ECLI:NL:RBROT:2023:1725

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
C/10/650056 / KG ZA 22-1088
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over dwangsom en verbod tenuitvoerlegging van beschikking en vonnis in arbeidsovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een kort geding tussen [naam01] en Hadek Protective Systems B.V. [naam01] vordert dat Hadek wordt verboden om de beschikking van 23 juni 2022 en het vonnis van 24 oktober 2022 ten uitvoer te leggen, totdat in een bodemprocedure onherroepelijk is beslist of de dwangsommen verschuldigd zijn. Hadek heeft in een eerdere procedure [naam01] veroordeeld tot het staken van schendingen van de arbeidsovereenkomst, met een dwangsom van € 1.000,- per dag bij niet-naleving. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [naam01] voldoende medewerking heeft verleend aan de beslaglegging en dat Hadek niet aannemelijk heeft gemaakt dat [naam01] inbreuk maakt op de arbeidsovereenkomst. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [naam01] toegewezen en Hadek verboden om de beschikking en het vonnis ten uitvoer te leggen totdat in een bodemprocedure is beslist over de dwangsommen. Hadek is veroordeeld in de proceskosten van [naam01].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/650056 / KG ZA 22-1088
Vonnis in kort geding van 1 februari 2023
in de zaak van
[naam01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. R.S. Schneider te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HADEK PROTECTIVE SYSTEMS B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.C.V. Dornstedt te Hellevoetsluis.
Partijen worden hierna [naam01] en Hadek genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties 1 tot en met 6,
  • de aanvullende productie 7 van [naam01] ,
  • de eis in reconventie en productie 1 van Hadek,
  • de brief van 17 januari 2023 van mr. Dornstedt, met bijlagen,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 18 januari 2023,
  • de spreekaantekeningen van mr. Schneider,
  • de pleitnotities van mr. Dornstedt.

2.De feiten

2.1.
Hadek houdt zich onder meer bezig met de import en export van materiaal voor het bekleden van schoorstenen in elektriciteitscentrales.
2.2.
De heren [naam02] en [naam03] zijn de bestuurders van Hadek. [naam03] is de grootvader van [naam01] . [naam03] is de oom van [naam01] .
2.3.
[naam01] is op grond van een arbeidsovereenkomst van 2 januari 2014 (hierna: de arbeidsovereenkomst) voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Hadek in de functie van [functie01] . De arbeidsovereenkomst bevat in artikel 5 en 8 een geheimhoudings- en non-concurrentiebeding. In artikel 6 is een verbod voor [naam01] opgenomen om documenten of correspondentie of afschriften hiervan, die hij in verband met zijn werkzaamheden bij Hadek onder zich heeft gekregen, in particulier bezit te hebben of te houden, tenzij dit voor de uitvoering van zijn werkzaamheden is vereist.
2.4.
Op 31 maart 2022 is de arbeidsovereenkomst geëindigd. Nadien heeft [naam01] werkzaamheden verricht voor een voormalig leverancier van Hadek, Ergon Asphalt & Emulsions Inc. (hierna: Ergon).
2.5.
Bij brief van 21 juni 2022 heeft mr. Dornstedt namens Hadek een (gewijzigd) verzoekschrift bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank ingediend. Daarin heeft Hadek verzocht om haar verlof te verlenen voor het leggen van bewijsbeslag op bescheiden, gegevensdragers, administratie en documenten van [naam01] die betrekking hebben op (relaties van) Hadek. Ook is verzocht om een gerechtelijk bewaarder aan te stellen. Ter onderbouwing daarvan heeft Hadek gesteld dat [naam01] met zijn werkzaamheden voor Ergon inbreuk maakt op het non-concurrentiebeding en dat er voorts aanwijzingen zijn dat [naam01] in strijd handelt met artikel 5 en 6 van de arbeidsovereenkomst.
2.5.1.
In het (gewijzigd) verzoekschrift staat vermeld:
“(…)
38. Onderhavig verzoek houdt tevens in een bevel tot het verlenen van medewerking aan het toegankelijk maken van de gegevens, die mogelijk versleuteld zijn en die zich ófwel op het woonadres van gerequestreerde bevinden, dat op straffe van een dwangsom. (…)
REDENEN WAAROM:
Hadek zich wendt tot de voorzieningenrechter met het verzoek om: (…)
II. te bevelen dat de beslagene de op aanwijzing van de deurwaarder benodigde medewerking verleent aan de beslaglegging, dat voor zover rechtens vereist en op straffe van een dwangsom ad € 25.000,00 ineens, die verbeurd wordt als desgevraagd niet die medewerking wordt gegeven danwel een zodanige dwangsom als de voorzieningenrechter meent dat in deze redelijk en passend is; (…)”
2.5.2.
In de brief van 21 juni 2022 heeft mr. Dornstedt geschreven:
“(…)
- ten aanzien van het petitum sub II is beschreven dat met de noodzakelijke medewerking wordt bedoeld wat de beslagleggende deurwaarder daaromtrent aangeeft (en dat ziet op de praktische uitvoering van het beslag en de medewerking die daaraan door de gerekwestreerde dient te worden verleend, zoals het openstellen van diens administratie, toegang verlenen tot elektronische devices (zoals mobiele telefoon, desktop en laptop), waarbij de in het rekest genoemde dwangsom ter bepaling van de voorzieningenrechter zal zijn). (…)”
2.6.
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 23 juni 2022 met zaaknummer C/10/639786 / KG RK 22-625 (hierna: de beschikking) heeft de voorzieningenrechter het gevraagde verlof met inachtneming van voorwaarden en beperkingen verleend. DigiJuris B.V. (hierna: DigiJuris) is als gerechtelijk bewaarder aangesteld. In de beschikking heeft de voorzieningenrechter overwogen:
“(…)
2.3.
De verzochte dwangsommen, voor het geval [naam01] geen medewerking verleent aan de beslaglegging, worden bepaald op € 25.000,00, nadat de deurwaarder heeft verzocht om medewerking als bedoeld in randnummer 38 en in de toelichting in de begeleidende brief van mr. Dornstedt van 21 juni 2022. (…)”
2.7.
Bij exploot van 25 augustus 2022 heeft de deurwaarder op verzoek van Hadek de beschikking en het (gewijzigd) verzoekschrift aan [naam01] betekend. Vervolgens heeft de deurwaarder bewijsbeslag gelegd op kopieën van op de telefoon en laptop van [naam01] opgeslagen data en deze kopieën aan DigiJuris in bewaring gegeven. In het proces-verbaal van de beslaglegging heeft de deurwaarder vermeld:
“(…)
Ter plaatse trof ik de heer [naam01] , voornoemd en zijn partner met baby, aan wie ik mij heb gelegitimeerd en aan wie ik het doel van mijn komst heb medegedeeld met overhandiging van voornoemde beschikking met bevel om terstond zijn medewerking te verlenen. Waarop hij mij toegang heeft verschaft tot de woning. [naam01] heeft mij medegedeeld dat hij twee gegevensdragers heeft te weten een telefoon en een laptop, [naam01] verklaarde dat er geen fysieke bescheiden in de woning zijn die betrekking hebben op dit beslag.
[naam01] heeft de gegevensdragers op mijn aanwijzing neergelegd en niet meer aangeraakt. De gegevensdragers zijn veiliggesteld doordat de laptop op een bureau in de hoek van de woonkamer en de telefoon op de hoek van de bank zijn geplaatst. Voorts heeft [naam01] contact laten opnemen met zijn advocaat mr. R. van Noord (…). Omdat de advocaat zich direct naar de woning begaf en [naam01] niet aan de gegevensdragers komt ben ik akkoord gegaan om te wachten op de komst van zijn advocaat alvorens aan te vangen met het maken van kopieën van de bescheiden van de gegevensdragers. Voornoemde hulpofficier van Justitie heeft de woning verlaten nadat [naam01] had aangegeven dat hij zijn verdere medewerking aan het beslag na advies van zijn advocaat zou verlenen.
Omstreeks 09:20 uur verscheen mr. R. van Noord aan wie ik het doel van mijn komst heb medegedeeld, die na het beantwoorden van diverse vragen samen met [naam01] naar buiten ging om kort te overleggen. De gegevensdragers lagen op dat moment op dezelfde plek in mijn gezichtsveld.
Voorts verscheen in de woning de vader van [naam01] , samen met [naam01] en diens advocaat, die aangaf dat zij de dwangsom wel betalen en elke vorm van medewerking aan het beslag weigeren. Daarop heb ik toegelicht dat de gegevensdragers dan door mij worden meegenomen om elders kopieën te maken gezien dat ter plaatse niet mogelijk gemaakt wordt door hen. Met de mededeling dat het niet mogelijk maken voor mij om de gegevensdragers mee te nemen onttrekking aan het beslag betekent, wat een strafbaar feit is. Ik heb er nogmaals op gewezen dat niemand aan de gegevensdragers mag komen. De advocaat gaf aan dat er volgens hem nergens in de beschikking staat dat de gegevensdragers meegenomen mogen worden. Ik heb toegelicht dat ik een andere zienswijze heb en dat ik de hulpofficier van Justitie bel zodat hij direct zal verschijnen om de dragers aan mij af te geven, gezien ik niet in de gelegenheid werd gesteld om deze mee te nemen. Toen heeft de advocaat mij omstreeks 09:35 uur gesommeerd om de woning te verlaten en heeft [naam01] zijn telefoon gepakt en zijn laptop opgeborgen in een laptoptas.
Omstreeks 09:45 uur verscheen de hulpofficier van Justitie die de woning is binnengegaan en de laptop en telefoon heeft opgepakt en aan mij heeft overhandigd. De hulpofficier van Justitie verklaarde aan mij dat [naam01] op zijn laptop bezig was en ook zijn telefoon bij zich hield.
Voorts heb ik met de vader van [naam01] en de advocaat gesproken en toegelicht dat er medewerking verleend dient te worden om mij de toegang te verschaffen tot de bescheiden op de twee gegevensdragers en ik de voorzieningenrechter zal verzoeken om de dwangsommen te laten verhogen wanneer die medewerking niet wordt verleend. Daarop heb ik contact gezocht met het bureau van de voorzieningenrechter en voorgelegd of de voorzieningenrechter akkoord gaat dat ik de gegevensdragers meeneem om elders kopieën te maken met het verzoek om de dwangsommen te verhogen gezien de medewerking niet wordt verleend met de mededeling dat de dwangsom van
€ 25.000 wel wordt voldaan, het bureau kon geen voorzieningenrechter bereiken en heeft mij toegezegd om de voorzieningenrechter mij terstond terug te laten bellen.
Vervolgens heeft de advocaat mij omstreeks 10:10 uur toestemming verleend om ter plaatse kopieën te mogen maken van de gegevensdragers met overlegging van de benodigde wachtwoorden.
Op mijn verzoek heeft de voorzieningenrechter mr. P. de Bruin contact met mij opgenomen aan wie ik heb voorgelegd wat er heeft plaatsgevonden met de mededeling dat inmiddels medewerking wordt verleend. Waarop de voorzieningenrechter mij bevestigde dat de gegevensdragers meegenomen mogen worden wanneer er geen toegang wordt verschaft tot de bescheiden ter plaatse. Omdat de medewerking inmiddels wel werd verleend kwam de voorzieningenrechter niet toe aan mijn verzoek om de dwangsommen te verhogen.
Ik heb [naam01] verzocht om aan mij te verklaren wat hij met de gegevensdragers heeft gedaan op het moment dat de gegevensdragers uit mijn gezichtsveld zijn geweest in het tijdspad tussen 09:35 en 09:45 uur, dit gezien de hulpofficier van Justitie heeft geconstateerd dat hij op zijn laptop bezig was en ook zijn telefoon bij zich hield. Hierop heeft [naam01] verklaard dat hij de laptop enkel heeft afgesloten en dat hij met de telefoon niets heeft gedaan. (…)”
2.8.
Hadek heeft bij dagvaarding van 29 september 2022 een kort geding tegen [naam01] aanhangig gemaakt. Daarin heeft zij gevorderd dat [naam01] wordt veroordeeld om iedere schending van artikel 5, 6 en 8 van de arbeidsovereenkomst te staken en gestaakt te houden en aan die veroordeling een dwangsom te verbinden. [naam01] heeft verweer gevoerd. De zaak is door de voorzieningenrechter van deze rechtbank behandeld onder zaaknummer C/10/644743 / KG ZA 22-784.
2.9.
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 24 oktober 2022 (hierna: het vonnis) geoordeeld dat [naam01] in strijd handelt met artikel 8 van de arbeidsovereenkomst, omdat [naam01] werkzaamheden voor Ergon verricht en Ergon een directe concurrent van Hadek is. Ook is op grond van overgelegde e-mailcorrespondentie geoordeeld dat [naam01] inbreuk maakt op artikel 5 en 6 van de arbeidsovereenkomst. De beslissing van de voorzieningenrechter luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)
5.1.
veroordeelt [naam01] om, binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, iedere schending van artikel 5, 6 en 8 van de arbeidsovereenkomst van 2 januari 2014 te staken en gestaakt te houden tot 1 april 2024;
5.2.
veroordeelt [naam01] om aan Hadek een dwangsom te betalen van € 1.000,- voor iedere dag dat hij niet aan de in 5.1. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van
€ 100.000,- is bereikt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; (…)”
2.10.
Ergon heeft bij brief van 26 oktober 2022 aan W Solutions LLC, de vennootschap van [naam01] , geschreven dat zij naar aanleiding van het vonnis haar overeenkomst met W Solutions LLC met onmiddellijke ingang beëindigt.
2.11.
Hadek heeft bij dagvaarding van 28 oktober 2022 een bodemprocedure tegen [naam01] aanhangig gemaakt bij de kantonrechter van deze rechtbank. Hadek vordert onder meer dat [naam01] wordt veroordeeld tot nakoming van zijn verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst, betaling van contractuele boetes en afgifte van bescheiden.
2.12.
[naam01] heeft bij dagvaarding van 19 november 2022 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft op 16 januari 2023 plaatsgevonden bij het gerechtshof Den Haag.
2.13.
Bij brieven van 8 en 16 december 2022 heeft (de advocaat van) Hadek aan (de advocaat van) [naam01] laten weten dat zij op grond van de beschikking en het vonnis aanspraak maakt op dwangsommen ter hoogte van € 68.000,00.
2.14.
In een brief van 11 januari 2023 heeft J. Kevin Watson, advocaat van Ergon, geschreven dat Ergon haar samenwerking met [naam01] op of omstreeks 26 oktober 2022 heeft beëindigd, onmiddellijk na de ontvangst van het vonnis.
2.15.
Op 17 januari 2023 heeft de deurwaarder op verzoek van Hadek, op grond van op 6 januari 2023 verleend verlof, bewijsbeslag gelegd op (een kopie van) de overeenkomst tussen W Solutions LLC en Ergon (van 30 april 2022).

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[naam01] vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. Hadek verbiedt om de beschikking ten uitvoer te leggen, althans een eventueel gestarte tenuitvoerlegging te staken en gestaakt te houden, en maatregelen ter incasso van de beweerdelijk verbeurde dwangsommen te treffen, totdat in een bodemprocedure onherroepelijk is beslist of de dwangsommen verschuldigd zijn, op straffe van een dwangsom van € 25.000,00, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom,
2. Hadek verbiedt om het vonnis ten uitvoer te leggen, althans een eventueel gestarte tenuitvoerlegging te staken en gestaakt te houden, en maatregelen ter incasso van de beweerdelijk verbeurde dwangsommen te treffen, totdat in een bodemprocedure onherroepelijk is beslist of de dwangsommen verschuldigd zijn, op straffe van een dwangsom van € 100.000,00 ineens en € 1.000,00 voor iedere dag dat Hadek daarmee in gebreke blijft, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom,
3. in goede justitie een voorziening treft,
4. Hadek veroordeelt in de kosten van dit kort geding, de wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
Hadek voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [naam01] in de kosten van de procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
in reconventie
3.4.
Hadek vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
[naam01] veroordeelt tot het ogenblikkelijk (af)geven van inzage of afschrift aan Hadek van de tussen Ergon en W Solutions LCC dan wel [naam01] gesloten overeenkomst van 30 april 2022, dit binnen uiterlijk twee dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag dat [naam01] daarmede in gebreke is en blijft, te rekenen vanaf de betekening van dit vonnis, althans een termijn en dwangsom die zij redelijk en passend acht,
[naam01] veroordeelt om aan Hadek een dwangsom te betalen van € 25.000,00 als gevolg van het niet verlenen van de noodzakelijke medewerking aan de beslaglegging van 25 augustus 2022, een en ander conform de beschikking.
de aan de veroordeling onder 5.2 van het vonnis verbonden dwangsom te verhogen, in die zin dat [naam01] wordt veroordeeld om aan Hadek een dwangsom te betalen van € 10.000,00 voor iedere dag dat hij niet voldoet aan de in 5.1 uitgesproken veroordeling, tot een maximum van € 500.000,00 is bereikt, althans een verhoogde dwangsom die zij redelijk en passend acht,
[naam01] veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.5.
[naam01] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Hadek in de proceskosten.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
[naam01] heeft een spoedeisend belang bij zijn vorderingen, nu Hadek te kennen heeft gegeven de dwangsommen te zullen gaan incasseren.
4.2.
Hadek stelt dat [naam01] zich niet heeft gehouden aan de beschikking en het vonnis en dat daarom dwangsommen zijn verbeurd. Volgens Hadek heeft [naam01] geen volledige medewerking verleend aan het op 25 augustus 2022 gelegde bewijsbeslag en kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat [naam01] de schending van artikel 5, 6 en 8 van de arbeidsovereenkomst heeft gestaakt. [naam01] stelt dat hij heeft voldaan aan de beschikking en het vonnis en dat dus geen dwangsommen zijn verbeurd.
4.3.
In een executiegeschil zoals het onderhavige, waarbij het erom gaat of dwangsommen zijn verbeurd, moet de voorzieningenrechter zich ertoe beperken de ter uitvoering van het veroordelend vonnis verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Daarbij dienen het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te worden genomen in die zin dat de veroordeling niet verder mag strekken dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel.
4.4.
In de beschikking heeft de voorzieningenrechter overwogen dat [naam01] een dwangsom van € 25.000,00 aan Hadek moet betalen indien [naam01] geen medewerking aan de beslaglegging verleent, nadat de deurwaarder heeft verzocht om medewerking als bedoeld in randnummer 38 van het (gewijzigd) verzoekschrift en de toelichting in de brief van mr. Dornstedt van 21 juni 2022. Uit randnummer 38 en de brief volgt dat met medewerking wordt bedoeld dat [naam01] de beslaglegging praktisch mogelijk maakt door zijn administratie open te stellen en toegang te verlenen tot zijn elektronische devices, zoals een mobiele telefoon, desktop en laptop. Het doel en de strekking van de (dwangsom)veroordeling is dus dat [naam01] de deurwaarder toegang geeft tot zijn administratie en gegevensdragers, zodat daarvan kopieën kunnen worden gemaakt die vervolgens in gerechtelijke bewaring kunnen worden gegeven.
4.5.
Uit het proces-verbaal van de beslaglegging blijkt dat [naam01] de deurwaarder (alsook de hulpofficier van justitie en twee IT-specialisten van DigiJuris) heeft binnengelaten en heeft aangegeven dat hij over een laptop en een mobiele telefoon beschikt. Daarop heeft de deurwaarder de laptop en de mobiele telefoon veiliggesteld. Vervolgens is met het maken van kopieën gewacht op de komst van de (voormalig) advocaat van [naam01] . Nadat de advocaat en ook de vader van [naam01] waren gearriveerd, is naar aanleiding van een opmerking van de vader van [naam01] over het weigeren van medewerking een discussie ontstaan over de vraag of de laptop en telefoon mochten worden meegenomen voor het maken van kopieën. De (inmiddels vertrokken) hulpofficier van justitie is daarop opnieuw naar de woning gekomen en heeft de laptop en telefoon aan de deurwaarder overhandigd. De deurwaarder heeft toen aan de vader en advocaat van [naam01] medegedeeld dat [naam01] toegang moest verlenen tot zijn laptop en telefoon. Daar heeft [naam01] , zij het met enige vertraging, aan voldaan.
4.6.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft [naam01] met het verlenen van toegang tot zijn laptop en telefoon de in de beschikking bedoelde medewerking verleend. [naam01] heeft de deurwaarder (en de twee IT-specialisten) toegang gegeven tot zijn telefoon en laptop, zodat van de daarop opgeslagen data kopieën konden worden gemaakt. Daarmee is het met de veroordeling beoogde doel bereikt. De omstandigheid dat [naam01] zijn medewerking niet onmiddellijk heeft verleend, leidt niet tot een ander oordeel. De discussie over het al dan niet mogen meenemen van de laptop en telefoon heeft immers niet in de weg gestaan aan het verlenen van medewerking. Daar komt bij dat [naam01] geen deel heeft genomen aan de discussie en ook niet heeft opgemerkt dat hij geen medewerking aan de beslaglegging wilde verlenen. Dat was zijn vader, die de zoon en broer is van de bestuurders van Hadek. Dat [naam01] na de discussie op zijn laptop bezig is geweest en zijn telefoon bij zich heeft gehouden, leidt evenmin tot een andere uitkomst. Hoewel [naam01] daarmee de instructie van de deurwaarder heeft genegeerd dat niemand aan de gegevensdragers mocht komen, heeft [naam01] de voor de beslaglegging noodzakelijke medewerking verleend. Het antwoord op de vraag of [naam01] bewijsmateriaal heeft vernietigd, wat [naam01] uitdrukkelijk betwist, is daarmee voor dit kort geding niet van belang. Hadek stelt dat dit niet kan worden uitgesloten. De voorzieningenrechter neemt aan dat dit door DigiJuris kan worden nagegaan en in de bodemprocedure kan worden vastgesteld.
4.7.
In het vonnis is [naam01] veroordeeld om iedere schending van artikel 5, 6 en 8 van de arbeidsovereenkomst tot 1 april 2024 te staken en gestaakt te houden. [naam01] stelt dat hij zich houdt aan het vonnis en onderbouwt dit met de brieven van (de advocaat van) Ergon van 26 oktober 2022 en 11 januari 2023. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [naam01] daarmee in voldoende mate aangetoond dat hij zich aan het vonnis houdt. Indien Hadek vermoedt dat [naam01] nog steeds inbreuk maakt op artikel 5, 6 en 8 van de arbeidsovereenkomst, dient zij feiten en omstandigheden te stellen waaruit dit blijkt. Dat heeft Hadek niet gedaan. De enkele stelling van Hadek dat [naam01] in hoger beroep schorsing van het non-concurrentiebeding vordert in die zin dat het hem is toegestaan zijn werkzaamheden bij Ergon te hervatten, is onvoldoende om de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat [naam01] contact met Ergon onderhoudt en mogelijk ook contact met andere concurrerende partijen heeft. Hetzelfde geldt voor een vraag die [naam01] tijdens de mondelinge behandeling van het hoger beroep zou hebben gesteld. Dat [naam01] zou hebben willen weten of een relatie van Hadek (HS Group) een procedure tegen Hadek is begonnen, betekent niet dat [naam01] (nog steeds) in contact staat met deze relatie.
4.8.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de vorderingen van [naam01] worden toegewezen. Nu niet is gebleken dat Hadek reeds executiemaatregelen heeft getroffen, wordt de beslissing beperkt tot een verbod om de beschikking en het vonnis ten uitvoer te leggen en maatregelen ter incasso van de dwangsommen te treffen. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat Hadek wel tot executie van het vonnis en het incasseren van de dwangsom mag overgaan, indien [naam01] alsnog inbreuk maakt op artikel 5, 6 en 8 van de arbeidsovereenkomst. De verboden worden opgelegd totdat in een bodemprocedure onherroepelijk is beslist of de dwangsommen verschuldigd zijn. Er bestaat geen aanleiding voor het opleggen van een dwangsom, nu [naam01] dit vonnis onder andere aan de deurwaarder kan tonen indien Hadek zich niet aan de verboden houdt.
4.9.
Hadek wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten van [naam01] worden begroot op € 1.330,00 (€ 314,00 aan griffierecht en
€ 1.016,00 aan salaris advocaat). De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen op de hierna in de beslissing te vermelden wijze.
4.10.
Uit het arrest van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3., leidt de voorzieningenrechter af dat in dit vonnis geen aparte beslissing hoeft te worden genomen over de nakosten.
in reconventie
4.11.
Hadek vordert – kort gezegd – inzage in de overeenkomst tussen Ergon en W Solutions LCC dan wel [naam01] van 30 april 2022. Volgens Hadek heeft zij recht op inzage alsook een spoedeisend belang daarbij, omdat zij een beeld wil krijgen van de schending van de bedingen door [naam01] , de concurrentie die Ergon Hadek, via [naam01] , aandoet en de daaruit voortvloeiende schade en haar schade wil beperken.
4.12.
De vordering wordt afgewezen bij gebreke van een spoedeisend belang. Hadek heeft onvoldoende onderbouwd waarom zij de overeenkomst thans nodig heeft en de uitkomst van de bodemprocedure niet door haar kan worden afgewacht. Zoals onder 4.7. is overwogen heeft Hadek niet aannemelijk gemaakt dat er na betekening van het vonnis nog sprake is van schending van artikel 5, 6 en 8 van de arbeidsovereenkomst door [naam01] . Vast staat dat [naam01] op basis van de overeenkomst werkzaamheden voor Ergon heeft verricht en dat de overeenkomst op 30 april 2022 is gesloten, zodat Hadek reeds een beeld heeft van de schending door [naam01] van artikel 5, 6 en 8 van de arbeidsovereenkomst. Hetzelfde geldt voor de concurrentie die Ergon Hadek, via [naam01] , heeft aangedaan en de daaruit voortvloeiende schade. Voorts valt niet in te zien hoe Hadek haar schade met de overeenkomst wil beperken. Daarnaast heeft [naam01] onbetwist aangevoerd dat hij gebonden is aan een geheimhoudingsbeding jegens Ergon.
4.13.
De vordering tot betaling van de in de beschikking opgelegde dwangsom van
€ 25.000,00 wordt afgewezen, nu in conventie is geoordeeld dat [naam01] zijn medewerking heeft verleend aan de beslaglegging op 25 augustus 2022.
4.14.
De vordering tot verhoging van de in het vonnis opgelegde dwangsom wordt eveneens afgewezen, nu daartoe, gelet op het oordeel in conventie, geen grond bestaat.
4.15.
Hadek wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten van [naam01] worden begroot op € 508,00 (factor 0,5 × tarief € 1.016,00).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
verbiedt Hadek om de beschikking van 23 juni 2022 ten uitvoer te leggen en maatregelen ter incasso van de dwangsom te treffen, totdat in een bodemprocedure onherroepelijk is beslist of de dwangsom verschuldigd is,
5.2.
verbiedt Hadek om het vonnis van 24 oktober 2022 ten uitvoer te leggen en maatregelen ter incasso van de dwangsom te treffen, totdat in een bodemprocedure onherroepelijk is beslist of de dwangsom verschuldigd is,
5.3.
veroordeelt Hadek in de proceskosten, aan de zijde van [naam01] tot op heden begroot op € 1.330,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen af,
5.7.
veroordeelt Hadek in de proceskosten, aan de zijde van [naam01] tot op heden begroot op € 508,00,
5.8.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2023.
[2971/1573]