ECLI:NL:RBROT:2023:1222

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
9862444 CV EXPL 22-14130
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van onbetaalde facturen in een civiele procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 10 februari 2023, gaat het om een geschil tussen twee partijen over onbetaalde facturen en een beroep op verrekening. De eiser, [naam01], heeft werkzaamheden verricht voor de gedaagde, [naam bedrijf02], en heeft hiervoor twee facturen verzonden ter hoogte van € 2.150,-. De gedaagde heeft echter niet betaald en heeft in plaats daarvan een tegenvordering ingesteld, waarbij zij stelt dat de facturen gecorrigeerd moeten worden en dat er een bedrag van € 2.771,- is dat zij op [naam01] kan verrekenen. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 januari 2023 is [naam01] niet verschenen, waardoor de kantonrechter de stellingen van [naam bedrijf02] als onweersproken heeft aangenomen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van [naam01] in conventie niet toewijsbaar is, omdat de gedaagde een succesvol beroep op verrekening heeft gedaan. De kantonrechter heeft de vordering van [naam bedrijf02] in reconventie toegewezen, waarbij [naam01] is veroordeeld tot betaling van € 733,71, inclusief rente. Tevens is [naam01] veroordeeld in de proceskosten van zowel de conventie als de reconventie. Het eerdere verstekvonnis is vernietigd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9862444 CV EXPL 22-14130
datum uitspraak: 10 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[naam01] ,
die handelt onder de naam [naam bedrijf01] ,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: [gemachtigde01] te Schiphol,
tegen:
[naam bedrijf02] ,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats02] , gemeente [gemeente01] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. drs. K.S. Loilargosain.
De partijen worden hierna ‘ [naam01] ’ en ‘ [naam bedrijf02] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 28 december 2021, met bijlagen;
  • het vonnis van de rechtbank Den Haag van 15 februari 2022;
  • het herstelexploot van 9 maart 2022;
  • het verstekvonnis van deze rechtbank van 5 april 2022 met zaaknummer 9753733 / CV EXPL 22-8697;
  • de verzetdagvaarding van 2 mei 2022 met eis in reconventie (tegeneis), met bijlagen;
  • de e-mail van de gemachtigde van [naam bedrijf02] van 26 september 2022, met een bijlage;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 27 september 2022.
1.2.
Op 20 januari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was de gemachtigde van [naam bedrijf02] aanwezig. [naam01] is, zonder bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.

2.De feiten

[naam bedrijf02] heeft [naam01] ingehuurd voor het leggen van elektriciteitskabels. [naam01] heeft deze werkzaamheden verricht en de volgende twee facturen aan [naam bedrijf02] verzonden ten bedrage van € 2.150,- in totaal:
  • Factuur 15210027 d.d. 23 juli 2021 ter zake verrichte werkzaamheden week 29 (44 uur × € 25,- = € 1.100,-)
  • Factuur 15210028 d.d. 31 juli 2021 ter zake verrichte werkzaamheden week 30 (42 uur × 25,- = € 1.050,-).

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[naam01] eist samengevat:
  • [naam bedrijf02] te veroordelen aan hem te betalen een hoofdsom van € 2.150,- met rente;
  • [naam bedrijf02] te veroordelen aan hem te betalen € 322,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
  • [naam bedrijf02] te veroordelen in de proces- en nakosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[naam01] baseert de eis op het volgende. [naam01] heeft de overeengekomen werkzaamheden verricht, maar [naam bedrijf02] is haar betalingsverplichting niet nagekomen en moet dus nog voor de verrichte werkzaamheden betalen. [naam01] heeft vele malen tevergeefs geprobeerd om [naam bedrijf02] minnelijk te bereiken en zag zich daarom genoodzaakt zijn vordering ter incasso uit handen te geven. [naam bedrijf02] is daarom ook bijkomende kosten verschuldigd geworden.
3.3.
In het genoemde verstekvonnis van 5 april 2022 is de eis toegewezen.
3.4.
[naam bedrijf02] is het niet eens met de eis en het verstekvonnis en voert het volgende aan. Allereerst moeten de facturen van [naam01] gecorrigeerd worden door creditering van € 2.480,- (496 uur × € 5,-), want hij rekent een uurtarief van € 25,- terwijl partijen een uurtarief van € 20,- zijn overeengekomen. Verder heeft [naam01] vier uur teveel in rekening gebracht over week 15 van 2021. Deze uren zijn al wel door [naam bedrijf02] betaald, dus zij heeft nog € 80,- tegoed van [naam01] (4 uur × € 20,- uurtarief). Ook heeft [naam bedrijf02] een vordering van € 211,- op [naam01] ten titel van een keuring. Per saldo heeft [naam bedrijf02] dus een vordering op [naam01] van € 2.771,-, welk bedrag zij wil verrekenen met de vordering van [naam01] .
in reconventie
3.5.
[naam bedrijf02] eist samengevat:
  • [naam01] te veroordelen aan haar te betalen € 733,71 met rente;
  • [naam01] te veroordelen in de proces- en nakosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 621,- en buitengerechtelijke kosten van € 112,71.
3.6.
[naam bedrijf02] baseert de eis op het volgende. [naam bedrijf02] heeft een vordering van € 2.771,- op [naam01] . Na verrekening met de vordering van [naam01] van € 2.150,- resteert een bedrag van € 621,- dat [naam01] nog aan [naam bedrijf02] moet betalen.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of partijen nog bedragen aan elkaar verschuldigd zijn. Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie worden deze vorderingen gezamenlijk behandeld.
4.2.
[naam bedrijf02] heeft niet betwist dat zij de facturen van [naam01] van € 2.150,- niet heeft betaald. Dit deel van de vordering van [naam01] is daarom in beginsel toewijsbaar. [naam bedrijf02] heeft echter een beroep op verrekening gedaan. Naar het oordeel van kantonrechter slaagt dit beroep op verrekening en wordt bovendien de tegeneis van [naam bedrijf02] toegewezen, en wel om de volgende redenen.
4.3.
[naam01] is op 20 januari 2023 (zonder bericht van verhindering) wederom niet verschenen op de mondelinge behandeling en heeft het verweer en de tegeneis van [naam bedrijf02] niet betwist. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van de stellingen van [naam bedrijf02] . Dit betekent dat als onweersproken vast staat dat:
  • de facturen van [naam01] gecorrigeerd dienen te worden naar een uurtarief van € 20,- en dat [naam01] € 2.480,- aan [naam bedrijf02] dient te crediteren;
  • [naam01] € 80,- aan [naam bedrijf02] moet terugbetalen vanwege teveel in rekening gebrachte uren over week 15 van 2021;
  • [naam01] € 211,- aan [naam bedrijf02] moet betalen ten titel van een keuring.
4.4.
Gelet op het voorgaande moet [naam bedrijf02] nog € 2.150,- aan [naam01] betalen en moet [naam01] nog € 2.771,- aan [naam bedrijf02] betalen. Na verrekening is [naam01] nog € 621,- (aan hoofdsom) aan [naam bedrijf02] verschuldigd.
buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.5.
De door [naam bedrijf02] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
4.6.
De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, nu niet is gesteld of gebleken dat [naam bedrijf02] deze kosten al aan haar incassogemachtigde betaald heeft. Voor het overige wordt de door [naam bedrijf02] gevorderde wettelijke handelsrente toegewezen, omdat zij genoeg heeft gesteld waaruit blijkt dat deze moet worden betaald en [naam01] dat niet heeft betwist.
proceskosten
4.7.
Aangezien het beroep op verrekening van [naam bedrijf02] slaagt, wordt [naam01] in conventie aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. [naam01] moet daarom de proceskosten in conventie betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [naam bedrijf02] tot vandaag vast op € 110,39 aan dagvaardingskosten en € 398,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 199,-). Dit is totaal € 508,39.
4.8.
[naam01] krijgt in reconventie ongelijk en moet daarom eveneens de in dit kader gemaakte proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [naam bedrijf02] tot vandaag vast op € 199,- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt × € 199,- ).
4.9.
Voor kosten die [naam bedrijf02] maakt na deze uitspraak moet [naam01] ook een bedrag betalen van € 99,50 (1/2 punt × € 199,- met maximum € 132,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
vernietigt het op 5 april 2022 tussen partijen gewezen verstekvonnis;
5.2.
wijst de vordering af;
5.3.
veroordeelt [naam01] in de proceskosten die aan de kant van [naam bedrijf02] tot vandaag worden vastgesteld op € 508,39;
in reconventie
5.4.
veroordeelt [naam01] om aan [naam bedrijf02] te betalen € 733,71 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 621,- vanaf 16 september 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt [naam01] in de proceskosten die aan de kant van [naam bedrijf02] tot vandaag worden vastgesteld op € 199,-;
5.6.
wijst het anders of meer gevorderde af;
in conventie en in reconventie
5.7.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken.
43416