Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Het verdere verloop van de procedure
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- William Schrikker Jeugdbescherming en -reclassering (hierna: de GI), vertegenwoordigd door [naam 3];
- de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam 4].
2.De verdere beoordeling
- wekelijks gedurende drie uur bij de man zal verblijven;
- in de even jaren op haar verjaardag bij de man verblijft en in de oneven jaren bij de vrouw.
Tot slot is het voor [minderjarige] van groot belang dat beide ouders gebeurtenissen uit het verleden verwerken en werken aan hun weerbaarheid en het reguleren van hun emoties. Dit zal voor beide ouders niet eenvoudig zijn. Zo’n traject roept vaak bij betrokkenen weerstand en de behoefte om het traject te stoppen op. Echter voor een goede ontwikkeling van [minderjarige] is dit wel van belang. Zoals benoemd groeit [minderjarige] nu op met een zeer negatief vaderbeeld zonder mogelijkheden om dit door nieuwe positieve ervaringen bij te stellen. Zonder specifieke hulpverlening is er geen zicht op een verbetering van deze situatie. De kinderrechter vermoedt dat dit een lang en niet eenvoudig traject zal zijn, maar is van oordeel dat onder regie van de jeugdbeschermer hier een begin mee moet worden gemaakt.” De rechtbank acht ouders niet zelfstandig in staat om op dit moment op een voor de minderjarige verantwoorde wijze vorm te geven aan omgang en verwijst daartoe ook naar hetgeen is vermeld in overweging 2.1.5. van deze beschikking. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat één van de taken van de GI in het kader van de ondertoezichtstelling is om de belemmeringen voor hervatting van de omgang te beoordelen, met partijen te werken aan het wegnemen van de belemmeringen en zo mogelijk een begin te maken met contactherstel tussen de man en de minderjarige.