ECLI:NL:RBROT:2023:12162

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
10128012 CV EXPL 22-30182
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling bewijslevering in geschil over non-conformiteit van verkochte auto met waterschade

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01] en [autobedrijf01] over de verkoop van een auto. [eiser01] vorderde ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van de koopprijs van € 12.950,-, omdat hij stelde dat de auto bij aflevering waterschade had. De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder getuigenverklaringen en e-mails van de RDW. De kantonrechter oordeelde dat [eiser01] niet is geslaagd in het leveren van bewijs dat de auto waterschade had bij aflevering. De getuigenverklaringen waren niet overtuigend en de door [eiser01] overgelegde e-mails konden niet bijdragen aan het bewijs. De kantonrechter concludeerde dat de vorderingen van [eiser01] tot ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van de koopprijs moesten worden afgewezen, omdat niet was komen vast te staan dat er sprake was van non-conformiteit. Tevens werd [eiser01] veroordeeld in de proceskosten van [autobedrijf01].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10128012 CV EXPL 22-30182
datum uitspraak: 22 december 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. J.P. van Veenendaal, advocaat te Den Haag,
tegen
[gedaagde01], die handelt onder de naam
[autobedrijf01],
wonende te [woonplaats02] (gemeente [gemeente01] ),
gedaagde,
gemachtigde: mr. J. van Dijk, advocaat te Amsterdam.
Partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [autobedrijf01] ’ genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 24 maart 2023 en de daarin genoemde processtukken;
  • de akte van [eiser01] van 26 april 2023, met bijlagen;
  • de akte van [autobedrijf01] van 26 september 2023, met bijlagen;
  • het proces-verbaal van het op 26 september 2023 gehouden getuigenverhoor;
  • de akte van [eiser01] van 11 oktober 2023, met bijlagen;
  • de conclusie na enquête van [autobedrijf01] van 8 november 2023.
De uitspraak van het vonnis is, na aanhouding ter rolle van 8 december 2023, nader bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In deze procedure ligt de vraag voor of [autobedrijf01] aan [eiser01] een non-conforme auto heeft verkocht. [eiser01] vindt van wel en heeft de koopovereenkomst om die reden ontbonden, althans hij vordert in deze procedure ontbinding. Hij wil de koopprijs van € 12.950,- terug, plus de kosten van transport en de RDW-keuring van de auto.
2.2.
In het tussenvonnis is geoordeeld dat [eiser01] moet bewijzen dat de auto bij aflevering door [autobedrijf01] waterschade had. Ook moet [eiser01] de reparatiekosten bewijzen, omdat de hoogte van deze kosten van belang is voor de vraag of sprake is van een gebrek aan de auto.
[eiser01] is niet geslaagd in de bewijsopdracht
2.3.
Ter uitvoering van de bewijsopdracht heeft [eiser01] zichzelf als getuige doen horen alsmede de heer [getuige01] , die [eiser01] heeft vergezeld bij de aankoop van de auto. Bij de beoordeling van de getuigenverklaringen stelt de kantonrechter voorop dat het bij getuigenverklaringen volgens artikel 163 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet gaan om aan de getuige ‘uit eigen waarneming’ bekende feiten, waarbij die de term ruim moet worden opgevat. Verder geldt dat aan de getuigenverklaring van een partij zelf volgens artikel 164 lid 2 Rv slechts beperkte bewijskracht toekomt, in die zin dat haar verklaring omtrent door haar te bewijzen feiten geen bewijs in haar voordeel kan opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs.
2.4.
De getuige [getuige01] heeft ten aanzien van de waterschade het volgende verklaard:
“(…)Ik herinner mij dat [eiser01] aan [gedaagde01] gevraagd heeft waarom de auto zo stonk. [gedaagde01] heeft daarop geantwoord dat dat normaal was, omdat de auto lang had stilgestaan. Ik heb zelf niets geroken, want ik heb een slecht reukvermogen als gevolg van veelvuldig roken.Tijdens de gesprekken met [gedaagde01] is volgens mij het woord waterschade niet gevallen.(…)”.
Als partijgetuige heeft [eiser01] – voor zover thans van belang – het volgende verklaard:
“(…)
In aanvulling op hetgeen namens mij in de processtukken gesteld is, antwoord ik dat tijdens de gesprekken die ik gevoerd heb met [gedaagde01] bij gelegenheid van de aankoop van de Audi A8 wel degelijk gesproken is over waterschade. Ik heb [gedaagde01] tot twee keer toe gevraagd of de auto wellicht waterschade heeft gehad omdat de elektrische bedrading van de beide voorstoelen niet werkte. [gedaagde01] heeft daarop geantwoord dat hij dat niet wist en dat hij de auto in die staat gekocht had en hem ook in die staat wilde verkopen.(…)”Bij de RDW is een check uitgevoerd naar het chassisnummer. Dat nummer zit onder de motorkap en ook onder de voorruit. Omdat de keurmeester wilde controleren of dat nummer overeenkwam met het nummer dat ook vermeld staat onder de dorpel, heeft de keurmeester daar gekeken en geconstateerd dat de auto zeiknat was. Vervolgens heeft die keurmeester er nog twee collega’s bijgehaald en de drie keurmeesters hebben mij verteld dat de auto waterschade had gehad en dat ik een WOK- melding zou krijgen op de auto.(…)”.
2.5.
Gezien genoemde getuigenverklaringen is [eiser01] naar het oordeel van de kantonrechter niet geslaagd in het opgedragen bewijs. De getuige [getuige01] heeft helemaal niets kunnen verklaren over eventuele waterschade aan de Audi en de verklaring van [eiser01] staat geheel op zichzelf, zodat daaraan geen beslissende betekenis toekomt, mede gezien het bepaalde in artikel 164 lid 2 Rv. Dat er in zo hevige mate sprake zou zijn van waterschade aan de Audi, zoals [eiser01] heeft gesteld, valt bovendien op geen enkele wijze te rijmen met het feit dat [eiser01] ook verklaard heeft dat de auto voor de aankoop op de brug is gezet en dat hij toen de auto samen met [getuige01] bekeken heeft en toen geen “gekke dingen” heeft gezien. Het had op de weg van [eiser01] gelegen om uit te leggen hoe een en ander met elkaar te rijmen valt.
2.6.
De door [eiser01] overgelegde e-mails die afkomstig zouden zijn van de RDW kunnen naar het oordeel van de kantonrechter niet bijdragen aan het te leveren bewijs. Uit de adressering van de e-mails blijkt dat deze zijn verzonden aan de gemachtigde van [eiser01] . Uit de overgelegde prints blijkt tevens dat dit een reactie is op een bericht dat aan de RDW is verzonden. Onder beide e-mails staat immers ‘tekst uit oorspronkelijke bericht is verborgen’. In de e-mail van 11 april 2023 om 16.28 uur ontbreekt bovendien de ondertekening, hetgeen de vraag doet rijzen of deze e-mail maar deels is overgelegd en welk deel daarvan dan ontbreekt (en waarom). [autobedrijf01] heeft in de akte van 26 september 2023 terecht opgemerkt dat het op de weg van [eiser01] ligt om de gehele e-mailwisseling met de RDW over te leggen, dus inclusief de berichten die door of namens hem zijn gestuurd. [eiser01] heeft er echter voor gekozen om dat niet te doen en evenmin voor zijn handelwijze een verklaring te geven in de akte van 11 oktober 2023 die hij heeft genomen na de gehouden getuigenverklaringen. Onder die omstandigheden kan de kantonrechter de antwoorden van de RDW niet op waarde schatten, waarbij nog komt dat de door [eiser01] gestelde e-mailberichten van de RDW sowieso de nodige vraagtekens oproepen, gezien de opmaak van die berichten en het verschil in lay-out.
2.7.
De door [eiser01] bij zijn akte van 11 oktober 2023 overgelegde verklaringen van omwonenden zijn irrelevant, niet alleen omdat die verklaringen niet onder ede zijn afgelegd, maar bovendien omdat deze alleen iets zeggen over het stallen van de auto op de oprit van [eiser01] . Cruciaal is echter de vraag of inderdaad sprake was van waterschade aan de Audi ten tijde van de aankoop op 4 februari 2022. Daar zeggen deze verklaringen niets over. Bovendien plaatst de kantonrechter vraagtekens bij de betrouwbaarheid van de schriftelijke verklaringen. Immers zonder nadere verklaring, die echter ontbreekt, valt niet in te zien hoe de buren van [eiser01] ruim 1½ jaar na dato nog precies kunnen verklaren op welke datum [eiser01] de Audi gekocht heeft en hoe lang de auto toen bij [eiser01] thuis onder de carport heeft gestaan.
2.8.
Omdat [eiser01] niet is geslaagd in het bewijs dat er sprake was van waterschade ten tijde van de aflevering, is de hoogte van de herstelkosten niet (meer) relevant. Dat betekent dat de overgelegde schadecalculatie van Auto Hoogenboom geen verdere beoordeling meer behoeft.
Vorderingen moeten worden afgewezen
2.9.
De vorderingen van [eiser01] tot ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van de koopprijs en gemaakte kosten zijn gebaseerd op de stelling dat sprake is van non-conformiteit van de auto. Uit het voorgaande volgt dat dit niet is komen vast te staan.
De vorderingen van [eiser01] zullen worden afgewezen.
Proceskosten
2.10.
[eiser01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [autobedrijf01] tot vandaag vast op € 1.386,- aan salaris voor de gemachtigde (3,5 punten × € 396,-). Voor kosten die [autobedrijf01] maakt na deze uitspraak moet [eiser01] een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist. [1]
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.11.
Dit vonnis wordt wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, die aan de kant van [autobedrijf01] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.386,-;
3.3.
verklaart dit vonnis wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
51909

Voetnoten

1.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853