ECLI:NL:RBROT:2023:13052

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
C/10/667459 / FA RK 23-7646
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toevertrouwing minderjarigen en kinderalimentatie in echtscheidingsprocedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 20 december 2023 een mondelinge uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, waarbij de man verzocht om voorlopige voorzieningen met betrekking tot de minderjarige kinderen. De man en vrouw zijn op 24 februari 2008 in Eritrea getrouwd en hebben drie minderjarige kinderen. De vrouw heeft een verzoek tot echtscheiding ingediend, en de rechtbank heeft de verzoeken van de man en vrouw beoordeeld. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 november 2023 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en was ook de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen aan de vrouw worden toevertrouwd, en de man is verplicht om € 50,- per maand per kind te betalen als kinderalimentatie. Het verzoek van de man om een zorgregeling is afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat het in het belang van de minderjarigen is om eerst hulpverlening te bieden aan zowel de man als de vrouw. De rechtbank heeft ook een informatieregeling vastgesteld, waarbij de vrouw de man om de twee maanden op de hoogte moet houden van de ontwikkelingen van de minderjarigen. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, mr. H.C.A. de Groot.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/667459 / FA RK 23-7646
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak van 20 december 2023 over voorlopige voorzieningen
in de zaak van:
[naam man], hierna: de man,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat mr. V.E. de Haas te Schagen,
t e g e n
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende op een geheim adres,
advocaat mr. A.C. van Seventer te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlage van de man, ingekomen op 20 oktober 2023;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift, met bijlagen, ingekomen op 19 december 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op
21 november 2023. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door mr. M.C. Bekkering namens haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [persoon A] .
1.3.
De oudste twee minderjarigen zijn, gelet op hun leeftijd, in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. De minderjarigen hebben hiervan gebruik gemaakt.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn op 24 februari 2008 te Fechoga (Eritrea) met elkaar gehuwd.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
[naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats] ,
[naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2011 te [geboorteplaats] ,
[naam minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2013 te [geboorteplaats] .
2.3.
De vrouw heeft inmiddels een verzoek tot echtscheiding gedaan. Deze procedure is bij deze rechtbank bekend onder zaak-/rekestnummer C/10/661235 / FA RK 23-479.
2.4.
De man heeft de Nederlandse nationaliteit en de vrouw heeft de Eritrese nationaliteit.

3.De beoordeling

3.1.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.1.1.
Omdat de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is gelegen, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 7 van Brussel II-ter bevoegd te beslissen op de verzoeken tot toevertrouwing van de minderjarigen, de vaststelling van een zorgregeling, de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen (hierna: kinderbijdrage) en de informatieregeling.
3.1.2.
De Nederlandse rechter past op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag van 1996 Nederlands recht op het verzoek toe.
3.2.
Toevertrouwing van de minderjarigen
3.2.1.
De man verzoekt de minderjarigen aan de vrouw toe te vertrouwen.
3.2.2.
Het verzoek tot toevertrouwing van de minderjarigen aan de vrouw wordt, als niet weersproken en op de wet gegrond, toegewezen.
3.3.
Kinderbijdrage
3.3.1.
Namens de man is bezwaar gemaakt tegen het zelfstandige verzoek van de vrouw met betrekking tot de kinderalimentatie dat kort voor de zitting is ingediend. De man acht dat in strijd met de goede procesorde. Door de vrouw is onbetwist gesteld dat de namens haar overgelegde alimentatieberekening is gebaseerd op de (schaarse) inkomensgegevens die reeds geruime tijd geleden door de man in de bodemprocedure zijn ingediend. Door de man is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat hij nu in totaal € 200,- per maand aflost op schulden aan de belastingdienst vanwege ten onrechte ontvangen en daarom teruggevorderde toeslagen. Onduidelijk is gebleven hoe hoog deze schulden zijn, maar dat er een verplichting tot aflossing is, is wel aannemelijk geworden. De rechtbank heeft uitgaande van deze financiële gegevens een voorzet gegeven over de hoogte van de kinderalimentatie. Partijen hebben vervolgens overeenstemming bereikt over een door de man te betalen kinderbijdrage. Afgesproken is dat de man voor de duur van de echtscheidingsprocedure een kinderbijdrage van € 50,- per maand per kind zal voldoen aan de vrouw. De rechtbank zal deze afspraak opnemen in deze beschikking.
3.4.
Zorgregeling
3.4.1.
De man verzoekt een regeling over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vast te stellen, waarbij de minderjarigen twee weken na datum beschikking eens per veertien dagen op zaterdag van 14:00 uur tot 16:00 uur bij de man verblijven op een door de rechtbank aan te wijzen locatie in Rotterdam. Daarbij verzoekt de man de raad te verzoeken om in de bodemprocedure onderzoek te doen naar de zorgregeling en de rechtbank hierover te adviseren.
3.4.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer.
3.4.3.
Vaststaat dat partijen veel hebben meegemaakt. De man verliet, toen de minderjarigen heel jong waren, het gezin om naar Nederland te vluchten. Hierna duurde het vier jaar voordat zij herenigd werden, in de tussenliggende periode is de vrouw zes maanden gedetineerd geweest, waardoor de minderjarigen door anderen opgevangen moesten worden.
Vervolgens zijn de vrouw en de minderjarigen ook gevlucht, waarbij zij met elkaar ook gedetineerd zijn geweest. Eenmaal in Nederland aangekomen hebben zij geruime tijd in een AZC gewoond. Tijdens de periode dat de minderjarigen met hun ouders in gezinsverband hebben samengeleefd in Nederland was er volgens de vrouw en de minderjarigen sprake van huiselijk geweld. Twee jaar na hun hereniging met de man werd het gezinsverband opnieuw verbroken en moesten de minderjarigen opnieuw wennen aan een nieuwe omgeving. De vrouw is, met tussenkomst van Veilig Thuis, in juni 2022 gaan wonen op een geheimadres in een vrouwenopvang. Al deze gebeurtenissen hebben veel impact hebben gehad op het leven van de vrouw en de minderjarigen.
3.4.4.
De man heeft inmiddels anderhalf jaar geen contact met de minderjarigen. De rechtbank ziet dat de vrouw de minderjarigen heeft gestimuleerd voor een vorm van contactherstel met de man. De minderjarigen hebben echter in het kindgesprek verteld dat zij geen contact met de man willen. Met de raad is de rechtbank van oordeel dat (een interventie gericht op) contactherstel tussen de minderjarigen en de man dit op dit moment niet in het belang van de minderjarigen is. Hiertoe overweegt de rechtbank dat ook uit het kindgesprek blijkt dat bij de minderjarigen de slechte herinneringen aan vader op dit moment op de voorgrond staan en dat zij zich daarbij erg verantwoordelijk voelen voor het welzijn van hun moeder. Moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat zij op dit moment niet in staat is tot een direct contact met de man omdat hij niet erkent wat zich allemaal heeft afgespeeld in het verleden en dit te pijnlijk is voor haar. De rechtbank heeft hiervoor begrip maar heeft met de vrouw besproken dat het de minderjarigen zal helpen als zij het verleden met de man kan bespreken zodat hier een punt achter gezet kan worden en de minderjarigen niet alleen horen maar ook voelen dat het goed is dat zij contact hebben met de man. Daarbij is het wel belangrijk dat de man bereid met de vrouw te bespreken wat zich allemaal in Nederland tussen hen heeft afgespeeld en wat ieders aandeel daarin was. Het kan niet anders dan dat er fouten zijn gemaakt. Op het moment dat het verleden is besproken kan er weer naar de toekomst worden gekeken en kunnen er hopelijk weer contactmomenten tussen de man en de minderjarigen komen.
3.4.5.
Met de raad is de rechtbank daarom van oordeel dat het nu nog te vroeg is voor een interventie gericht op contactherstel. Er zal eerst hulpverlening voor zowel de man als moeder en de minderjarigen individueel moeten komen zodat het verleden kan worden afgesloten.
Ook kan worden gedacht aan voorlichting over de rol van gescheiden ouders en kinderen, en het verschil tussen een partner- en een ouderrelatie.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de man tot een zorgregeling afwijzen.
3.4.6.
Eveneens gelet op bovenstaande zal de rechtbank de suggestie om een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming te gelasten niet overnemen.
3.5.
Informatieregeling
3.5.1.
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling een verzoek om een informatieregeling gedaan. De rechtbank zal dit verzoek, omdat er nog geen zorgregeling wordt vastgesteld, toewijzen en bepalen dat de vrouw (of door tussenkomst van een derde) de man, met ingang vanaf begin januari 2024, om de twee maanden schriftelijk op de hoogte houdt van de ontwikkeling van de minderjarigen. Bij het verstrekken van de informatie zullen geen feitelijkheden staan die kunnen leiden tot wetenschap over de verblijfplaats van de vrouw en de kinderen.
3.6.
Proceskosten
3.6.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat de minderjarigen aan de vrouw worden toevertrouwd;
4.2.
bepaalt dat de man aan de vrouw voor de toekomstige termijnen steeds bij vooruitbetaling zal voldoen € 50,- per maand per kind per maand;
4.3.
wijst af het verzoek van de man om een zorgregeling vast te stellen;
4.4.
bepaalt als informatieregeling dat de vrouw (of met tussenkomst van een derde), met ingang vanaf januari 2024, om de twee maanden de man schriftelijk op de hoogte stelt over de belangrijke ontwikkelingen over de minderjarigen;
4.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.7.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023 door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van H. Philips, griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 december 2023.