ECLI:NL:RBROT:2023:1379

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
10137860 \ CV EXPL 22-30762
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding door netbeheerder wegens onrechtmatige daad van gedaagde

In deze zaak heeft Stedin Netbeheer B.V. schadevergoeding gevorderd van gedaagde, die geen overeenkomst had voor de levering van elektriciteit en gas. De kantonrechter heeft op 10 februari 2023 uitspraak gedaan in Rotterdam. Stedin vorderde aanvankelijk diverse maatregelen, waaronder afsluiting van de aansluitingen, maar heeft deze vordering ter zitting verminderd. De rechter heeft vastgesteld dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door geen contract met een energieleverancier af te sluiten, terwijl zij wel gebruik maakte van de netten van Stedin. Dit handelen is onrechtmatig en heeft geleid tot schade voor Stedin, die bestaat uit gederfde inkomsten en kosten voor incassowerkzaamheden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde aansprakelijk is voor deze schade en heeft Stedin een gefixeerde schadevergoeding van € 75,00 toegewezen. Daarnaast is gedaagde veroordeeld in de proceskosten van Stedin, die zijn vastgesteld op € 311,31. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10137860 \ CV EXPL 22-30762
datum uitspraak: 10 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stedin Netbeheer B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Stedin’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 23 september 2022, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge verweer van 13 oktober 2022;
  • de akte van 9 januari 2023 van de zijde van Stedin, met bijlagen.
1.2.
Op 9 januari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met de gemachtigde van de zijde van Stedin besproken. [gedaagde01] is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.

2..De feiten

2.1.
Stedin is netbeheerder in de zin van artikel 10 lid 3 van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: E-wet) en artikel 1 lid 1 sub e juncto artikel 2 lid 1 van de Gaswet 1998 (hierna: Gaswet).
2.2.
[gedaagde01] heeft een elektriciteitsaansluiting en gasaansluiting in haar woning aan het adres [adres01] in [plaats01] (hierna: het leveringsadres). Op dit adres beschikt [gedaagde01] over een elektriciteitsaansluiting en over een gasaansluiting. De gas- en elektriciteitsnetten waarop [gedaagde01] is aangesloten worden beheerd door Stedin.
2.3.
Op het moment dat de dagvaarding werd uitgebracht had [gedaagde01] geen overeenkomst voor de levering van elektriciteit en gas.

3..Het geschil

3.1.
Stedin eiste aanvankelijk, voor eisvermindering, samengevat:
te bepalen dat Stedin op grond van artikel 558 sub b Rv gerechtigd is werkzaamheden te verrichten om tot afsluiting van de elektriciteitsaansluiting en gasaansluiting op het leveringsadres te komen;
[gedaagde01] te veroordelen dat zij op grond van artikel 558 sub b Rv dient te gedogen dat Stedin genoemde werkzaamheden verricht;
te bepalen dat Stedin op grond van artikel 558 aanhef en onder sub b Rv gerechtigd is tot tijdelijke en gedeeltelijke ontruiming van het leveringsadres;
[gedaagde01] te veroordelen om de kosten ten behoeve van het deactiveren van de aansluiting en/of de meetinrichtingen te voldoen;
[gedaagde01] te veroordelen aan haar ten titel van schadevergoeding te betalen € 75,00 met rente;
[gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Stedin baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] heeft enige tijd geen overeenkomst gehad met een leverancier op grond waarvan zij energie geleverd krijgt. Zij is hiertoe echter wel gehouden. [gedaagde01] is aansprakelijk voor de schade van Stedin, bestaande uit gederfde inkomsten in de vorm van netverlies en het niet kunnen incasseren van de aansluit- en transportvergoeding en buitengerechtelijke incassokosten. In de periode van juli 2022 tot en met september 2022 heeft de gemachtigde van Stedin [gedaagde01] meerdere malen schriftelijk gesommeerd om een nieuw leveringscontract af te sluiten om afsluiting van het net te voorkomen.
3.3.
[gedaagde01] is het ermee eens zij op enig moment geen overeenkomst voor de levering van energie heeft gehad. Zij voert echter aan dat zij heeft geprobeerd een betalingsregeling te treffen maar dat haar dat niet is gelukt.
3.4.
Ter zitting heeft Stedin haar eis verminderd door haar eis onder 3.1, punten 1 tot en met 4, in te trekken. In de beoordeling zal daar nader op worden ingegaan.

4..De beoordeling

Eisvermindering ter zitting
4.1.
Ter zitting heeft Stedin aangevoerd dat zij heeft geconstateerd dat [gedaagde01] per 9 mei 2022 (en dus niet per 15 maart 2022 zoals in de dagvaarding was vermeld) geen contract meer had met een energieleverancier. Ook heeft Stedin ter zitting aangevoerd dat haar is gebleken dat [gedaagde01] per 5 november 2022 weer een contract met een energieleverancier heeft afgesloten. Stedin heeft daardoor geen belang meer bij hetgeen zij heeft gevorderd onder de punten 1 tot en met 4. Nu [gedaagde01] deze stellingen van Stedin niet heeft weersproken, wordt uitgegaan van de juistheid van deze stellingen en is komen vast te staan dat [gedaagde01] tussen 9 mei 2022 en 5 november 2022 geen overeenkomst met een energieleverancier heeft gehad.
Onrechtmatige daad
4.2.
Stedin stelt primair dat [gedaagde01] voor haar schade aansprakelijk is, omdat sprake is van een onrechtmatige daad van [gedaagde01] , zoals bedoeld in artikel 6:162 BW. Uit dat artikel volgt dat hiervoor sprake zijn moet zijn van (1) een onrechtmatige daad, (2) die aan [gedaagde01] is toe te rekenen, (3) en schade (4) die het gevolg is van die onrechtmatige daad.
Onrechtmatigheid
4.3.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde01] onrechtmatig heeft gehandeld door na te laten om een contract met een energieleverancier af te sluiten, terwijl zij wel gas en elektriciteit van het net heeft afgenomen. Stedin is hierdoor in feite gedwongen om op te treden als energieleverancier, terwijl zij dat op grond van de E-wet en Gaswet niet mag. Dat dit handelen/nalaten van [gedaagde01] onrechtmatig is tegenover Stedin, heeft [gedaagde01] overigens ook niet betwist.
Toerekenbaarheid
4.4.
Het ontbreken van een overeenkomst tot levering van energie kan [gedaagde01] worden toegerekend. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde01] dat betwist, op de grond dat het haar niet is gelukt een betalingsregeling te treffen met haar vorige energieleverancier. Ook als [gedaagde01] niet in staat was de rekening van haar energieleverancier te betalen en de overeenkomst daarom beëindigd is, dan betekent dat echter nog niet dat het feit dat [gedaagde01] geen energieleveringsovereenkomst had niet aan haar kan worden toegerekend.
Schade en causaliteit
4.5.
Stedin heeft tevens onbetwist gesteld dat zij door het onrechtmatig handelen van [gedaagde01] schade heeft geleden, bestaande uit netverlies, het mislopen van aansluit- en transportvergoeding en het maken van buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter acht deze schade voldoende onderbouwd en het is duidelijk dat de schade het gevolg is van het handelen of nalaten van [gedaagde01] . Daarmee staan de schade en het causaal verband tussen het onrechtmatig handelen en die schade vast.
Onrechtmatige daad; conclusie
4.6.
Er is voldaan aan de vereisten van artikel 6:162 BW. [gedaagde01] is dus verplicht de schade van Stedin te vergoeden.
Schadevergoeding
4.7.
Stedin vordert een gefixeerde schadevergoeding van € 75,00. Dit bedrag ziet op
misgelopen inkomsten in de vorm van netverlies en het niet kunnen incasseren van de aansluit- en transportvergoeding en op buitengerechtelijke kosten. Stedin heeft uiteengezet welke werkzaamheden zij heeft uitgevoerd. [gedaagde01] heeft deze schadeposten niet betwist. De kantonrechter acht de gevorderde vergoeding een redelijke schadevergoeding voor het netverlies, de misgelopen vergoedingen en de buitengerechtelijke werkzaamheden. De vordering wordt daarom toegewezen.
Rente
4.8.
De wettelijke rente over de vordering wordt afgewezen. De schadevergoeding ziet namelijk mede op vergoeding van door de gemachtigde van Stedin verrichte incassowerkzaamheden, maar er is niet gesteld of gebleken dat Stedin die kosten al aan haar gemachtigde heeft betaald.
Proceskosten
4.9.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Stedin tot vandaag vast op € 105,31 aan dagvaardingskosten, € 128,00 aan griffierecht en € 78,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 39,00). Dit is in totaal € 311,31. Voor kosten die Stedin maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 19,50 (1/2 punt x € 39,00 met een maximum van € 132,00). Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om een bedrag van € 75,00 aan Stedin te betalen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van Stedin tot vandaag worden vastgesteld op € 311,31;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
54214