ECLI:NL:RBROT:2023:1368

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
10174922 / CV EXPL 22-33548
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgverzekeringszaak tussen AnderZorg N.V. en gedaagde over openstaande zorgkosten en wettelijke rente

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft AnderZorg N.V. een vordering ingesteld tegen [naam01] met betrekking tot openstaande zorgkosten. De eis in conventie is toegewezen, terwijl de eis in reconventie is afgewezen. AnderZorg stelt dat [naam01] zorgkosten heeft gemaakt in de periode van 20 juli 2021 tot en met 20 augustus 2021, waarvoor hij een eigen bijdrage van € 440,34 verschuldigd is. Omdat [naam01] dit bedrag niet tijdig heeft betaald, is hij volgens AnderZorg ook de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. AnderZorg heeft een totaalbedrag van € 438,40 gevorderd, te vermeerderen met wettelijke rente en proceskosten.

[naam01] heeft verweer gevoerd en stelt dat hij gedupeerd is door de Toeslagenaffaire en dat zijn openstaande bedragen door SBN zijn betaald of kwijtgescholden. Hij betwist ook dat er sprake is van een betalingsachterstand, omdat hij eind 2021 is overgestapt naar een andere zorgverzekeraar. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat [naam01] de zorgkosten heeft gemaakt en dat de schuld aan AnderZorg niet onder de regeling van de Toeslagenaffaire valt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [naam01] de openstaande posten kende en dat hij de eigen bijdrage en wettelijke rente aan AnderZorg moet betalen.

De kantonrechter heeft de vordering van AnderZorg toegewezen en [naam01] veroordeeld tot betaling van € 438,40, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 oktober 2022. Daarnaast is [naam01] veroordeeld in de proceskosten van AnderZorg, die zijn vastgesteld op € 417,74 in conventie en € 19,50 in reconventie. De vordering in reconventie is afgewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10174922 / CV EXPL 22-33548
datum uitspraak: 17 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
AnderZorg N.V.,
gevestigd in Wageningen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders B.V. te Groningen,
tegen
[naam01],
wonende in [woonplaats01] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘AnderZorg’ en ‘ [naam01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 20 oktober 2022, met een bijlage;
  • het antwoord met eis in reconventie (tegeneis), met een bijlage;
  • de repliek in conventie met antwoord in reconventie;
  • de dupliek in conventie met repliek in reconventie.

2.De beoordeling

Wat wil AnderZorg in deze zaak?
2.1.
[naam01] is bij AnderZorg verzekerd geweest tegen zorgkosten. Volgens AnderZorg heeft [naam01] in de periode van 20 juli 2021 tot en met 20 augustus 2021 zorgkosten gemaakt, waarvoor hij een eigen bijdrage of eigen risico van in totaal € 440,34 had moeten betalen. Omdat [naam01] het genoemde bedrag niet op tijd heeft betaald, is [naam01] - volgens AnderZorg - de wettelijke rente verschuldigd. Daarnaast maakt AnderZorg aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, omdat [naam01] het openstaande bedrag ook na ontvangst van een zogenaamde veertiendagenbrief niet (op tijd) heeft betaald. Op het totaal van al deze bedragen brengt AnderZorg € 74,03 in mindering, omdat [naam01] dit bedrag ná het verstrijken van de in de veertiendagenbrief genoemde termijn alsnog heeft betaald. AnderZorg eist in deze procedure dat [naam01] wordt veroordeeld om het totale restantbedrag van € 438,40 aan haar te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente en proceskosten.
Wat is het verweer van [naam01] ?
2.2.
[naam01] is het niet eens met de eis van AnderZorg. Hij voert in de eerste plaats aan dat hij gedupeerde is van de Toeslagenaffaire en dat alles wat (bij AnderZorg) openstond door SBN is betaald, dan wel is kwijtgescholden. Verder kan volgens [naam01] überhaupt geen sprake zijn van een achterstand bij AnderZorg, omdat hij eind 2021 van zorgverzekeraar is overgestapt en dat is niet mogelijk als er sprake is van een betalingsachterstand. Tot slot stelt [naam01] zich op het standpunt dat hij nooit eerder door AnderZorg op de hoogte is gesteld van de gestelde openstaande posten.
2.3.
Omdat de vrouw van [naam01] uit angst een betalingsregeling met (de incassogemachtigde van) AnderZorg heeft getroffen, eist [naam01] het uit hoofde van die betalingsregeling aan (de incassogemachtigde van) AnderZorg betaalde bedrag in deze zaak terug als tegeneis.
Het oordeel van de kantonrechter: [naam01] moet de eis van AnderZorg betalen.
2.4.
De kantonrechter stelt vast dat [naam01] niet betwist dat hij de door AnderZorg in de dagvaarding genoemde zorgkosten heeft gemaakt, dat hij daarvoor een eigen bijdrage of eigen risico is verschuldigd en dat die eigen bijdrage of dat eigen risico in totaal neerkomt op een bedrag van € 440,34. Daarom staat dit in deze zaak vast.
2.5.
De kantonrechter volgt [naam01] niet in zijn stelling dat alles wat bij AnderZorg openstond door SBN is betaald, dan wel is kwijtgescholden, omdat hij één van de gedupeerden van de Toeslagenaffaire is. Zoals AnderZorg terecht heeft aangevoerd, sluit artikel 4.1 van de Wet hersteloperatie toeslagen geldschulden die vanaf 1 juni 2021 opeisbaar zijn geworden namelijk uit en in deze zaak gaat het om een geldschuld aan AnderZorg voor zorgkosten die ná 1 juni 2021 zijn gemaakt (en dus opeisbaar zijn geworden). De schuld aan AnderZorg valt daarom niet onder deze regeling.
2.6.
De stelling van [naam01] dat hij eind 2021 niet naar een andere zorgverzekeraar had kunnen overstappen als er nog sprake was van een betalingsachterstand bij AnderZorg, is onjuist. Op grond van artikel 8a lid 1 van de Zorgverzekeringswet is overstappen naar een andere zorgverzekeraar alleen onmogelijk als sprake is van een betalingsachterstand met betrekking tot de zorgpremie en dus niet als sprake is van een betalingsachterstand met betrekking tot eigen bijdrage en/of eigen risico. Bovendien heeft AnderZorg er terecht op gewezen dat een zorgverzekeraar ook bij een betalingsachterstand met betrekking tot de zorgpremie in kan stemmen met de overstap naar een andere zorgverzekeraar (zie artikel 8a lid 2 van de Zorgverzekeringswet).
2.7.
Het verweer van [naam01] , tot slot, dat hij nooit eerder door AnderZorg van de openstaande posten op de hoogte is gesteld, wordt verworpen. [naam01] heeft namelijk niet (concreet) weersproken dat hij de openstaande posten op ‘Mijn AnderZorg’ kon bekijken, dat hij naar aanleiding van een aanmaning telefonisch contact met de incassogemachtigde van AnderZorg heeft opgenomen en dat hij de veertiendagenbrief (die niet door AnderZorg, maar door haar incassogemachtigde is verstuurd) heeft ontvangen, zoals AnderZorg heeft gesteld. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat [naam01] op de hoogte was van de openstaande posten.
2.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [naam01] de eigen bijdrage en het eigen risico ten bedrage van € 440,34 aan AnderZorg is verschuldigd. Daar komt een bedrag van € 66,49 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bovenop, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (zie artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’)). Verder komt er ook een bedrag van € 5,60 aan wettelijke rente berekend tot 7 oktober 2022 bij, omdat AnderZorg genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat de wettelijke rente moet worden betaald en [naam01] dat niet heeft betwist. Op het totaal van al deze bedragen (dat is € 512,43) moet de door [naam01] gedane betaling van € 74,03 in mindering worden gebracht. Daardoor resteert een bedrag van € 438,40 dat [naam01] nog aan AnderZorg moet betalen. Dat bedrag wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2022.
2.9.
Aangezien hiervoor is geoordeeld dat [naam01] een betalingsachterstand bij AnderZorg had en nog steeds heeft en [naam01] het bedrag van € 74,03 gelet daarop niet ten onrechte aan AnderZorg heeft betaald, bestaat er geen aanleiding om AnderZorg te veroordelen om dat bedrag aan [naam01] terug te betalen. De tegeneis wordt dan ook afgewezen.
[naam01] moet de proceskosten van AnderZorg betalen.
2.10.
[naam01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv).
2.11.
In conventie stelt de kantonrechter de proceskosten aan de kant van AnderZorg tot vandaag vast op € 129,74 aan dagvaardingskosten, € 128,00 aan griffierecht en € 160,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 80,00). Dit is in totaal € 417,74. Voor kosten die AnderZorg maakt na deze uitspraak moet [naam01] een bedrag betalen van € 40,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2022:853).
2.12.
In reconventie stelt de kantonrechter de proceskosten aan de kant van AnderZorg tot vandaag vast op € 19,50 aan salaris voor de gemachtigde (½ x één punt x € 39,00). Voor kosten die AnderZorg maakt na deze uitspraak moet [naam01] een bedrag betalen van € 19,50. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.13.
De veroordelingen in conventie worden, zoals geëist, uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
3.1.
veroordeelt [naam01] om aan AnderZorg te betalen € 438,40 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 7 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [naam01] in de proceskosten die aan de kant van AnderZorg tot vandaag worden vastgesteld op € 417,74;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
3.4.
wijst de eis af;
3.5.
veroordeelt [naam01] in de proceskosten die aan de kant van AnderZorg tot vandaag worden vastgesteld op € 19,50.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
38671