In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 28 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Ridderkerk beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] in Ridderkerk, vastgesteld op € 284.000,- per 1 januari 2021, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. R. van der Weide, betwistte deze waardebepaling en stelde dat de waarde van de woning € 244.000,- zou moeten zijn, onderbouwd met argumenten over achterstallig onderhoud en onjuiste waarderingsfactoren.
De rechtbank heeft op 17 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij de heffingsambtenaar niet aanwezig was. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Er waren onduidelijkheden over de oppervlakte van de woning en de gehanteerde waarderingsfactoren, waardoor de matrix die de heffingsambtenaar had overgelegd niet bruikbaar was. De rechtbank oordeelt dat de waarde van de woning schattenderwijs op € 250.000,- moet worden vastgesteld, en vernietigt de uitspraak op bezwaar.
De rechtbank bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden en dat eiser recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten, die in totaal € 2.266,- bedraagt. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.P. Ferwerda en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.