7.1.Naar het oordeel van de rechtbank is het motiveringsbeginsel niet geschonden. De heffingsambtenaar heeft in de uitspraak op bezwaar voldoende gemotiveerd dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Anders dan in voornoemde uitspraak van de rechtbank Alkmaar het geval is, heeft de heffingsambtenaar met het overleggen van het taxatieverslag en de waardematrix voldoende duidelijk gemaakt dat rekening is gehouden met de verschillen die bestaan tussen de woning van eiser en de vergelijkingsobjecten door de KOUDV-liggingsfactoren en correcties hierop toe te passen. Bovendien wordt in de overgelegde toelichting op de waardematrix uiteengezet hoe de matrix gelezen moet worden en hoe uit de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten de WOZ-waarde van de woning van eiser wordt afgeleid. De heffingsambtenaar is uitgebreid op alle punten van eiser ingegaan, zodat een beroep op schending van het motiveringsbeginsel niet slaagt.
Heeft de heffingsambtenaar aannemelijk gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld?
8. Eiser betoogt dat de waarde van de woning ten hoogste € 385.000,- bedraagt. Bij de waardering van de woning is onvoldoende rekening gehouden met de gedateerde voorzieningen en het achterstallig onderhoud van de woning. De inhoud van zowel de vergelijkingsobjecten als onderhavige woning zijn onjuist berekend en niet inzichtelijk gemaakt.
9. Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de woning bepaald op de waarde die aan de woning dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Deze waarde is naar de bedoeling van de wetgever ‘de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding’.De heffingsambtenaar moet aannemelijk maken dat hij de waarde van de woning niet te hoog heeft vastgesteld.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar aannemelijk gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Uit het taxatierapport blijkt dat de waarde van de woning is bepaald door middel van een methode van systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn, waarbij de verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten voldoende zijn toegelicht. De vergelijkingsobjecten zijn bruikbaar bij de waardering, omdat deze op de belangrijkste waardebepalende kenmerken, zoals ligging, type en bouwjaar goed vergelijkbaar zijn met de woning.
11. Wat eiser heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat de heffingsambtenaar bij de waardebepaling onvoldoende rekening heeft gehouden met de staat van het onderhoud en de voorzieningen. Uit de waardematrix blijkt dat de heffingsambtenaar een correctie heeft toegepast door het onderhoud en de voorzieningen op een ‘2’ (beneden gemiddeld) te waarderen. Niet gebleken is dat de heffingsambtenaar een lagere waardering had moeten toekennen, nu eiser zijn stelling niet nader heeft onderbouwd. Verder was de heffingsambtenaar niet gehouden tot een onderbouwing van de inhoud, omdat eiser geen feiten heeft gesteld waaruit blijkt dat de inhoud van de vergelijkingsobjecten of de onderhavige woning onjuist zou zijn. De beroepsgrond slaagt niet.