ECLI:NL:RBROT:2023:12943

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
8185503 CV EXPL 19-50867
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur van wasmachine en televisie door een consument; afwijzing schadevergoeding wegens oneerlijke bepalingen en toetsing informatieplichten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Elbuco B.V. en een consument, aangeduid als [gedaagde01]. De consument had een wasmachine, koelkast en televisie gehuurd van Elbuco, maar stopte op een gegeven moment met het betalen van de huur. Elbuco beëindigde de overeenkomst en vorderde de onbetaalde huur en schadevergoeding. De consument verscheen niet in de procedure, waardoor verstek werd verleend.

De rechter heeft de vordering van Elbuco slechts gedeeltelijk toegewezen. De schadevergoeding werd afgewezen omdat de algemene voorwaarden van Elbuco als oneerlijk werden beoordeeld. De rechter oordeelde dat de bepalingen over te late betaling en vroegtijdige beëindiging oneerlijk waren, omdat ze de consument in een nadelige positie plaatsten ten opzichte van de wettelijke bepalingen. De rechter heeft vastgesteld dat Elbuco niet voldoende informatie had verstrekt over de duur van de overeenkomst en de opzegmogelijkheden, wat ook in strijd was met de informatieplichten uit het Burgerlijk Wetboek.

Uiteindelijk werd Elbuco veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 170,00 aan de consument, omdat de gehuurde producten niet waren teruggegeven. De rechter schatte de waarde van de producten op 50% van de door Elbuco vastgestelde waarde. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf de dag van dagvaarding. De proceskosten werden aan de zijde van Elbuco vastgesteld op € 610,18, en de consument werd veroordeeld in deze kosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
locatie Dordrecht
zaaknummer: 8185503 \ CV EXPL 19-50867
datum uitspraak: 10 oktober 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Elbuco B.V.,
te Maarssen,
eiseres,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders Eindhoven,
tegen
[gedaagde01],
te [plaats01] ,
gedaagde,
die niet in de procedure is verschenen.

1.Verloop van de procedure

Elbuco heeft een dagvaarding uitgebracht. [gedaagde01] heeft niet gereageerd. Tegen haar is daarom verstek verleend. De rechtbank heeft eerder een rolbeslissing en een tussenvonnis gewezen. Elbuco heeft daarop met twee aktes gereageerd.

2.Inleiding

2.1.
[gedaagde01] heeft op de website van Elbuco een wasmachine, een koelkast en een televisie gehuurd. [gedaagde01] heeft een tijd lang de huur betaald maar is daar op enig moment mee gestopt. Elbuco heeft de overeenkomst daarna beëindigd. In deze procedure vordert Elbuco de onbetaalde huur en een schadevergoeding. [gedaagde01] is niet verschenen.
2.2.
De rechter wijst de vordering maar voor een deel toe. [gedaagde01] hoeft geen schade te vergoeden omdat de algemene voorwaarden van Elbuco op dit punt oneerlijk en daarmee onredelijk bezwarend zijn. Ook van de niet betaalde huur, hoeft [gedaagde01] maar een deel te betalen. Dat komt omdat Elbuco niet alle informatie aan [gedaagde01] heeft verstrekt die zij had moeten verstrekken. De rechter zal deze beslissing hierna uitvoeriger toelichten.

3.De rechter moet beoordelen of de algemene voorwaarden oneerlijk zijn

3.1.
Elbuco beroept zich niet op haar algemene voorwaarden. Toch moest de rechter de algemene voorwaarden van Elbuco beoordelen. De voorwaarden waren namelijk van toepassing op de overeenkomst en omdat in de algemene oneerlijke bepalingen staan, moet een deel van de vordering worden afgewezen. De reden hiervan is dat het Hof van Justitie EU heeft bepaald dat de rechter oneerlijke bepalingen uit eigen beweging buiten toepassing moet laten en dat bij oneerlijke bepalingen de handelaar geen beroep meer mag doen op de wet. [1] Recent heeft het hof verduidelijkt dat dit ook zo is als de handelaar zich in de procedure alleen beroept op de wet. [2]
3.2.
Op basis van deze regels heeft de rechter uit eigen beweging vastgesteld dat de algemene voorwaarden van Elbuco op een aantal punten oneerlijk zijn en heeft zij delen van de vordering afgewezen.

4.De bepalingen over te late betaling zijn oneerlijk

4.1.
De algemene voorwaarden van Elbuco bevatten een aantal bepalingen die gelden voor het geval de consument niet tijdig betaalt. Bij de vraag of de voorwaarden op dit punt oneerlijk zijn, moet de rechter beoordelen of deze bepalingen samen tot een oneerlijke uitkomst kunnen leiden (het cumulatieve effect). [3]
4.2.
De algemene voorwaarden bepalen dat als de consument niet tijdig betaalt, hij in verzuim komt en wettelijke rente verschuldigd wordt. Tot zover wijken de voorwaarden niet af van wat zou gelden op grond van de wet. Deze regeling op zich zou daarom niet oneerlijk zijn.
4.3.
De algemene voorwaarden bepalen verder dat de consument administratiekosten en aanmaningskosten per aanmaning verschuldigd wordt en dat Elbuco de hoogte van deze kosten jaarlijks zal vaststellen. Hierdoor wordt de uitkomst van de bepalingen samen wel oneerlijk. Deze bepalingen geven Elbuco het recht om eenzijdig kosten vast te stellen die de consument niet verschuldigd zou zijn op grond van de wet. De consument komt hierdoor in een aanzienlijk nadeligere positie dan waarin hij zou zitten op grond van de wet en Elbuco heeft hiervoor geen deugdelijke rechtvaardiging gegeven. Vervolgens staat er ook nog dat de consument alle redelijke incassokosten verschuldigd is en dat Elbuco zich daarbij dient te houden aan het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten. Deze kosten lijken dus nog boven op de aanmaningskosten te komen. Voor zover Elbuco heeft bedoeld dat de totale incassokosten, dus inclusief de aanmaningskosten, moeten worden berekend op grond van het besluit, zijn haar algemene voorwaarden onvoldoende duidelijk en om die reden oneerlijk.
4.4.
De bepalingen over niet tijdige betaling door de consument kunnen samen dus tot een oneerlijke uitkomst leiden. Al deze bepalingen moeten daarom worden vernietigd [4] en Elbuco mag niet terugvallen op de wet. [5] Dat betekent dat alle gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten moeten worden afgewezen.

5.De bepalingen over vroegtijdige beëindiging zijn oneerlijk

5.1.
De algemene voorwaarden bepalen dat de overeenkomst na de eerste twaalf maanden steeds wordt verlengd voor de periode van twaalf maanden, tenzij een partij minimaal een maand voor aanvang de overeenkomst opzegt. Verder staat er dat Elbuco bij tussentijdse beëindiging recht heeft op € 75,00 voor het ophalen van het product ongeacht of het daadwerkelijk wordt teruggegeven, de resterende overeengekomen huurtermijnen met een maximum van 12 maanden en de vervangingswaarde van het product als het product niet binnen twee weken wordt teruggegeven. Deze vervangingswaarde mag Elbuco volgens haar voorwaarden eenzijdig vaststellen.
5.2.
De schadevergoeding waarop Elbuco volgens haar voorwaarden recht heeft kan aanzienlijk hoger uitvallen dan de schadevergoeding waarop zij recht zou hebben van de wet. Op grond van de wet zou een vergelijking gemaakt moeten worden tussen de situatie waarin Elbuco verkeert en de situatie waarin zij zou verkeren als de consument niet zou zijn tekortgekomen en de overeenkomst dus niet ontbonden hoefde te worden. Daarbij zou ook rekening gehouden moeten worden met het voordeel dat Elbuco heeft door de vroegtijdige beëindiging, namelijk dat zij de gehuurde apparatuur eerder terugkrijgt en weer kan verhuren of verkopen. De algemene voorwaarden kennen niet zo’n regeling maar fixeren de schade juist op de volledige omzet. Voor zover de consument de gehuurde apparatuur niet teruggeeft, zou de daadwerkelijke waarde moeten worden vergoed, niet een door Elbuco zelf vast te stellen waarde. Ook voor deze afwijking ten nadele van de consument heeft Elbuco geen rechtvaardiging gegeven. De uitkomst van de bepalingen samen is ook hier daarom oneerlijk.
5.3.
De bepalingen over vroegtijdige beëindiging moeten dus worden vernietigd en Elbuco mag niet terugvallen op de wet. Dat betekent dat alle schadevergoedingen wegens vroegtijdige beëindiging moeten worden afgewezen.
5.4.
Elbuco wordt wel veroordeeld om een schadevergoeding aan eiseres te betalen omdat hij de gehuurde producten niet heeft teruggegeven. Richtlijn 93/13 staat er naar het oordeel van de rechter niet aan in de weg dat de consument gehuurde producten moet teruggeven aan de eigenaar, ook als de overeenkomst op dat punt een oneerlijke bepaling bevatte. Als gedaagde de gehuurde producten ondanks aanmaningen niet teruggeeft dan moet hij de daadwerkelijke schade van eiseres vergoeden. Daarbij moet worden uitgegaan van de bedragen zonder btw want over schadevergoeding is geen btw verschuldigd.
5.5.
Elbuco heeft zich in deze zaak niet uitgelaten over de daadwerkelijke waarde van de producten. De rechter zal de waarde van de producten daarom schatten op 50% van de door Elbuco vastgestelde waarde. Dit komt uit op een bedrag van € 170,00.
5.6.
Aangezien niet duidelijk is op welk moment eiseres haar vordering tot afgifte van het gehuurde heeft omgezet in een vordering tot schadevergoeding, is de wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag van dagvaarding.

6.Andere bepalingen hoeft de rechter in deze zaak niet te toetsen

6.1.
De algemene voorwaarden van Elbuco bevatten mogelijk nog een aantal andere oneerlijke bepalingen. Zo is ook de bepaling dat de consument niet mag verrekenen of opschorten zeer waarschijnlijk oneerlijk. Voor de uitkomst van deze procedure zijn deze bepalingen echter niet relevant want Elbuco doet geen beroep op deze bepalingen en zij doet op dit punt ook geen beroep op aanvullend recht.

7.Elbuco heeft te weinig informatie gegeven

7.1.
De kantonrechter begrijpt dat de gang van zaken als volgt was. [gedaagde01] heeft op de website van Elbuco een proces doorlopen en aan het eind daarvan heeft zij een formulier ingevuld. Een medewerker van Elbuco heeft [gedaagde01] vervolgens gebeld om een afspraak te maken. Bij aflevering heeft [gedaagde01] een overeenkomst getekend.
7.2.
Elbuco heeft niet aangetoond dat zij voorafgaand of bij het sluiten van de overeenkomst voldoende informatie heeft gegeven over de duur van de overeenkomst en opzegging (artikel 6:230m onder o BW) en over de minimumduur (artikel 6:230m onder p BW).
7.3.
De consument moet op de website kiezen hoe lang hij het product wil huren, maar er staat niet wat er na die periode gebeurt. Daarom is niet voldaan aan artikel 6:230m onder o BW. Elbuco had op grond van dit artikel aan consumenten namelijk duidelijk moeten maken dat de overeenkomst na de eerste huurperiode doorloopt, dat de consument daarna mag opzeggen en met welke opzegtermijn. Elbuco moet deze informatie op een in het oog springende wijze aan de consument laten zien. Dat staat in artikel 6:230v lid 2 BW. Daarom is niet voldoende dat deze informatie bij de veel gestelde vragen staat. De consument moet naar die informatie immers zelf op zoek gaan en dus is de informatie niet op een in het oog springende wijze getoond.
7.4.
Uit de website van Elbuco blijkt ook onvoldoende duidelijk dat de consument de overeenkomst gedurende de afgesproken huurperiode niet mag opzeggen, althans dat hij in dat geval een opzegvergoeding moet betalen. Op grond van artikel 6:230m onder p BW had Elbuco dit wel duidelijk moeten vermelden. Voor de consument moet duidelijk zijn dat hij op zijn vroegst na het verstrijken van de huurperiode van zijn betalingsverplichting afkan. Hierover staat wel wat meer informatie in de algemene voorwaarden, maar ook hier geldt dat de informatie op een in het oog springende wijze moet worden getoond. Daaraan is niet voldaan als de informatie alleen in de algemene voorwaarden staat.
7.5.
Elbuco heeft tot slot onvoldoende informatie gegeven over het recht van de consument om de overeenkomst binnen veertien dagen na het aangaan van de overeenkomst te ontbinden. Elbuco informeert consumenten namelijk onvoldoende over de wijze waarop zij van hun ontbindingsrecht gebruik kunnen maken. Ook heeft Elbuco niet aangetoond dat zij een modelformulier aan [gedaagde01] heeft gestuurd. Zij is hiertoe op grond van artikel 6:230m onder h BW wel verplicht.
7.6.
Elbuco heeft op drie punten haar informatieplicht geschonden. Op grond van de door de rechtbanken opgestelde sanctierichtlijn wordt de overgebleven betalingsverplichting van [gedaagde01] daarom verminderd met 25%. Het gaat om vier termijnen van € 62,00, dus in totaal om 248,00. Hiervan wordt € 186,00 toegewezen (75%).

8.Proceskosten

8.1.
[gedaagde01] wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Weliswaar wordt een groot deel van de vordering afgewezen, maar Elbuco is wel terecht tot dagvaarding overgegaan. Op het moment van dagvaarding hoefde Elbuco nog niet te verwachten dat haar vordering grotendeels zou worden afgewezen.
8.2.
De rechter begroot de kosten tot op vandaag op € 486,00 aan griffierecht, € 39,00 aan salaris gemachtigde en € 85,18 aan dagvaardingskosten. Totaal komt dit uit op € 610,18. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist. [6]

9.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde01] om aan Elbuco te betalen € 62,00;
veroordeelt [gedaagde01] om aan Elbuco te betalen € 170,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding;
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van Elbuco tot vandaag worden vastgesteld op € 610,18;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
371

Voetnoten

1.Hof van Justitie van de Europese Unie 21 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia)
2.Hof van Justitie van de Europese Unie 8 december 2022, ECLI:EU:C:2022:971 (Gupfinger)
3.Hof van Justitie van de Europese Unie 21 april 2016, ECLI:EU:C:2016:283 (Radlinger)
4.Hof van Justitie van de Europese Unie 21 april 2016, ECLI:EU:C:2016:283 (Radlinger)
5.Hof van Justitie van de Europese Unie 21 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia)
6.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853