ECLI:NL:RBROT:2023:12440

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
ROT 22/1644
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete voor overtreding van de Wet Dieren met betrekking tot vleugelbeklemmingen van kuikens tijdens transport

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarbij een bestuurlijke boete van € 1.500,- is opgelegd wegens overtreding van de Wet Dieren. De zaak betreft een inspectie door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit op een slachthuis, waar zeven kuikens met een vleugel bekneld zaten tijdens transport. Eiseres, verantwoordelijk voor het welzijn van de kuikens, betwist de boete en stelt dat het laden is uitbesteed aan een erkend pluimveelaadbedrijf. De rechtbank oordeelt dat eiseres verantwoordelijk blijft voor de wijze van transport en dat de opgelegde boete terecht is. De rechtbank concludeert dat de toezichthouder terecht heeft vastgesteld dat de kuikens onnodig lijden hebben ervaren door de beknelling, wat in strijd is met de Wet Dieren. Eiseres heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de boete kunnen weerleggen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de boete.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/1644

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [plaatsnaam 1], eiseres

(gemachtigde: [naam]),
en

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: mr. A.F. Kabiri).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 24 februari 2022 (het bestreden besluit) waarbij verweerder het bezwaar van eiser tegen het boetebesluit van 5 november 2021 ongegrond heeft verklaard. Bij het boetebesluit heeft verweerder eiser een bestuurlijke boete opgelegd van € 1.500,- vanwege overtreding van bij of krachtens de Wet dieren gestelde voorschriften.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 16 februari 2021 heeft een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit een inspectie uitgevoerd op het slachthuis van [naam bedrijf] te [plaatsnaam 2]. De bevindingen van de toezichthouder zijn vastgelegd in een rapport van bevindingen van 27 mei 2021 (het rapport). Op basis daarvan heeft verweerder de bij het bestreden besluit gehandhaafde boete opgelegd.
3. Verweerders besluitvorming berust op het standpunt dat de toezichthouder heeft waargenomen dat zeven kuikens met een vleugel bekneld zaten tussen het losse deel van de lade erboven en het frame van de container van de vrachtwagen waarmee zij vervoerd werden. Vijf van deze vleugelbeklemmingen waren heel duidelijk zichtbaar, omdat de vleugel uitstak aan de buitenzijde van de container. De twee andere beklemmingen staken minder uit, maar waren alsnog direct zichtbaar aan de buitenzijde van de containers. Bij een beklemming rust er een groot gewicht van de bovenliggende lade op het onderliggende frame en de beknelde vleugel die hiertussen zit kan niet meer losraken. Een vleugelbeklemming is dan ook zeer pijnlijk voor een kuiken. De beklemming is volgens de toezichthouder dan ook ontstaan na het vangen en tijdens het laden en is niet onderweg ontstaan. De beklemming veroorzaakte tijdens het hele transport pijn, stress en lijden bij de dieren. Daarmee is volgens de toezichthouder sprake van ernstig dierenletsel ten gevolge van onaanvaardbaar verwijtbaar handelen tijdens het vangen en laden van de kuikens in de lades van de containers. Eiseres is hiervoor als vervoerder verantwoordelijk. Zij heeft daarmee volgens verweerder gehandeld in strijd met artikel 2.5 en 6.2, eerste lid van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 4.8, van de Regeling houders van dieren en artikel 3, aanhef van Verordening (EG) 1/2005. Verweerder heeft eiseres hiervoor een boete van € 1.500,- opgelegd.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht aan eiseres een boete heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseres betoogt dat haar ten onrechte een boete is opgelegd. Daartoe betoogt zij dat zij het laden heeft uitbesteed aan een erkend pluimveelaadbedrijf. Als pluimveehouder mag je erop vertrouwen dat dit bedrijf hun taken goedt uitvoert en dat de chauffeurs goed worden geïnstrueerd. In dit geval heeft de chauffeur zijn werk niet naar behoren uitgevoerd, aangezien hij de beknellingen had moeten zien en had moeten verhelpen. Eiseres kan de overtreding dan ook niet worden tegengeworpen. Daarbij wijst eiseres erop dat de transportcontainers die door de slachterij zijn geleverd verbogen en beschadigd waren. Dat de slachterij ondeugdelijk materiaal levert moet de slachterij worden aangerekend. Voorts wijst eiseres erop dat in een aantal andere zaken het boetebesluit is ingetrokken op grond van onvolkomenheden in de rapporten van bevindingen.
6.1.
In dit geval blijkt uit het rapport dat de toezichthouder heeft vastgesteld dat zeven kuikens met een vleugel bekneld zaten tussen het losse deel van de lade erboven en het frame van de container van de vrachtwagen waarmee zij vervoerd werden. De bij het rapport gevoegde foto’s, waarbij op enkele foto’s duidelijk is te zien dat vleugels tussen de transportcontainers zijn vastgeklemd, bevestigen de waarnemingen van de toezichthouder. Eiseres betwist deze beklemmingen niet. Dat in andere zaken boetes zijn ingetrokken vanwege onvolkomenheden in de rapporten van bevindingen, zegt niets over deze zaak. Eiseres heeft in deze zaak geen concrete aanknopingspunten aangedragen die leiden tot twijfel aan het rapport in deze zaak. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op basis van het rapport op het standpunt kunnen stellen dat is komen vast te staan dat de kuikens op zodanige wijze zijn vervoerd dat het hen waarschijnlijk letsel of onnodig lijden is berokkend. Daarmee is komen vast te staan dat sprake is van overtreding van artikel 2.5 en 6.2, eerste lid van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 4.8, van de Regeling houders van dieren en artikel 3, aanhef van de Transportverordening.
7.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eiseres daarvoor een boete op kunnen leggen. Dat de toezichthouder niet binnen twee maanden melding heeft gemaakt van zijn bevindingen en dat verweerder bij het nemen van het boetebesluit de termijn van artikel 5:51 van de Algemene wet bestuursrecht heeft overschreden, leidt volgens vaste rechtspraak [1] niet tot het vervallen van de bevoegdheid om een boete op te leggen. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat de boete in zoverre ten onrechte aan eiseres is opgelegd.
7.
7.2.
Het betoog dat het slachthuis en de vervoerder verantwoordelijk zijn en eiseres geen verwijt kan worden gemaakt slaagt niet. In de Transportverordening wordt vervoer immers gedefinieerd als de verplaatsing van dieren met behulp van een of meer vervoermiddelen en de daarmee samenhangende activiteiten, zoals laden, lossen, overladen en rusten, tot aan het moment waarop alle dieren op de plaats van bestemming zijn uitgeladen. Het vangen en laden van de kuikens is een met de verplaatsing samenhangende activiteit waarop de Transportverordening van toepassing is. Dit is namens eiseres ter zitting ook niet langer betwist.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden geconcludeerd dat de overtreding eiseres niet of verminderd kan worden verweten omdat (ook) de vervoerder voor het vervoer verantwoordelijk is. Artikel 3 van de Transportverordening, in verbinding met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren verbiedt immers het vervoeren en het laten vervoeren op zodanige wijze dat het de dieren waarschijnlijk letsel of onnodig lijden berokkent. Dit betekent dat dit voorschrift is gericht aan alle daarbij betrokken partijen – dus zowel eiseres, als de vangploeg en de vervoerder – en dat zij daarin hun eigen verantwoordelijkheid hebben. Daarnaast kan ook uit de feitelijke gang van zaken geen verminderde verantwoordelijkheid worden afgeleid. Het gaat hier immers om de constatering dat vleugels van kuikens bekneld zaten tussen de transportcontainers. De kuikens zijn in de stal van eiseres gevangen. Zij is dan ook verantwoordelijk voor het welzijn van haar kuikens en ook voor de wijze waarop deze kuikens op haar bedrijf worden gevangen en in containers worden geladen, al dan niet door een vangploeg die zij zelf daarvoor heeft ingeschakeld. Het laden van de kuikens in containers behoort ook tot de normale bedrijfsvoering van eiseres. Niet valt in te zien dat de verantwoordelijkheid voor de wijze waarop de kuikens in containers worden geplaatst enkel of vooral op het slachthuis of de vervoerder rust. Dat de chauffeur onder de Transportverordening ook verplichtingen heeft met betrekking tot de bescherming van kuikens, laat de verantwoordelijkheid van eiseres onverlet. [2]
7.3.
Het betoog dat de slachterij ondeugdelijke transportcontainers heeft aangeboden, leidt evenmin tot de conclusie dat eiseres een verminderd verwijt kan worden gemaakt. Op de foto’s is weliswaar te zien dat enkele containers zijn beschadigd of verbogen, maar eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de vleugels als gevolg van die beschadigingen beklemd zijn geraakt en haar daarvan geen verwijt kan worden gemaakt. Daarbij komt dat op foto 3 en 5 duidelijk is waar te nemen dat vleugels zijn beklemd zonder dat daarbij een beschadiging van de container is waar te nemen.
7.4.
Voor zover eiseres betoogt dat verweerder haar geen boete mocht opleggen omdat verweerder ook een boete zou hebben opgelegd aan de chauffeur en de slachterij en er geen boete mag worden opgelegd voor dezelfde overtreding, volgt de rechtbank dat standpunt niet. Nog daargelaten dat dit standpunt niet is onderbouwd en verweerder ter zitting niet heeft kunnen bevestigen of (ook) andere partijen zijn beboet, overweegt de rechtbank dat artikel 3 van de Transportverordening zich ook richt tot de chauffeur (als vervoerder) en de slachterij (als aanbieder van het materiaal voor het transport). Dat betekent dat verweerder ook hen kan beboeten, als daarvoor aanleiding bestaat. Omdat iedere betrokkene partij een eigen verantwoordelijkheid heeft, kan ook iedere partij een overtreding plegen. Dit zijn afzonderlijke overtredingen, gepleegd door afzonderlijke (rechts)personen en van een dubbele bestraffing is dan ook geen sprake.
8. Voor zover eiseres in beroep verwijst naar het rapport “Ongekend onrecht” en zich onder verwijzing naar een aantal publicaties op het standpunt stelt dat pluimveehouders onrecht wordt aangedaan, geeft dat de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat eiseres oneerlijk is behandeld en dat het bestreden besluit onrechtmatig moet worden geacht. Voor zover zij in beroep wijst op de gang van zaken tijdens de hoorzitting in bezwaar, overweegt de rechtbank dat uit het verslag van de hoorzitting blijkt dat niets nieuws is aangevoerd en dat de bezwaargronden slechts zijn toegelicht. Nu het verslag geen letterlijke weergave hoeft te zijn van wat is besproken [3] , is hiermee voldoende inzichtelijk gemaakt wat tijdens de hoorzitting is besproken en geeft deze gang van zaken geen blijk van onzorgvuldigheden tijdens de procedure. Ook de verwijzing naar het rapport van Berenschot van 23 februari 2023 [4] kan eiseres niet baten, nu in deze zaak geen sprake is van recidive, zodat van de in het rapport genoemde ‘recidivespiraal’ geen sprake is.
9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht vastgesteld dat eiseres de haar verweten overtreding heeft begaan en dat deze haar kan worden verweten. Op grond van artikel 1.2 van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren en de bijbehorende bijlage was verweerder bevoegd om daarvoor een boete van € 1.500,- aan haar op te leggen.
10. Eiseres heeft verder geen gronden aangevoerd over de hoogte en evenredigheid van de boete. Wat betreft de hoogte van de opgelegde boete overweegt de rechtbank dat de wetgever al een afweging heeft gemaakt welke boete bij een bepaalde overtreding evenredig moet worden geacht. Het met de Transportverordening gediende doel - bescherming van het dierenwelzijn - staat voorop. De rechtbank vindt de gebruikelijke boete van € 1.500,- voor dit soort overtredingen in het algemeen evenredig.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Goossens, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.S.J. Letschert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:842.
2.Vergelijk de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 29 augustus 2023, ECLI:NL:CBB:2023:457.
3.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:842.
4."Bestuurlijke boete Wet dieren, effecten van de bestuurlijke boete Wet dieren in de praktijk”.