ECLI:NL:RBROT:2023:1378

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
10098838 \ CV EXPL 22-28503
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van energiekosten door Eneco Services B.V. aan gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Eneco Services B.V. en een gedaagde, die onder een geheim adres woont in Rotterdam. Eneco, vertegenwoordigd door Syncasso Gerechtsdeurwaarders, vorderde een bedrag van € 1.957,01 aan onbetaalde energiekosten, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde was niet verschenen op de mondelinge behandeling en had eerder een overeenkomst met Eneco voor de levering van energie. Eneco had verschillende facturen verzonden die niet waren voldaan, en de gedaagde had een eerdere betaling van € 579,06 gedaan, maar was daarna gestopt met betalen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de overeenkomst niet tijdig had beëindigd en dat de gevorderde bedragen terecht waren. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en veroordeelde de gedaagde in de proceskosten van Eneco, die in totaal op € 870,22 werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10098838 \ CV EXPL 22-28503
datum uitspraak: 10 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Eneco Services B.V.,die handelt onder de naam
Eneco,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde01], die voorheen handelde onder de naam
[naam01],
wonende op een bij de rechtbank bekend geheim adres in de gemeente Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: [naam02].
De partijen worden hierna ‘Eneco’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 8 september 2022, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge verweer, met bijlagen.
1.2.
Op 18 januari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met de gemachtigde van de zijde van Eneco besproken. [gedaagde01] en haar gemachtigde zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.

2..De feiten

2.1.
Tussen Eneco en [gedaagde01] heeft een overeenkomst bestaan voor de levering van energie (gas en/of elektriciteit) ten behoeve van het adres [adres01] (hierna: de overeenkomst). Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van Eneco van toepassing.
2.2.
Eneco heeft bij [gedaagde01] de volgende facturen in rekening gebracht, die niet door [gedaagde01] zijn voldaan:
Nummer
Datum
Omschrijving
Bedrag
759817063
06/04/2020
Termijnnota
€ 137,00
764886385
06/05/2020
Termijnnota
€ 137,00
771673818
16/06/2020
Jaarnota
€ 47,58
773731252
06/07/2020
Termijnnota
€ 123,00
783823184
06/08/2020
Termijnnota
€ 123,00
788075153
06/09/2020
Termijnnota
€ 123,00
792101974
06/10/2020
Termijnnota
€ 123,00
802050371
06/12/2020
Termijnnota
€ 123,00
806642335
06/01/2021
Termijnnota
€ 123,00
812123100
06/02/2021
Termijnnota
€ 123,00
818807737
06/03/2021
Termijnnota
€ 123,00
825063566
06/04/2021
Termijnnota
€ 123,00
2.3.
In een e-mailbericht van 15 april 2021 heeft de gemachtigde van [gedaagde01] Eneco, voor zover voor deze procedure van belang, het volgende geschreven:
“(…)
Goedemiddag
Er blijken sommaties te zijn gestuurd inzake bovenstaande klantrekeningnr naar het adres [adres01] . Wij hebben de huur van dit pand al meer dan een jaar geleden opgezegd. De laatste meterstanden waren als volgt:
GAS 24674,269
Electra I 37041
Electra II 83651
Ik verzoek u de nota te corrigeren naar deze en mij per mail een gecorrigeerde nota te sturen, zodat ik kan zorg dragen voor de betalingen.
(…)”.
2.4.
Op 19 april 2021 heeft Eneco [gedaagde01] twee keer een kostennota MKB met daarin een contractuele boete van € 200,00 verstuurd. [gedaagde01] heeft deze kostennota’s onbetaald gelaten.
2.5.
Op 1 mei 2021 heeft Eneco [gedaagde01] een eindafrekening van € 345,34 verstuurd. [gedaagde01] heeft deze eindafrekening onbetaald gelaten.
2.6.
Bij vonnis van 23 februari 2022 heeft de kantonrechter in Den Haag tussen partijen een vonnis gewezen (zaaknummer: 9544120 RL EXPL 21-19235). In dit vonnis is [gedaagde01] , overeenkomstig de eis van Eneco, wegens het niet nakomen van haar verplichtingen uit het energiecontract veroordeeld tot betaling van € 500,00. Eneco had in die procedure € 2.536,07 (de hoofdsom met vervallen rente van € 36,05 en buitengerechtelijke incassokosten van € 326,09) te vorderen, maar heeft haar vordering toen beperkt tot € 500,00 onder uitdrukkelijke reservering van haar rechten op het meerdere. [gedaagde01] is in dit vonnis ook veroordeeld in de proceskosten van Eneco. [gedaagde01] is in deze procedure niet verschenen.
2.7.
[gedaagde01] heeft € 579,06 aan Eneco betaald en is daarna weer gestopt met betalen.

3..Het geschil

3.1.
Eneco eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 1.957,01 met handelsrente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 2.173,93, vervallen rente van € 36,05 (berekend tot 10 november 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 326,09, minus € 579,06 aan verrichte betalingen.
3.2.
Eneco baseert de eis op het volgende. Eneco heeft uit hoofde van haar overeenkomst met [gedaagde01] energie aan [gedaagde01] geleverd. [gedaagde01] heeft echter een achterstand laten ontstaan in de betaling van de maandelijkse termijnnota’s, daarnaast heeft zij een jaarnota en de eindafrekening onbetaald gelaten. Omdat [gedaagde01] de overeenkomst voortijdig heeft beëindigd, moet zij tevens per aansluiting een contractuele boete van € 200,00 (in totaal € 400,00) betalen.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. De vordering klopt niet. [gedaagde01] heeft inderdaad bedrijfsruimte gehuurd in Den Haag, maar de huur van het pand is eind 2019 opgezegd. Daarnaast bevat de jaarnota een schatting die niet klopt met de meterstanden zoals die door [gedaagde01] zijn doorgegeven.

4..De beoordeling

Overeenkomst tot levering van energie
4.1.
Niet in geschil is dat tussen partijen een overeenkomst is gesloten ter zake van de levering van energie en dat [gedaagde01] de overeenkomst heeft afgesloten in de uitvoering van haar bedrijf, als contractant staat immers ‘ [naam01] ’ in de overeenkomst vermeld. In deze procedure hoeft daarom geen rekening te worden gehouden met het consumentenrecht en hoeft geen ambtshalve toetsing aan de precontractuele- en contractuele verplichtingen van artikel 6:230m lid 1 BW plaats te vinden. De kantonrechter gaat uit van hetgeen in de overeenkomst is vermeld.
Wanneer is de overeenkomst beëindigd?
4.2.
Niet in geschil is daarnaast dat [gedaagde01] moet betalen voor het verbruik dat zij in de periode dat zij klant was bij Eneco heeft gehad. [gedaagde01] voert echter aan dat zij de overeenkomst eind 2019 heeft beëindigd, zodat zij in de periode daarna niet meer voor het verbruik hoeft te betalen.
4.3.
Uit het hierboven genoemde e-mailbericht van 15 april 2021 blijkt dat [gedaagde01] Eneco via dit e-mailbericht heeft laten weten dat de huurovereenkomst is geëindigd, onder vermelding van de laatst bekende meterstanden. Eneco heeft het e-mailbericht van 15 april 2021 opgevat als een beëindiging van de overeenkomst en heeft 16 april 2021 vervolgens als einddatum van de overeenkomst gehanteerd. Niet is gebleken dat [gedaagde01] de overeenkomst eerder heeft beëindigd. Eneco mocht het e-mailbericht van 15 april 2021 naar het oordeel van de kantonrechter dan ook als beëindiging van de overeenkomst opvatten, zodat [gedaagde01] tot en met 16 april 2021 voor het verbruik moet betalen.
Meterstanden correct?
4.4.
[gedaagde01] heeft aangevoerd dat de door Eneco gehanteerde meterstanden niet juist zijn. Uit de door Eneco verstuurde eindnota van 1 mei 2021 (productie 3 bij de dagvaarding) blijkt echter dat Eneco heeft gerekend met de meterstanden zoals die in het e-mailbericht van 15 april 2021 door de gemachtigde van [gedaagde01] aan Eneco zijn doorgegeven, zodat naar het oordeel van de kantonrechter niet is gebleken dat is gerekend met onjuiste meterstanden.
Hoofdsom
4.5.
[gedaagde01] heeft de verschuldigdheid en de hoogte van de gevorderde factuurbedragen - los van de door Eneco gehanteerde meterstanden, waarover in overweging 4.4. al is geoordeeld - niet betwist, zodat van de hoogte van de gevorderde factuurbedragen wordt uitgegaan. [gedaagde01] heeft daarnaast niet betwist dat zij de overeenkomst tussentijds heeft beëindigd, ook heeft zij niet betwist dat zij in geval van tussentijdse beëindiging contractuele boetes ten bedrage van in totaal € 400,00 verschuldigd is. De gevorderde (resterende) hoofdsom van € 1.957,00 zal dan ook worden toegewezen.
Rente
4.6.
De vordering tot betaling van de wettelijke handelsrente wordt toegewezen, omdat Eneco genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] dat niet heeft betwist.
Proceskosten
4.7.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Eneco tot vandaag vast op € 107,22 aan dagvaardingskosten, € 365,00 aan griffierecht en € 398,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 199,00). Dit is in totaal € 870,22. Voor kosten die Eneco maakt na dit vonnis moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 99,50 (1/2 punt x € 199,00 met een maximum van € 132,00). Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Eneco te betalen € 1.957,01 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over dat bedrag vanaf 8 september 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van Eneco tot vandaag worden vastgesteld op € 870,22;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken.
54214