ECLI:NL:RBROT:2023:13066

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
ROT 22/4425
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van de WIA

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de voortzetting van haar WGA-uitkering. Eiseres, die sinds 2015 met psychische en rugklachten ziek is, had een WGA-uitkering ontvangen die was vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Het UWV had echter besloten om deze uitkering ongewijzigd voort te zetten, wat eiseres betwistte. Ze voerde aan dat haar arbeidsongeschiktheid duurzaam was en dat haar klachten verergerden. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de verzekeringsarts van het UWV had geconcludeerd dat er geen sprake was van een duurzame situatie, omdat eiseres herstellende was van een recente operatie en er nog mogelijkheden tot verbetering waren. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had geconcludeerd dat eiseres niet duurzaam arbeidsongeschikt was en dat zij geen recht had op een IVA-uitkering. De rechtbank verwierp ook het verzoek van eiseres om een onafhankelijke deskundige te benoemen, omdat de rapporten van de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig en gemotiveerd waren. De uitspraak bevestigt dat de beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid afhankelijk is van de inschatting van toekomstige ontwikkelingen en dat er voldoende behandelmogelijkheden moeten zijn voor een positieve prognose.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/4425

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. S. Ben Ahmed,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV,
gemachtigde: mr. T. Rook.

Inleiding

Bij besluit van 11 januari 2022 (het primaire besluit) heeft het UWV de aan eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekende uitkering in verband met werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering) ongewijzigd voortgezet naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 80 tot 100%.
Bij besluit van 23 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld door [persoon A] , mr. M.B. Ullah, als waarnemer van de gemachtigde van eiseres, en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het besluit

Inleiding
1. Eiseres, laatstelijk werkzaam als callcentermedewerkster voor gemiddeld 29,09 uur per week, heeft zich vanuit een situatie van werkloosheid op 9 november 2015 met psychische klachten en rugklachten ziek gemeld. Na het verstrijken van de toepasselijke wachttijd heeft verweerder aan eiseres per 6 november 2017 een WGA-uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, toegekend tot 16 juli 2018. Per 16 juli 2018 is de uitkering van eiseres omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Het primaire besluit
2.1.
Naar aanleiding van een verzoek van het UWV WERKbedrijf heeft een herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres plaatsgevonden. Op 10 januari 2022 heeft via beeldbellen een gesprek tussen de verzekeringsarts en eiseres plaatsgevonden. In het rapport van 10 januari 2022 heeft de verzekeringsarts overwogen dat eiseres sinds langere tijd bekend is met rugklachten door een hernia op niveau L4-L5. In verband daarmee heeft ze een aantal operaties ondergaan, de laatste op 1 december 2021. In verband met die ingreep is revalidatie gestart en is eiseres niet meer bedlegerig. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat de belastbaarheid van eiseres (nagenoeg) niet verbeterd is ten opzichte van de beoordeling die in aansluiting op de wachttijd in 2017 heeft plaatsgevonden en waarbij eiseres voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt is geacht, omdat zij recent een medische ingreep heeft ondergaan waarvan zij nog herstellende is en veel beperkingen heeft. Volgens de verzekeringsarts is echter geen sprake van een duurzame situatie. De verzekeringsarts verwacht nog verbetering, juist omdat eiseres herstellende is van een recente medische ingreep die gericht is op afname van haar klachten en toename van haar belastbaarheid. Eiseres merkt in de praktijk al verbetering, aangezien ze niet meer bedlegerig en wat meer mobiel is. De verzekeringsarts heeft erop gewezen dat de fysiotherapeut en de neurochirurg hebben laten weten dat herstel te verwachten is op wat langere termijn. De verzekeringsarts verwacht dat de belastbaarheid van eiseres op een termijn van ongeveer een jaar nog meer zal verbeteren, omdat eiseres bezig is met een behandeltraject en verwacht wordt dat dit afname van beperkingen zal opleveren.
2.2.
Bij het primaire besluit heeft het UWV vervolgens aan eiseres meegedeeld dat haar WGA-uitkering niet wijzigt, omdat haar mogelijkheden om te werken niet zijn gewijzigd.
Het bestreden besluit
3.1.
In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 21 juli 2022 het volgende geconcludeerd. Eiseres is niet volledig arbeidsongeschikt wegens afhankelijkheid in de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL). ADL zijn de dagelijks terugkerende basisverrichtingen die iemand moet doen om zelfstandig te kunnen blijven leven. Het gaat om verrichtingen zoals in en uit bed komen, aan- en uitkleden, eten, drinken, praten, horen, naar het toilet gaan etc. Bij eiseres is er geen onderliggend medisch substraat dat erop wijst dat zij dergelijke ADL-verrichtingen niet zou kunnen uitvoeren. Dat eiseres ondersteuning krijgt vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) betekent niet dat ze ADL-afhankelijk is. Eiseres krijgt ondersteuning bij huishoudelijke taken, zoals het schoonhouden van haar woning en bij het wassen en strijken van haar kleding. Dat is geen ondersteuning bij algemene dagelijkse levensverrichtingen. Van een situatie van 'geen benutbare mogelijkheden' is bij eiseres dan ook geen sprake. In de FML is ruimschoots rekening gehouden met de klachten en beperkingen van eiseres. Het is aannemelijk dat een deel van de beperkingen voor rugbelastende activiteiten blijvend zal zijn. Omdat eiseres op de datum in geding nog herstellende was van recente operaties aan de rug (op 1 en 2 december 2021), kan de belastbaarheid niet als duurzaam worden gezien. Ook uit de brief van de fysiotherapeut van 24 juni 2022 blijkt onder meer het doel om de belastbaarheid te vergroten. Van duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid kan dan ook geen sprake zijn, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
3.2.
Bij het bestreden besluit heeft het UWV, onder verwijzing naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, het primaire besluit gehandhaafd. Verder heeft het UWV besloten dat geen arbeidsdeskundig onderzoek wordt uitgevoerd. Omdat eiseres volledig arbeidsongeschikt is kan een arbeidsdeskundig onderzoek haar niet in een gunstigere positie brengen.

Standpunten in beroep

4.1.
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat het onderzoek van verweerder onzorgvuldig is geweest. Zij is duurzaam arbeidsongeschikt en haar klachten verergeren. Eiseres is van mening dat de door haar in bezwaar overgelegde medische informatie voldoende aanleiding gaf om het ingenomen standpunt van de verzekeringsarts te wijzigen. Eiseres heeft de rechtbank (daarom), onder verwijzing naar het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 oktober 2015 (hierna: Korošec-arrest), verzocht om een onafhankelijke deskundige te benoemen. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij in beroep nog een aantal medische stukken overgelegd. Ter zitting heeft eiseres erop gewezen dat uit die stukken, zoals de brief van haar fysiotherapeut van 7 april 2023 van ruim een jaar na de datum in geding, blijkt dat er geen verbetering is opgetreden.
4.2.
Het UWV heeft in wat eiseres in beroep heeft aangevoerd geen reden gezien om een ander standpunt in te nemen over de belastbaarheid van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het aanvullende rapport van 21 maart 2023 toegelicht dat uit de informatie van de fysiotherapeut blijkt dat verbetering is bereikt omdat de pijn(klachten) van eiseres na de operatie een stuk minder zijn geworden. De fysiotherapie was ook gericht op verbetering van de belastbaarheid van eiseres. Uit de informatie van de orthopedisch chirurg van 5 december 2022 blijkt dat sprake is van ver na de datum in geding ontstaan krachtverlies van het rechter been dat medisch niet te verklaren is. Voor de pijnklachten in de rug is revalidatiebehandeling mogelijk, maar daar staat eiseres niet voor open. Ook staat duidelijk vermeld dat nog tot 2 jaar na de operatie verbetering van de pijnklachten kan optreden. Er is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep dan ook geen sprake van duurzaamheid (van de beperkingen). Wel heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het aannemelijk geacht dat eiseres voor zware rug belastende activiteiten blijvend beperkt is, gezien alle operaties die aan de rug hebben plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarom op 21 maart 2023 een FML opgesteld met alleen de duurzame beperkingen (een zogenoemde fictieve FML) om te (laten) bepalen of er alsnog vanwege arbeidsdeskundige redenen aanleiding is om eiseres in aanmerking te brengen voor een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA-uitkering). Klachten ten gevolge van de cervicale hernia zijn niet meer aan de orde, evenmin als beperkingen ten aanzien van psychische belastbaarheid, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in een rapport van 29 maart 2023 geconcludeerd dat eiseres op grond van de fictieve FML van 21 maart 2023 niet arbeidsongeschikt is voor de maatgevende arbeid van callcentermedewerkster, wat fysiek licht werk betreft. De geschiktheid voor de eigen functie maakt al dat eiseres niet volledig arbeidsongeschikt is op basis van (alleen) de duurzame beperkingen. Hierbij heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zorgvuldigheidshalve ook onderzocht of er ook op basis van de FML met de duurzame beperkingen mogelijkheden in gangbare arbeid zijn. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft een aantal gangbare functies kunnen duiden die geschikt zijn voor eiseres. Het loon dat met de mediaanfunctie van de geduide functies verdiend kan worden, ligt hoger dan het maatmaninkomen van eiseres, zodat de volledige arbeidsongeschiktheid van eiseres niet blijvend (niet duurzaam) is.

Beoordeling door de rechtbank

5.1
Bij de beoordeling is een aantal wettelijke bepalingen van belang. Deze zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5.2.
Naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) (bijvoorbeeld de uitspraak van 4 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896) is bij de vraag of sprake is van duurzaamheid de inschatting van de toekomstige ontwikkelingen van de arbeidsbeperkingen van belang. Dit brengt mee dat de beoordeling van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar en daarna dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de desbetreffende individuele verzekerde aan de orde zijn. In het geval de inschatting van de kans op herstel berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
5.3.
Bij het onderzoek naar de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid hanteert verweerder een beoordelingskader voor de duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen (het beoordelingskader). Op grond van het beoordelingskader wordt duurzaamheid aangenomen indien verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten, dan wel niet of nauwelijks is te verwachten. Daarnaast bevat het beoordelingskader een stappenplan ter vaststelling van de prognose van de arbeidsbeperkingen van de uitkeringsgerechtigde, uitgaande van de medische situatie op het moment van beoordeling. Samengevat weergegeven behelst stap 1 de beoordeling door de verzekeringsarts of verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten. Dat is het geval indien sprake is van een progressief ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden of een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden. Stap 2 instrueert de verzekeringsarts te beoordelen in hoeverre verbetering in het eerstkomende jaar te verwachten is. Stap 3 geeft criteria voor de beantwoording van de vraag of na het eerste jaar nog verbetering van de belastbaarheid te verwachten is. Dat is alleen het geval als van een behandeling vaststaat dat die eerst op langere termijn gericht kan zijn op verbetering van de belastbaarheid, en er sprake is van een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden.
6.1.
De rechtbank moet beoordelen of het UWV zich terecht (en deugdelijk gemotiveerd) op het standpunt heeft gesteld dat de arbeidsongeschiktheid van eiseres per 11 januari 2022 niet duurzaam is en dat zij daarom per die datum geen recht heeft op een IVA-uitkering.
6.2.1.
De verzekeringsarts heeft eiseres via een beeldverbinding gesproken op 10 januari 2022, waarbij de anamnese is afgenomen. De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd, heeft informatie van de behandelende sector meegewogen en heeft eiseres psychisch onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier ook bestudeerd, is bij de telefonische hoorzitting van 8 juli 2022 aanwezig geweest en heeft de tijdens de bezwaarfase ontvangen medische informatie meegewogen.
6.2.2.
Eiseres heeft ter zitting, onder overlegging van een tussenuitspraak van de Raad van 27 juni 2022 met zaaknummer 21/4902, nog aangevoerd dat zij ten onrechte niet fysiek is onderzocht door een verzekeringsarts. Dit enkele feit is in dit geval echter geen reden om het onderzoek onzorgvuldig te achten. In de bezwaarfase dient een volledige heroverweging plaats te vinden waarbij de feiten worden vastgesteld en de conclusies over de vastgestelde belastbaarheid van betrokkene zoals neergelegd in de FML logisch uit die feiten voortvloeien. Net als in de primaire fase rust daarbij op het UWV in beginsel de bewijslast. In geval van een bijzondere situatie, zoals bij een laattijdige aanvraag, verschuift de bewijslast naar de aanvrager.
6.2.3.
Welke onderzoeksactiviteiten in bezwaar moeten worden verricht is (onder meer) afhankelijk van de medische situatie van betrokkene, de gronden in bezwaar en de vraag of in de primaire fase sprake is van een gebrek dat moet worden hersteld. Bij betwisting van de medische grondslag in bezwaar is het dus niet (altijd) vereist dat een verzekeringsarts bezwaar en beroep betrokkene onderzoekt op een spreekuur. Afhankelijk van wat in bezwaar in de concrete situatie speelt, kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep er ook voor kiezen gebruik te maken van een of meer andere onderzoeksmogelijkheden, zoals dossieronderzoek, het vragen van een expertise, het opvragen van medische informatie en het bijwonen van de hoorzitting en die keuze waar nodig toelichten. In (hoger) beroep is het vervolgens aan de bestuursrechter om te bepalen of het onderzoek voldoende zorgvuldig is verricht en of het de conclusies kan dragen. Daarbij zal niet alleen acht worden geslagen op het medisch onderzoek dat in bezwaar heeft plaatsgevonden, maar zal dit onderzoek in combinatie met de primaire beoordeling worden bezien (zie de uitspraak van de Raad van 4 februari 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896)).
6.2.4.
In de uitspraak van 23 juni 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1491) heeft de Raad overwogen dat de zorgvuldigheid van de besluitvorming in bezwaar met zich brengt dat in situaties waarin de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en waarin in de primaire fase geen sprake is geweest van een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts, als uitgangspunt geldt dat in de fase van bezwaar de betrokkene door een verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens een spreekuurcontact wordt onderzocht. Van een spreekuurcontact kan in zo’n situatie in beginsel slechts worden afgezien indien de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft. In de nadien gevormde rechtspraak heeft de Raad in een aantal zaken waarin was afgezien van een spreekuurcontact, geoordeeld dat het onderzoek voldoende zorgvuldig is verricht, bijvoorbeeld in de situatie van een laattijdige aanvraag, maar ook in de situatie waarin geen vertaalslag hoefde te worden gemaakt van de medische informatie naar de beperkingen in een FML omdat alleen de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid aan de orde was (zie voor dit laatste de uitspraak van de Raad van 14 juli 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:1654).
6.2.5.
Eiseres ontvangt al vanaf 6 november 2017 een WIA-uitkering, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80 tot 100%. Ook in het kader van deze herbeoordeling is eiseres volledig arbeidsongeschikt geacht. De verzekeringsartsen van het UWV zijn tot deze conclusie gekomen onder meer op basis van uitgebreide informatie van de orthopedisch chirurg en de fysiotherapeut van eiseres. In dit geval behoefde dan ook geen vertaalslag te worden gemaakt van de medisch objectiveerbare klachten van eiseres naar beperkingen in een Functionele Mogelijkhedenlijst. De verzekeringsartsen dienden uitsluitend de vraag te beantwoorden of eiseres niet alleen volledig, maar ook duurzaam arbeidsongeschikt moet worden geacht. Gelet op de in het dossier aanwezige stukken beschikte de verzekeringsarts bezwaar en beroep over voldoende informatie om deze vraag te beantwoorden, zonder eiseres zelf te zien. Daarbij merkt de rechtbank op dat eiseres niet eerder dan bij de behandeling van het beroep ter zitting naar voren heeft gebracht dat er ten onrechte geen fysiek onderzoek door een verzekeringsarts heeft plaatsgevonden. Op grond van wat in bezwaar speelde, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar het oordeel van de rechtbank de gebruikte onderzoeksmogelijkheden kunnen kiezen zonder aanleiding te hoeven zien die nader toe te lichten.
6.2.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
6.3.
De rechtbank ziet verder geen reden het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voor onjuist te houden. Uit de beschikbare gegevens kan niet worden afgeleid dat verweerders verzekeringsartsen een onvolledig beeld hebben gehad van de medische situatie van eiseres (per 11 januari 2022) en de duurzaamheid van haar beperkingen/de te verwachten kans op verbetering. Uit de rapporten van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat de klachten van eiseres, evenals het jarenlange beloop en de behandelingen daarvan, bekend waren en zijn meegewogen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 21 juli 2022 voldoende gereageerd op wat eiseres in bezwaar naar voren heeft gebracht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk en overtuigend toegelicht dat eiseres niet ADL-afhankelijk is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft tevens inzichtelijk gemotiveerd dat de arbeidsongeschiktheid van eiseres niet duurzaam kan worden geacht, omdat zij nog herstellende was van een recente operatie en behandelingen onderging die gericht waren op het vergroten van haar belastbaarheid. De rechtbank ziet geen reden de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat die behandelingen een ten minste redelijke verwachting op verbetering van de belastbaarheid rechtvaardigt, in twijfel te trekken.
6.4.
Wat eiseres in beroep heeft aangevoerd, legt tegenover het gemotiveerde medische oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende gewicht in de schaal om op grond daarvan te twijfelen aan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiseres heeft in beroep geen nieuwe medische gegevens overgelegd die daartoe aanleiding zouden kunnen geven. De in beroep nog overgelegde medische informatie bevat geen informatie die een nieuw licht werpt op de medische situatie van eiseres op 11 januari 2022. In haar aanvullende rapport van 21 maart 2023 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep immers aan de hand van de door eiseres in beroep overgelegde (nieuwe) gegevens inzichtelijk toegelicht dat ook uit die gegevens blijkt dat de behandeling van de fysiotherapeut op verbetering van de belastbaarheid van eiseres was gericht en dat die behandeling ook tot verbetering heeft geleid. Eiseres heeft in haar e-mailbericht van 7 april 2023 ook verklaard dat de doelstelling van de behandelingen van de fysiotherapeut het verbeteren van de belastbaarheid is. Dat in de brief van de fysiotherapeut van 7 april 2023 staat dat eiseres de laatste zes maanden niet vooruit is gegaan, doet daar niet aan af. Daarbij wijst de rechtbank erop dat het er in deze zaak om gaat wat er op het moment van de beoordeling mocht worden verwacht ten aanzien van (de kans op) verbetering en niet om welke verbetering er achteraf is gebleken.
Volgens de orthopedisch chirurg is voor de pijnklachten in de rug nog revalidatiebehandeling mogelijk en kan tot twee jaar na de operatie nog verbetering van de pijnklachten optreden, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De stelling van eiseres ter zitting dat de verzekeringsarts daarmee alleen een algemene opmerking van de orthopedisch chirurg heeft aangehaald, terwijl de daaropvolgende zin waarin verbetering specifiek ten aanzien van eiseres niet realistisch is geacht, is weggelaten, volgt de rechtbank niet. De zin van de orthopedisch chirurg in de brief van 5 december 2022 waar eiseres op doelt, luidt: “Echter kan de adjacent level disease ook in de komende jaren progressie vertonen met toename van hieraan gerelateerde pijnklachten. De kans hierop is reëel en zal behandeld moeten worden door fysiotherapie, pijnmedicatie en zo mogelijk toch een revalidatie- en/of pijnbehandelingstraject.” Ook dit is een algemene opmerking over een reële kans dat er degeneratie van het aanliggend segment (adjacent level disease) kan optreden met toename van hieraan gerelateerde pijnklachten en dat daar (pijn-)behandeling voor mogelijk is. In de brief van de orthopedisch chirurg staat niet dat verbetering in de specifieke situatie van eiseres niet realistisch zou zijn. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen reden de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de arbeidsongeschiktheid van eiseres niet duurzaam is, in twijfel te trekken.
6.5.
Uit het voorgaande volgt dat het UWV terecht heeft geconcludeerd dat er voldoende behandelmogelijkheden bestaan die tot een toename van de functionele mogelijkheden van eiseres zouden kunnen leiden. Het UWV heeft dan ook voldoende gemotiveerd dat op 11 januari 2022 in het geval van eiseres geen sprake was van een medisch stabiele of verslechterende situatie of van een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
6.6.
De rechtbank wijst het verzoek van eiseres om over te gaan tot het benoemen van een deskundige zoals bedoeld in artikel 8:47 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) af. De rechtbank heeft dit verzoek beoordeeld aan de hand van de zogenoemde drietrapsraket die voortvloeit uit de uitspraak van de Raad van 30 juni 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:2226). In deze uitspraak is het Korošec-arrest geduid voor zaken als die van eiseres. Volgens die drietrapsraket dient eerst de zorgvuldigheid van de besluitvorming van verweerder door de rechtbank te worden beoordeeld: de rapporten van de verzekeringsartsen moeten blijk geven van een zorgvuldig onderzoek en moeten deugdelijk gemotiveerd, inzichtelijk en consistent zijn. Vervolgens moet worden bezien of er evenwicht bestaat tussen partijen met betrekking tot de mogelijkheid om bewijsmateriaal aan te dragen. Indien op grond van het geheel aan gegevens wordt vastgesteld dat geen equality of arms bestaat, zal de rechtbank moeten waarborgen dat dit evenwicht wordt hersteld. Indien sprake is van evenwicht dient tenslotte een inhoudelijke beoordeling plaats te vinden. Als eiser door zijn gemotiveerde betwisting twijfel heeft doen ontstaan aan de verzekeringsgeneeskundige beoordeling en deze na een eventuele reactie van verweerder niet is weggenomen, kan daarin reden bestaan een (medisch) deskundige te benoemen. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat de rechtbank niet twijfelt aan de zorgvuldigheid van de besluitvorming van verweerder, omdat de rapporten van de verzekeringsarts(en) bezwaar en beroep blijk geven van zorgvuldig onderzoek en daarnaast deugdelijk gemotiveerd, inzichtelijk en consistent zijn. Daarnaast heeft eiseres voldoende de mogelijkheid en gelegenheid gekregen om in beroep het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te betwisten. Eiseres heeft ook gebruik gemaakt van die mogelijkheid door zowel in bezwaar als in beroep (medische) stukken in het geding te brengen die naar hun aard twijfel kunnen doen zaaien aan de conclusies van de verzekeringsartsen van het UWV. Er zijn geen aanwijzingen dat medische informatie ontbreekt. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om over te gaan tot het benoemen van een deskundige.
6.7.
In het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 29 maart 2022 is voldoende gemotiveerd dat uitgaande van alleen de duurzame beperkingen van eiseres, vastgelegd in de fictieve FML van 21 maart 2023, de maatgevende arbeid geschikt kan worden geacht en dat functies geduid zouden kunnen worden. De rechtbank ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat de belasting van die functies de duurzaam geachte mogelijkheden en beperkingen van eiseres overschrijdt.
6.8.
Vergelijking van het inkomen dat eiseres in de voorgehouden functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat zij in haar eigen werk zou hebben verdiend als zij niet arbeidsongeschikt was geworden, geeft geen verlies aan verdienvermogen te zien. De (fictieve) mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres (op grond van alleen haar duurzaam geachte beperkingen) is door verweerder dus terecht bepaald op minder dan 35%.
6.9.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd dat geen sprake was van duurzame arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA.

Conclusie en gevolgen

7.1.
Het UWV heeft eiseres terecht geen IVA-uitkering toegekend. Het beroep van eiseres is daarom ongegrond.
7.2.
Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.W. Geerts, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2023.
De rechter is verhinderd om de uitspraak
te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: wettelijke bepalingen

Op grond van artikel 4 van de WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt onder duurzaam mede verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
Op grond van het derde lid wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Op grond van artikel 47 van de WIA ontstaat voor de verzekerde die ziek wordt recht op een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA-uitkering) indien hij de wachttijd heeft doorlopen, hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en er op hem geen uitsluitingsgrond van toepassing is.
Op grond van artikel 48, eerste lid, aanhef en onder a, van de WIA ontstaat indien op de dag, bedoeld in artikel 47, tweede lid, geen recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering is ontstaan omdat de verzekerde op die dag niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, alsnog recht op die uitkering met ingang van de dag dat hij wel volledig en duurzaam arbeidsongeschikt wordt indien hij op de dag hieraan recht had op een WGA-uitkering.
In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn regels gesteld betreffende de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de WIA.