het ook niet meer dan logisch dat ook te doen met Pasen. De rechtbank zal dan ook het verzoek van de man toewijzen.
3.2.
Proceskosten
3.2.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 18 juni 2021 en het daarin opgenomen ouderschapsplan, dat door partijen is ondertekend op 29 mei en 1 juni 2021, in die zin dat de tussen partijen overeengekomen regeling over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt vastgesteld, inhoudende dat de minderjarigen:
  • om de week bij de man verblijven van zaterdag 08:00 uur tot zondag 17:00 uur;
  • ieder jaar vier extra weekenden bij de man verblijven, met dien verstande dat dit maximaal drie achtereenvolgende weekenden zullen zijn;
  • in de voorjaarsvakantie bij de man verblijven;
  • de helft van de meivakantie bij de man verblijven en de andere helft van de meivakantie bij de vrouw verblijven, waarbij partijen in onderling overleg bepalen welke week bij wie;
  • in de herfstvakantie bij de vrouw verblijven;
  • in de zomervakantie twee aaneengesloten weken bij de man verblijven, met dien verstande dat de minderjarigen in de even jaren twee aaneengesloten weken in de eerste drie weken van de zomervakantie en in de oneven jaren twee aaneengesloten weken in de laatste drie weken van de zomervakantie bij de man verblijven;
  • in de oneven jaren in de eerste week van de kerstvakantie bij de vrouw verblijven, inclusief kerstavond en de kerstdagen en in de tweede week van de kerstvakantie inclusief Oud en Nieuw bij de man verblijven. In de even jaren draait deze regeling om. Voor 2023 geldt de voorwaarde zoals opgenomen in 3.1.22;
  • tijdens de vakanties maximaal zes extra dagen bij de man doorbrengen, onder de voorwaarden zoals opgenomen onder 3.1.26;
  • op tweede Pinksterdag bij de ouder verblijven bij wie zij het voorafgaande weekend conform de reguliere regeling ook verblijven;
  • op tweede Paasdag en Goede Vrijdag bij de ouder verblijven bij wie zij het Paasweekend conform de reguliere regeling ook verblijven.
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. D. Mühlbacher, griffier, op 14 november 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.