Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[handelsnaam],
1.De procedure
- de dagvaarding van 27 juni 2022, met bijlagen;
- het antwoord, met bijlagen;
- de repliek, met bijlagen;
- de dupliek, met bijlage.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Marcan Vastgoed B.V. en een gedaagde die zelf procedeert. Marcan, vertegenwoordigd door mr. Th. C. Visser, vorderde betaling van achterstallige huurpenningen en boetes van de gedaagde, die een bedrijfsruimte huurde van Marcan. De gedaagde had de bedrijfsruimte per 31 maart 2022 verlaten en was in gebreke gebleven met het betalen van de huur. Marcan vorderde een totaalbedrag van € 16.331,98 aan achterstallige huur en boetes, alsook buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde vanaf 1 augustus 2018 de bedrijfsruimte heeft gehuurd en dat de huur tot maart 2022 verschuldigd is. De gedaagde voerde verweer en stelde dat er afspraken waren gemaakt over het kwijtschelden van de huur, maar dit werd niet onderbouwd. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de huur verschuldigd was en dat de vordering van de voormalig verhuurder aan Marcan was gecedeerd. De kantonrechter heeft de vordering van Marcan grotendeels toegewezen, met uitzondering van de wettelijke rente over de huur, en de boete gematigd tot € 1.000,-.
Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, en de proceskosten zijn vastgesteld op € 2.238,41. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Marcan direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ongeacht een eventueel hoger beroep.