ECLI:NL:RBROT:2023:1595

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 januari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
10198817 VV EXPL 22-481
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing ontruiming in kort geding met afwijzing extra servicekosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 januari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser01] c.s. en [gedaagde01]. De procedure betreft een vordering tot ontruiming van een woning in Rotterdam, waarbij [gedaagde01] niet is verschenen. De eiser heeft de woning tijdelijk verhuurd aan [gedaagde01], die een huurachterstand heeft laten ontstaan van € 3.570,00. Daarnaast vorderde [eiser01] c.s. extra servicekosten van € 250,00 per maand, maar deze vordering werd afgewezen wegens gebrek aan juridische grondslag. De kantonrechter oordeelde dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar was, gezien het spoedeisend belang van [eiser01] c.s. en de niet-betwiste stellingen over de huurachterstand. De kantonrechter heeft de ontruiming toegewezen en [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat [eiser01] c.s. direct kan overgaan tot ontruiming.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10198817 VV EXPL 22-481
datum uitspraak: 13 januari 2023
vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van

1.[eiser01] ,

gekozen woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. J. van de Riet,
en

2.[eiseres01] ,

vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. J. van de Riet,
tegen
[gedaagde01] ,
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde,
die niet is verschenen.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] c.s.’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de dagvaarding van 23 november 2022, met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling stond gepland op 14 december 2022. [gedaagde01] heeft op 13 december 2022 laten weten dat hij Covid-19 heeft en verzocht om uitstel van de mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft de zitting naar aanleiding van dit bericht verplaatst naar 19 december 2022. Aan [gedaagde01] is medegedeeld dat als hij op 19 december 2022 nog steeds Covid-19 zou hebben, hij daarvan een officieel bewijs van de GGD moest laten zien. [gedaagde01] heeft vervolgens op 18 december 2022 laten weten opgenomen te zijn in het ziekenhuis, zonder daarbij het gevraagde GGD-bewijs over te leggen. Op 19 december 2022 heeft de partner van [gedaagde01] telefonisch contact opgenomen met de rechtbank om te vragen of de zitting door zou gaan, omdat [gedaagde01] in het ziekenhuis zou zijn opgenomen. Aan de partner is een doktersverklaring gevraagd; deze is door de partner overgelegd. Omdat de kantonrechter aan de echtheid van de verklaring twijfelde (de naam van het ziekenhuis was onjuist, het adres van het ziekenhuis was met kleine letters geschreven, in de verklaring stond een inhoudelijke diagnose en er was sprake van grammaticale fouten), is contact opgenomen met het ziekenhuis waar [gedaagde01] zou verblijven. Het ziekenhuis heeft aangegeven dat er bij haar geen patiënt is of was opgenomen met dezelfde (voor)naam en/of geboortedatum als [gedaagde01] . Op basis hiervan heeft de kantonrechter de overgelegde doktersverklaring ongeloofwaardig geacht. Nader uitstel is daarom niet verleend en de zitting van 19 december 2022 is doorgegaan. [eiser01] c.s. is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens [gedaagde01] is niemand verschenen.

2.De vordering

2.1.
[eiser01] c.s. vordert, bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, om [gedaagde01] en zijn partner te veroordelen:
  • om de woning aan de [adres01] in Rotterdam binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen;
  • tot betaling van € 7.451,25, te vermeerderen met de wettelijke rente;
  • tot betaling van € 1.142,50 aan huur en servicekosten per maand plus € 250,00 extra per maand wegens het hogere energiegebruik, voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde01] en zijn partner de woning vanaf 1 december 2022 in gebruik hebben tot en met de ontruiming;
  • in de proceskosten.
2.2.
Ter toelichting op hun vordering heeft [eiser01] c.s. – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – het volgende aangevoerd.
2.3.
Omstreeks 19 juli 2022 gaf [gedaagde01] aan binnenkort dakloos te worden en dringend behoefte te hebben aan woonruimte. Omdat [eiser01] c.s. zelf nog geen gebruik ging maken van de net door hem aangekochte woning, heeft hij zijn woning op 23 juli 2022 tijdelijk aan [gedaagde01] verhuurd. De huur voor de woning bedraagt € 1.000,00 kale huur per maand en € 142,50 aan servicekosten.
2.4.
Voor de periode van juli 2022 tot en met november 2022 heeft [gedaagde01] een huurachterstand van in totaal € 4.901,69 laten ontstaan. Met die huurachterstand mag een bedrag van € 1.331,69 verrekend worden, zodat een bedrag van € 3.570,00 aan huurachterstand berekend tot en met november 2022 overblijft.
2.5.
Naast de huurachterstand heeft [gedaagde01] de contractuele waarborgsom niet betaald, zodat ook die in deze procedure wordt gevorderd.
2.6.
Tot slot is het [eiser01] c.s. gebleken dat [gedaagde01] niet alleen in de woning woont, maar dat hij daar met zijn partner en meerdere kinderen verblijft. Het bedrag van € 142,50 per maand aan servicekosten is hiervoor onvoldoende. Om die reden vordert [eiser01] c.s. in deze procedure met terugwerkende kracht een extra voorschotbedrag van € 250,00 per maand. Voor de periode tot en met november 2022 is dit € 1.000,00.
2.7.
[eiser01] c.s. heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering. Van hem kan niet worden verlangd de ontstane situatie te laten voortduren.

3.Het verweer

3.1.
[gedaagde01] heeft geen verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde01] is niet verschenen op de mondelinge behandeling van 19 december 2022. Uit de door [eiser01] c.s. overgelegde originele dagvaarding is gebleken dat [gedaagde01] correct voor de zitting is opgeroepen. Ook de overige bij wet voorgeschreven formaliteiten zijn in acht genomen, zodat verstek wordt verleend tegen [gedaagde01] .
4.2.
[eiser01] c.s. heeft de inhoud van de dagvaarding gericht tegen [gedaagde01] en zijn partner. De dagvaarding is door de deurwaarder echter alleen aan [gedaagde01] (en niet aan zijn partner) betekend. De kantonrechter kan daarom alleen beoordelen of de vordering van [eiser01] c.s. tegenover [gedaagde01] al dan niet toewijsbaar zijn.
4.3.
Voor toewijzing van een vordering tot ontruiming in kort geding – welke toewijzing bijna altijd een definitief karakter heeft – is alleen plaats indien met een zeer grote mate van waarschijnlijkheid de bodemrechter tot eenzelfde oordeel zal komen en de uitkomst van de bodemprocedure, vanwege een spoedeisend belang aan de zijde van [eiser01] c.s., niet kan worden afgewacht.
4.4.
Het spoedeisend belang vloeit voldoende voort uit de, door [gedaagde01] niet betwiste stellingen van [eiser01] c.s., zodat [eiser01] c.s. in zoverre ontvankelijk is in hun vordering.
4.5.
De vordering komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en zal dan ook worden toegewezen, behoudens het navolgende.
4.6.
De vordering tot betaling van extra servicekosten wordt afgewezen. Deze vordering heeft geen juridische grondslag en is door [eiser01] c.s. niet verder onderbouwd met stukken. Een schatting, zoals [eiser01] c.s. nu heeft gemaakt, is onvoldoende om tot toewijzing van dit gedeelte van de vordering te komen.
4.7.
Verder wordt de gevorderde waarborgsom, gelet op de omstandigheid dat de gevorderde ontruiming wordt toegewezen, bij gebrek aan belang, nu deze vordering niet verder is onderbouwd, afgewezen. Met de toewijzing van de veroordeling tot ontruiming komt er immers feitelijk een einde aan de tussen partijen bestaande huurovereenkomst.
4.8.
Ook de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (‘het Besluit’). De gevorderde vergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet gebleken is dat aan alle eisen uit het Besluit is voldaan; bijvoorbeeld dat een kosteloze aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW is verzonden.
4.9.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] c.s. tot vandaag vast op € 127,43 aan dagvaardingskosten, € 86,00 aan griffierecht en € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is in totaal € 711,43. Hier kan nog een bedrag aan nakosten bijkomen. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2022:853).
4.10.
Dit vonnis zal zoals gevorderd uitvoerbaar bij voorraad verklaard worden. In dat verband overweegt de kantonrechter als volgt. Kort voor de oorspronkelijk op 14 december 2022 geplande zitting is van [gedaagde01] bericht ontvangen dat hij wegens een Coronabesmetting niet in staat was ter zitting te verschijnen en uitstel verzocht. De zitting is daarop aangehouden tot 19 december 2022 om 10.30u en is aan [gedaagde01] medegedeeld dat geen nader uitstel zou worden verleend, tenzij een geldig positief testbewijs zou worden overgelegd. Voorafgaand aan de zitting op 19 december 2022 heeft de kantonrechter van [gedaagde01] bericht ontvangen dat hij opgenomen zou zijn wegens Corona. Daarbij is geen testbewijs overgelegd. De kantonrechter heeft [gedaagde01] verzocht een doktersverklaring te overleggen welke kort daarop werd ontvangen. Op grond van verschillende ongerijmdheden in die verklaring twijfelde de kantonrechter aan de echtheid daarvan. Om die reden is navraag gedaan bij het ziekenhuis waarvan [gedaagde01] zei daar opgenomen te zijn. Het ziekenhuis heeft medegedeeld dat geen persoon met die achternaam of geboortedatum was opgenomen. Naar het oordeel van de kantonrechter staat daarmee voldoende vast dat [gedaagde01] zich van een valse of vervalste doktersverklaring heeft bediend teneinde nader uitstel te bewerkstelligen. De kantonrechter maakt hieruit op dat [gedaagde01] er niet voor terugdeinst middels onrechtmatige middelen aan de gevolgen van een vonnis tot ontruiming te ontkomen. In dat licht kan niet van [eiser01] c.s. worden gevergd dat zij een eventueel beroep of verzet tegen dit vonnis afwachten alvorens tot daadwerkelijk tot ontruiming over te kunnen gaan, zodat uitvoerbaar bij voorraadverklaring op zijn plaats is.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan het adres [adres01] in Rotterdam te ontruimen met alle personen en/of zaken die zich vanwege [gedaagde01] daar bevinden en de woning onder afgifte van de sleutels ter beschikking van [eiser01] c.s. te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] c.s. te betalen € 3.570,00 aan huurachterstand tot en met november 2022, vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 23 november 2022 tot en met de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] c.s. te betalen € 1.142,50 per maand vanaf 1 december 2022 tot en met de maand waarin [eiser01] c.s. de woning weer tot zijn vrije beschikking heeft, een ingegane maand voor een volle gerekend;
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van [eiser01] c.s. tot vandaag vastgesteld op € 711,43;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst al het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits en in het openbaar uitgesproken.
44485