In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], vertegenwoordigd door BoitenLuhrs Incasso Gerechtsdeurwaarders, en Marcan Vastgoed B.V., vertegenwoordigd door mr. Th.C. Visser. De eiseres vorderde een bedrag van € 4.392,77 van Marcan, bestaande uit een hoofdsom van € 3.673,56, rente, kosten van kadastrale recherche en buitengerechtelijke kosten. De eiseres stelde dat Marcan in gebreke was gebleven met de betaling van stookkosten die aan haar verschuldigd waren als appartementsrechtseigenaar. Marcan voerde verweer en betwistte de hoogte van de vordering, evenals de rechtmatigheid van de dagvaarding, omdat de facturen oorspronkelijk aan haar huurders waren gestuurd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de hoofdsom betrekking heeft op stookkosten die door [eiseres] zijn gefactureerd aan de huurders van Marcan. De rechter oordeelde dat Marcan, ondanks dat de facturen aan de huurders waren gestuurd, nog steeds aansprakelijk was voor de betaling aan [eiseres]. De rechter heeft de vordering van [eiseres] grotendeels toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, en Marcan veroordeeld in de proceskosten. De totale proceskosten zijn vastgesteld op € 1.147,42. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verhuurders en appartementseigenaren in het kader van betalingsverplichtingen en de gevolgen van het niet tijdig indienen van verweer. De rechter heeft geoordeeld dat Marcan niet voldoende had aangetoond dat zij niet in staat was om de facturen te controleren of dat zij niet tijdig had kunnen reageren op de vordering van [eiseres].