In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 december 2023 een beschikking gegeven over de vaststelling van een kinderbijdrage in het kader van de alimentatie voor een minderjarige. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.K. Visser, verzoekt de rechtbank om een door de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Delawi, te betalen bijdrage van € 350,- per maand, met als ingangsdatum 1 december 2022. De man verzet zich tegen dit verzoek en stelt dat de vrouw niet in haar verzoek kan worden ontvangen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en de man een affectieve relatie hebben gehad en samenwoonden tot augustus 2021. Ze zijn de ouders van een minderjarige, geboren in 2021. De vrouw heeft het ouderlijk gezag en de minderjarige woont bij haar. De rechtbank heeft de ingangsdatum van de kinderbijdrage vastgesteld op 13 april 2023, de datum waarop het verzoekschrift is ingediend. De vrouw heeft de behoefte van de minderjarige berekend op € 677,- per maand, terwijl de man deze berekening niet gemotiveerd heeft betwist.
De rechtbank heeft de draagkracht van beide ouders beoordeeld en vastgesteld dat de gezamenlijke draagkracht lager is dan de behoefte van de minderjarige. De man is in staat om een bijdrage van € 226,- per maand te betalen, rekening houdend met zijn financiële situatie en de zorgkorting. De rechtbank heeft bepaald dat de man met ingang van 13 april 2023 deze bijdrage moet betalen, en dat de proceskosten door beide partijen zelf gedragen worden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.