3.1.Zorgregeling
3.1.1.De man verzoekt wijziging van de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna ook: de zorgregeling) zoals opgenomen in het ouderschapsplan.
3.1.2.De vrouw voert gemotiveerd verweer en verzoekt bij zelfstandig verzoek (een andere) wijziging van zorgregeling zoals opgenomen in het ouderschapsplan.
3.1.3.De rechtbank kan op verzoek van de gezaghebbende ouders of van een van hen op grond van artikel 1:253a in verbinding met artikel 1:377e BW een beslissing over een zorgregeling of een door ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Beide partijen stellen dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, zodat de rechtbank hiervan uitgaat.
3.1.4.De rechtbank stelt het volgende voorop. Partijen hebben indertijd een ouderschapsplan opgesteld waarin een zorgregeling is opgenomen. De ervaring leert dat een zorgregeling nooit in beton is gegoten en als ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen moeten zij de gezagsbeslissing zoals het aanpassen van een zorgregeling ook samen nemen. Dit is ook in het belang van de minderjarigen; ouders weten immers het beste hoe hun eigen werk- en privéagenda eruit ziet en welke zorgregeling het beste aansluit bij de behoefte en wensen van de minderjarigen. Dit geldt des te meer nu de man met zijn huidige partner en hun kind feitelijk in Londen woont en de vrouw met de minderjarigen in [woonplaats 2]. De rechtbank constateert dat het partijen niet is gelukt in overleg in alle opzichten nadere afspraken te maken over aanpassingen in de zorgregeling. Partijen laten de beslissing nu aan de rechtbank, wat hun goed recht is, maar waarschijnlijk niet het meest wenselijk gelet op het belang van de minderjarigen. Ook partijen zelf zijn gebaat bij een zorgregeling die voor hen praktisch het beste uitvoerbaar is en de rechtbank heeft daar slechts beperkt inzicht in. Daarnaast moeten partijen nog lang met elkaar samenwerken als ouders van de minderjarigen en het is ook voor het draagvlak beter als partijen samen tot dergelijke beslissingen kunnen komen.
3.1.5.De rechtbank heeft getracht de verzochte wijzingen overzichtelijk uiteen te zetten en te beoordelen.
3.1.6.De man verzoekt, naar de rechtbank begrijpt, vastlegging van de reguliere zorgregeling, in die zin dat de minderjarigen om de week bij de man verblijven van zaterdag 08:00 uur tot zondag 17:00 uur.
3.1.7.De vrouw voert gemotiveerd verweer en verzoekt bij zelfstandig verzoek wijziging van de reguliere zorgregeling, in die zin dat de minderjarigen in de even weken bij de man verblijven van vrijdag 17:00 uur tot zondag 17:00 uur.
3.1.8.De man vraagt vastlegging van de afspraak zoals die momenteel wordt uitgevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw geen doorslaggevend argument waarom de reguliere zorgregeling op vrijdagavond zou moeten beginnen. De rechtbank zal het verzoek van de man dan ook toewijzen en het verzoek van de vrouw afwijzen.
3.1.9.De man verzoekt wijziging van de (reguliere) zorgregeling, in die zin dat de minderjarigen ieder jaar vier extra weekenden bij de man zullen verblijven.
3.1.10.De vrouw stemt in met het verzoek van de man, met dien verstande dat de minderjarigen maximaal drie achtereenvolgende weekenden bij de man zullen verblijven.
3.1.11.De man stemt in met de voorwaarden van de vrouw. De rechtbank zal deze overeenstemming opnemen in deze beschikking.
Voorjaars-, mei- en herfstvakantie
3.1.12.De man verzoekt de vakantieregeling tijdens de voorjaars-, mei- en herfstvakantie te wijzigen, in die zin dat de minderjarigen in de voorjaars- en herfstvakantie bij de man zijn en in de meivakantie bij de vrouw.
3.1.13.De vrouw voert gemotiveerd verweer en verzoekt bij zelfstandig verzoek de vakantieregeling te wijzigen, in die zin dat de minderjarigen:
- in de voorjaarsvakantie in de oneven jaren bij de man en in de even jaren bij de vrouw verblijven;
- in de herfstvakantie in de even jaren bij de man en in de oneven jaren bij de vrouw verblijven;
- de eerste week van de meivakantie in de even jaren en de tweede week van de meivakantie in de oneven jaren bij de man verblijven (en andersom voor de vrouw).
3.1.14.De rechtbank zal de verzoeken van partijen afwijzen en de vakantieregeling wijzigen, in die zin dat de minderjarigen:
- in de voorjaarsvakantie bij de man verblijven;
- de helft van de meivakantie bij de man verblijven en de andere helft van de meivakantie bij de vrouw verblijven, waarbij partijen in onderling overleg deze verdeling bepalen;
- in de herfstvakantie bij de vrouw verblijven.
3.1.15.De man wil graag ieder jaar met de minderjarigen in de voorjaarsvakantie blijven skiën. Dit is in het belang van de minderjarigen. De vrouw wil niet alleen in de meivakantie, maar ook in de herfstvakantie met de minderjarigen op vakantie. Ook dit is in het belang van de minderjarigen. Alles tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat de voornoemde vakantieregeling het meest tegemoet komt aan deze belangen.
3.1.16.De man verzoekt de vakantieregeling tijdens de zomervakantie te wijzigen, in die zin dat de minderjarigen twee aaneengesloten weken bij de man verblijven.
3.1.17.De vrouw stemt in met het verzoek van de man, met dien verstande dat de minderjarigen in de even jaren twee aaneengesloten weken in de eerste drie weken van de zomervakantie en in de oneven jaren twee aaneengesloten weken in de laatste drie weken van de zomervakantie bij de man verblijven.
3.1.18.De man stemt in met de voorwaarden van de vrouw. De rechtbank zal deze overeenstemming opnemen in deze beschikking.
Kerstvakantie, kerstdagen en Oud en Nieuw
3.1.19.De man verzoekt de vakantieregeling tijdens de kerstvakantie, kerstdagen en Oud en Nieuw te wijzigen, in die zin dat de minderjarigen:
- in de oneven jaren met Kerstmis (24, 25 en 26 december) bij de man en in de even jaren bij de vrouw verblijven;
- in de even jaren met Oud en Nieuw (30 en 31 december en 1 januari óf 31 december, 1 en 2 januari afhankelijk hoe de dagen vallen) bij de man en in de oneven jaren bij de vrouw verblijven.
3.1.20.De vrouw stemt in met het verzoek van de man ten aanzien van de wijziging tijdens Oud en Nieuw en voert gemotiveerd verweer ten aanzien van de wijziging tijdens de kerstvakantie en de kerstdagen.
3.1.21.De rechtbank overweegt als volgt. Beide partijen hebben valide argumenten die emotioneel van aard zijn. Het kind van de man en zijn nieuwe partner is geboren op 25 december zodat dit een belangrijke dag is voor de man. De kerstdagen zijn voor de vrouw van extra emotionele betekenis, omdat haar vader in coronatijd in die periode is overleden. De rechtbank is het met de raad eens dat het belang van de minderjarigen de doorslag moet geven. Een duidelijke regeling met zo weinig mogelijk reisbewegingen is in het belang van de minderjarigen. De rechtbank zal de vakantieregeling tijdens de kerstvakantie, kerstdagen en Oud en Nieuw tussen partijen verdelen, in die zin dat de minderjarigen in de oneven jaren in de eerste week van de kerstvakantie bij de vrouw verblijven, inclusief kerstavond en de kerstdagen. De minderjarigen verblijven dan de tweede week van de kerstvakantie inclusief Oud en Nieuw bij de man. In de even jaren draait deze regeling om.
3.1.22.Het voornoemde houdt in dat de minderjarigen dit jaar (2023) tijdens de eerste week van de kerstvakantie en kerstavond en de kerstdagen bij de vrouw zijn. Oud en Nieuw valt dit jaar deels in het weekend, zodat in 2023 de verdeling iets afwijkt en de minderjarigen van 31 december 2023 tot 7 januari 2024 bij de man verblijven.
3.1.23.De man verzoekt wijziging van de vakantieregeling, in die zin dat de minderjarigen tijdens de vakanties maximaal zes extra dagen bij de man doorbrengen.
3.1.24.De vrouw stemt in met het verzoek van de man, met dien verstande dat de minderjarigen maximaal drie aaneengesloten dagen bij de man zullen verblijven en deze dagen aan het begin van het nieuwe jaar worden ingepland.
3.1.25.De man stemt niet in met de voorwaarden van de vrouw.
3.1.26.De rechtbank zal het verzoek van de man toewijzen, onder de beperkende voorwaarde dat de zes extra dagen niet mogen worden opgenomen in de schoolvakanties en moeten passen in het schoolrooster van de minderjarigen.
3.1.27.De man verzoekt wijziging van de zorgregeling tijdens Pinksteren, in die zin dat de aparte regeling tijdens Pinksteren vervalt en de minderjarigen in plaats daarvan op tweede Pinksterdag bij de ouder verblijven bij wie zij het voorafgaande weekend conform de reguliere regeling ook verblijven.
3.1.28.De vrouw stemt in met het verzoek van de man.
3.1.29.De rechtbank zal het verzoek als onweersproken en niet onrechtmatig of ongegrond worden toewijzen, omdat het belang van de minderjarigen zich hiertegen niet verzet.
3.1.30.De man verzoekt wijziging van de zorgregeling tijdens Pasen, in die zin dat de aparte regeling voor Pasen vervalt en de minderjarigen in plaats daarvan op tweede Paasdag en Goede Vrijdag bij de ouder verblijven bij wie zij het Paasweekend conform de reguliere regeling ook verblijven.
3.1.31.De vrouw voert gemotiveerd verweer.
3.1.32.De ervaring leert dat Pasen en Pinsteren nooit beide in een even of een oneven weekend vallen. Omdat bij Pinksteren de reguliere zorgregeling wordt gevolgd, is het ook niet meer dan logisch dat ook te doen met Pasen. De rechtbank zal dan ook het verzoek van de man toewijzen.