Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 19 oktober 2023, met producties;
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring, tevens conclusie van antwoord in kort geding;
- de aanvullende productie van Kotug;
- de pleitnota van mr. Verhagen;
- de pleitaantekeningen van mr. Oskam.
2.De feiten
34.BIMCO Dispute Resolution Clause (…)
34.BIMCO Dispute Resolution Clause (…)
fraudulent alternatively negligent misrepresentation/misstatement)’. De zitting in deze arbitrageprocedure is gepland op vier of vijf opeenvolgende dagen in de week van 11 maart 2024.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Clause 34 Bimco Dispute Resolution) onttrokken aan de overheidsrechter. Niet in geschil is dat de arbitrageprocedure niet in een spoedprocedure voorziet. Voor de vraag of de voorzieningenrechter tot het treffen van de gevorderde voorlopige voorziening rechtsmacht toekomt, geldt het volgende.
place of delivery en redelivery’van de sleepboot Kameroen is. Uit box 16 volgt dat de ‘
area of operation’de haven van Limbe in Kameroen is. Hetzelfde geldt voor de RT Zoë, zij het dat voor die sleepboot de ‘
place of redelivery’de haven van Rotterdam is. De door Kotug gevorderde voorziening is de betaling van een voorschot op de in arbitrage gevorderde huur, die Fako op grond van de bevrachtingsovereenkomsten aan Kotug zou zijn verschuldigd. De verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, betreft dus de uit de bevrachtingsovereenkomst voortvloeiende verbintenis tot betaling van huur. Voor de vraag of de voorzieningenrechter op grond van artikel 6a Rv rechtsmacht toekomt, is daarom van belang waar die verbintenis moet worden uitgevoerd en niet de plaats waar het vermogensbestanddeel waarop Kotug zich wil verhalen zich bevindt, zoals Kotug heeft gesteld. De plaats waar de betalingsverbintenis moet worden uitgevoerd hangt af van de overeenkomst en moet worden vastgesteld naar het recht dat op de overeenkomst van toepassing is. Dat is in dit geval, zo blijkt uit artikel 34 van de bevrachtingsovereenkomsten, Engels recht. Dat er in het Engels recht een pendant is van het Nederlandse artikel 6:116 BW (betaling aan woonplaats schuldeiser) is door Kotug niet gesteld. Voor het eerst aan het einde van de mondelinge behandeling is naar aanleiding van vragen van de voozieningenrechter over de door Kotug aangehaalde uitspraak in de Mongolia (ECLI:NL:RBROT:2015:5907) namens Kotug naar voren gebracht dat zij in Rotterdam is gevestigd en dat de huur op een Nederlandse rekening betaald moet worden. Weliswaar is in de bevrachtingsovereenkomsten een Nederlandse bankrekening opgenomen, maar Kotug heeft verder niet gemotiveerd of onderbouwd dat de plaats van uitvoering naar het op de overeenkomst toepasselijke Engels recht in Nederland is gelegen. In de overeenkomst is bovendien de ‘
place of payment’ niet ingevuld. Bij die stand van zaken kan de voorzieningenrechter niet vaststellen dat de plaats waar de betalingsverbintenis moet worden uitgevoerd naar Engels recht in Nederland is gelegen. Dat de voorzieningenrechter op grond van artikel 6 aanhef en onder a Rv rechtsmacht toekomt, is dan ook niet gebleken.