ECLI:NL:RBROT:2023:13087

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
10495471 CV EXPL 23-12895
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over stookkosten tussen appartementseigenaar en verhuurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], vertegenwoordigd door BoitenLuhrs Incasso Gerechtsdeurwaarders, en Marcan Vastgoed B.V., vertegenwoordigd door mr. Th.C. Visser. De eiseres vorderde een bedrag van € 4.392,77 van Marcan, bestaande uit een hoofdsom van € 3.673,56, rente, kosten van kadastrale recherche en buitengerechtelijke kosten. De eiseres stelde dat Marcan in gebreke was gebleven met de betaling van stookkosten die aan haar verschuldigd waren als appartementsrechtseigenaar. Marcan voerde verweer en betwistte de hoogte van de vordering, evenals de rechtmatigheid van de dagvaarding, omdat de facturen oorspronkelijk aan haar huurders waren gestuurd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de hoofdsom betrekking heeft op stookkosten die door [eiseres] zijn gefactureerd aan de huurders van Marcan. De rechter oordeelde dat Marcan, ondanks dat de facturen aan de huurders waren gestuurd, nog steeds aansprakelijk was voor de betaling aan [eiseres]. De rechter heeft de vordering van [eiseres] grotendeels toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, en Marcan veroordeeld in de proceskosten. De totale proceskosten zijn vastgesteld op € 1.147,42. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verhuurders en appartementseigenaren in het kader van betalingsverplichtingen en de gevolgen van het niet tijdig indienen van verweer. De rechter heeft geoordeeld dat Marcan niet voldoende had aangetoond dat zij niet in staat was om de facturen te controleren of dat zij niet tijdig had kunnen reageren op de vordering van [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10495471 CV EXPL 23-12895
datum uitspraak: 8 december 2023
vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats],
eiseres,
gemachtigde: BoitenLuhrs Incasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
MARCAN VASTGOED B.V.,
vestigingsplaats: Barendrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. Th.C. Visser.
Partijen worden hierna ‘[eiseres]’ respectievelijk ‘Marcan’ genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 24 april 2023, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek, met bijlagen;
  • de conclusie van dupliek.

2.Het geschil

2.1.
[eiseres] heeft – samengevat – geëist:
  • Marcan te veroordelen aan haar te betalen € 4.392,77, met rente,
  • Marcan te veroordelen in de proceskosten, en
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 3.673,56, rente van € 117,40 (berekend tot en met de dag van dagvaarding), € 6,05 aan kosten kadastrale recherche en € 595,76 (inclusief btw) aan buitengerechtelijke kosten.
2.2.
Aan die eis heeft [eiseres] – samengevat en voor zover nu van belang – ten grondslag gelegd dat Marcan ondanks aanmaning in gebreke is gebleven met betaling van de bedragen die zij, als appartementsrechtseigenaar en daarmee als lid van rechtswege van [eiseres], aan haar verschuldigd is geworden. Het gaat om € 3.673,56 aan hoofdsom. Naast dat bedrag en de wettelijke rente daarover moet Marcan [eiseres] € 6,05 aan kosten van kadastrale recherche en € 595,76 aan buitengerechtelijke kosten vergoeden.
2.3.
Marcan heeft verweer gevoerd, dat zich – ook voor zover nu van belang – als volgt laat samenvatten. Het gaat hier, zo blijkt uit de toelichting van [eiseres], om facturen voor stookkosten die door of namens haar zijn gezonden aan de huurder van het betreffende appartementsrecht, waarvan Marcan eigenaar en verhuurder is. Niet eerder dan bij brief van 15 december 2021 is Marcan geconfronteerd met die stookkosten en met het standpunt van [eiseres] dat Marcan voor betaling daarvan dient zorg te dragen. Uit de dagvaarding blijkt niet waarom [eiseres] die kosten niet bij de betreffende huurder heeft kunnen of nog zou kunnen innen en evenmin of zij zich daarvoor voldoende heeft ingespannen. Als die die huurder(s) niet meer tot betaling zou(den) kunnen overgaan, dan is Marcan daardoor benadeeld omdat zij niet in de gelegenheid is gesteld om zich op tijd tegen de vordering te verweren. Zij houdt zich dan ook het recht voor om haar eventuele schade daardoor met de vordering van [eiseres] te verrekenen. Verder blijkt uit de dagvaarding niet duidelijk wat nu precies de vordering is, zodat de kosten van de dagvaarding voor rekening van [eiseres] moet komen. Marcan meent ook dat de verkeerde partij is gedagvaard nu de onderhavige facturen op naam van haar huurders zijn gesteld. Ook betwist zij de hoogte van de hoofdsom en verzet zij zich tegen de gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten. In dat verband heeft zij er nog op gewezen dat [eiseres] er niets aan heeft gedaan om te voorkomen dat de achterstand in de betaling van de stookkosten door de huurders van Marcan niet verder zou oplopen. Zij heeft zich na ruim twee jaar gewend tot Marcan en aldus niet schadebeperkend opgetreden.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de door [eiseres] overgelegde stukken en haar toelichting daarop blijkt dat de hoofdsom, die ziet op voorschotten dan wel afrekeningen van stookkosten, betrekking heeft op een tiental facturen over de periode 1 augustus 2020 tot en met 6 mei 2021, in totaal € 2.022,39, gericht aan ‘[naam]’, en voorts op twee facturen, gedateerd op 21 mei 2019 en 6 mei 2021, tezamen € 1.651,17, gericht aan ‘[naam bedrijf 1]’. Deze zijn alle, zo heeft [eiseres] bij dagvaarding onbetwist gesteld, namens haar opgemaakt en verstuurd door [naam bedrijf 2]
3.2.
Voorts staat, als door [eiseres] onbetwist gesteld, vast dat de panden waarop die stookkosten zien, in de betreffende periode werden verhuurd door de eigenaar daarvan, Marcan, en dat zulke kosten, zo blijkt ook uit de overgelegde kadastrale stukken, in de onderlinge verhouding tussen [eiseres] en Marcan voor rekening van Marcan komen. Het feit dat [eiseres] bedoelde facturen aanvankelijk aan de huurders van Marcan heeft gestuurd, maakt dus niet dat zij daarom, bij het uitblijven van betaling daarvan, niet meer gerechtigd zou zijn Marcan ter zake tot betaling aan te spreken of nu een verkeerde partij zou hebben gedagvaard.
3.3.
Bij de door Marcan bedoelde brief van 15 december 2021 (overgelegd als bijlage 3 bij dagvaarding) heeft de gemachtigde van [eiseres] Marcan verzocht de hoofdsom te betalen. In die brief heeft zij toegelicht dat het gaat om facturen die aan haar huurders waren gezonden maar die niet werden betaald en dat nu zij daarom, als appartementseigenaar, tot betaling wordt aangeschreven. Volgens die brief waren daarbij gevoegd een specificatie van de hoofdsom en de betreffende facturen en ook is daarin opgenomen dat het mogelijk is om schriftelijk te reageren, mocht Marcan het oneens zijn met de vordering. Op grond waarvan [eiseres], die heeft gesteld eerst abusievelijk de huurders gefactureerd te hebben, in het kader van een schadebeperkingsplicht hier meer bij de huurders van Marcan op betaling van de facturen had moeten aandringen, naar Marcan heeft gesteld, is door haar niet toegelicht en ziet de kantonrechter overigens ook niet in.
3.4.
Uit niets blijkt – en ook in deze procedure heeft zij dat niet gesteld – dat bedoelde facturen reeds geheel of deels door de huurders van Marcan zijn voldaan. Verder blijkt uit niets dat Marcan, anders dan het hierboven behandelde verweer dat [eiseres] bij haar niet aan het juiste adres zou zijn, in reactie op de haar toegezonden facturen, die van een specificatie zijn voorzien, de juistheid daarvan gemotiveerd heeft bestreden terwijl zij dat ook in deze procedure niet heeft gedaan terwijl de gemachtigde van [eiseres] de vordering ook in nadien gezonden correspondentie (en onder punten 19 en 20 bij repliek) nog heeft toegelicht. Ook heeft Marcan niet aannemelijk gemaakt dat het voor haar, al dan niet na raadpleging van haar huurders, in redelijkheid niet meer mogelijk was de facturen na ontvangst daarvan met de brief van 15 december 2021 op juistheid te controleren. Dat alles maakt dat de kantonrechter uitgaat van de juistheid van de facturen. De door [eiseres] gevorderde hoofdsom is dan ook toewijsbaar. Daarbij staat het Marcan uiteraard vrij de betreffende kosten op haar huurders (te trachten) te verhalen, aangenomen dat die kosten in hun onderlinge verhouding voor rekening van de huurders komen, maar [eiseres] staat daar verder buiten.
3.5.
Ook de door [eiseres] over de hoofdsom gevorderde wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) is toewijsbaar, omdat uit haar stellingen volgt dat deze moet worden betaald en Marcan die stellingen niet althans onvoldoende heeft betwist. Daarbij merkt de kantonrechter volledigheidshalve op dat de door [eiseres] gestelde vervallen rente, zo blijkt onder meer uit de brief van haar gemachtigde van 29 december 2021 (bijlage 3 bij dagvaarding) niet is berekend vanaf de oorspronkelijke vervaldatum van de facturen maar pas vanaf een datum nadat [eiseres] Marcan zelf tot betaling had aangeschreven. Verder wordt de lopende rente toegewezen vanaf de dag ná die van dagvaarding omdat uit de dagvaarding blijkt dat het door [eiseres] gestelde bedrag aan vervallen rente werd berekend tot en mét de dag van dagvaarding.
3.6.
[eiseres] heeft in deze procedure aanspraak gemaakt op € 595,76 (inclusief btw) aan buitengerechtelijke incassokosten. Omdat dit bedrag is berekend overeenkomstig de ter zake geldende tarieven en uit de overgelegde stukken is gebleken dat door dan wel namens [eiseres] daadwerkelijk buitengerechtelijke werkzaamheden jegens Marcan zijn verricht, is dat bedrag toewijsbaar.
3.7.
De kosten van kadastrale recherche worden afgewezen, omdat die kosten geacht worden te zijn inbegrepen in de buitengerechtelijke incassokosten.
3.8.
Gelet op het hiervoor overwogene kan niet gezegd worden dat [eiseres], nadat ook betaling door Marcan uitbleef, haar zonder recht of reden in rechte heeft betrokken. Nu Marcan hier aan te merken is als de in het ongelijk gestelde partij, moet zij de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres] tot vandaag vast op € 132,42 aan explootkosten, € 487,- aan griffierecht en € 528,- aan salaris voor haar gemachtigde (2 punten á € 264,-). Dit is totaal € 1.147,42. Voor kosten die [eiseres] maakt na deze uitspraak, moet Marcan een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist.
3.9.
Hetgeen verder nog is aangevoerd, kan tot geen ander oordeel leiden en behoeft daarom geen nadere bespreking.
3.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt Marcan om aan [eiseres] te betalen € 4.386,72, met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 3.673,56 vanaf de dag na die van dagvaarding tot de dag dat volledig is betaald;
4.2.
veroordeelt Marcan in de proceskosten, aan de kant van [eiseres] tot vandaag vastgesteld op € 1.147,42;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken.
654