In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Qredits Microfinanciering Nederland en drie gedaagden, waaronder een besloten vennootschap en twee natuurlijke personen. De eiseres, Qredits, vorderde betaling van een borgsom van € 27.116,66, die was verminderd tot € 24.999,99, op basis van een kredietovereenkomst en borgstellingen die door de gedaagden waren ondertekend. De gedaagde [gedaagde03] voerde aan dat zij had gedwaald en dacht slechts toestemming te hebben gegeven voor de lening, maar deze stelling werd door de kantonrechter als onvoldoende onderbouwd afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de tekst van de akte duidelijk maakte dat het om een borgstelling ging en dat [gedaagde03] voldoende was voorgelicht over de risico's van de borgstelling. De vordering van Qredits werd toegewezen, waarbij de kantonrechter de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk stelde voor de borgsom. Daarnaast werden de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat niet was aangetoond dat [gedaagde03] de vereiste aanmaning had ontvangen. De proceskosten werden eveneens toegewezen aan Qredits, met een specificatie van de kosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.