ECLI:NL:RBROT:2023:1844

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
C/10/614292 / HA ZA 21-202
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in conventie en aanhouding in reconventie met betrekking tot cessie van vordering en proceskosten

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, heeft de eiseres in conventie, Gieterij Bennink en Ten Cate Heerenveen B.V. (hierna 'BTC'), een vordering ingesteld tegen de gedaagde in conventie, Poseidon Propulsion B.V. (hierna 'Poseidon'), met betrekking tot een openstaand bedrag van € 64.822,12 voor geleverde metalen scheepsonderdelen. Poseidon betwist de vordering van BTC en stelt dat BTC geen eigenaar meer is van de vordering, omdat deze is gecedeerd aan Impact Factoring B.V. en vervolgens aan DFL Finance B.V. In reconventie vordert Poseidon schadevergoeding van BTC wegens tekortkomingen in de levering, waaronder een bedrag van € 69.398,15 aan geleden schade en afgifte van certificaten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat BTC de vordering heeft gecedeerd en dat zij daardoor geen recht meer heeft om betaling van Poseidon te vorderen. BTC heeft weliswaar gesteld dat de cessie is teruggedraaid, maar heeft nagelaten de benodigde cessieaktes te overleggen. De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is van een terugoverdracht van de vordering aan BTC, waardoor de vorderingen van BTC worden afgewezen. De rechtbank wijst ook op de proceskosten, die aan de zijde van Poseidon worden begroot op € 5.625,-. In reconventie houdt de rechtbank verdere beslissingen aan, waarbij Poseidon de gelegenheid krijgt om zich uit te laten over het wijzen van vonnis in reconventie.

De uitspraak is gedaan door mr. dr. P.G.J. van den Berg en is openbaar uitgesproken op 15 maart 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/614292 / HA ZA 21-202
Vonnis van 15 maart 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Gieterij Bennink en Ten Cate Heerenveen B.V.,
gevestigd te Heerenveen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.H.H.M. Roelofs,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Poseidon Propulsion B.V.,
gevestigd te Papendrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. H.A. Bravenboer.
Partijen zullen hierna “BTC” en “Poseidon” genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 februari 2022 met bijlagen;
  • de incidentele conclusie tot niet-ontvankelijkverklaring tevens antwoord in conventie tevens voorwaardelijke eis in reconventie, met bijlagen;
  • het antwoord in het incident;
  • het tussenvonnis in het incident van 21 juli 2021;
  • de akte na tussenvonnis in het incident van Poseidon;
  • het vonnis in het incident van 20 oktober 2021;
  • de brief van de rechtbank van 15 november 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte wijziging van eis in reconventie;
  • het antwoord in reconventie;
  • de aantekening dat op 10 juni 2022 de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden;
  • de spreekaantekeningen van Poseidon;
  • de repliek in conventie, met bijlagen;
  • de dupliek in conventie, met bijlagen;
  • de dupliek in reconventie.

2..Het geschil

De vordering van BTC in conventie

2.1.
BTC heeft in opdracht van Poseidon metalen scheepsonderdelen gegoten en vordert in deze procedure betaling van het nog openstaande (restant)bedrag hiervoor van in totaal € 64.822,12, met rente en kosten.
2.2.
Poseidon stelt zich primair op het standpunt dat BTC geen eigenaresse meer is van de vordering, omdat BTC de vordering heeft gecedeerd (overgedragen) aan Impact Factoring B.V., die de vordering op haar beurt heeft gecedeerd aan DFL Finance B.V.
De tegenvordering van Poseidon in reconventie
2.3.
Poseidon stelt dat BTC tekort is geschoten in haar verplichtingen doordat BTC de overeengekomen levertijden niet is nagekomen en de kwaliteit van het gietwerk niet voldoet. Poseidon eist daarom:
- een bedrag van € 69.398,15 aan geleden schade, bestaande uit extra kosten die Poseidon heeft moeten maken doordat BTC niet tijdig deugdelijke gietstukken heeft afgeleverd;
- afgifte van LRoS/Lloyd-certificaten en modellen op verbeurte van een dwangsom;
- een verklaring voor recht dat BTC tekort is geschoten en aansprakelijk is voor de geleden en nog te lijden schade van Poseidon, nader op te maken bij staat. Poseidon stelt dat zij klanten is kwijtgeraakt doordat de gietstukken van BTC te laat kwamen en van onvoldoende kwaliteit zijn.
2.4.
BTC voert tegen de vordering van Poseidon aan dat partijen geen harde levertermijn zijn overeengekomen, dat er steeds overleg en afstemming is geweest over de planning en de levertijd en dat Poseidon BTC nooit in gebreke heeft gesteld, zodat BTC niet in verzuim is geraakt. BTC betwist ook dat haar gietwerk gebrekkig is. Voor zover er gebreken waren, heeft zij die steeds binnen een redelijke termijn hersteld, aldus BTC. BTC heeft nog één certificaat niet aan Poseidon verstrekt en zij doet een beroep op opschorting, omdat Poseidon niet alle facturen heeft betaald.

3..De beoordeling

in conventie

3.1.
BTC heeft erkend dat zij haar vordering op Poseidon heeft gecedeerd aan Impact Factoring B.V. en dat Impact Factoring B.V. deze vordering weer heeft gecedeerd aan DFL Finance B.V. BTC was hierdoor geen eigenaresse meer van de vordering, zodat zij in zoverre geen betaling van Poseidon meer kan vorderen. BTC stelt echter dat zij opnieuw eigenaresse van de vordering is geworden, doordat de handelsrelatie (factoringsovereenkomst) met Impact Factoring B.V. per 1 mei 2021 is beëindigd, als gevolg waarvan de overgedragen vordering is (terug)gecedeerd aan BTC. Ter onderbouwing van deze stellingname heeft zij een verklaring van Impact Factoring B.V. van 12 juli 2022 overgelegd, inhoudende dat er sprake is geweest van terugoverdrachten.
3.2.
Deze terugoverdracht kan echter niet door (alleen) Impact Factoring B.V. plaatsvinden, aangezien ook zij, na de overdracht van de vordering aan DFL Finance B.V., geen rechthebbende meer was. Voorts is voor de cessie van een vordering op grond van artikel 3:94, eerste lid, BW een tot levering strekkende akte vereist (een ondertekend geschrift, bestemd om tot bewijs te dienen, aldus artikel 157 Rv). Hoewel deze problematiek zowel in het incident als tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is geweest en BTC daarna nog de gelegenheid heeft gehad om een cessieakte of cessieaktes – er dus toe strekkend dat DFL Finance B.V., al of niet via Impact Factoring B.V., de vordering terugcedeert aan BTC – bij repliek in het geding te brengen, heeft BTC dit nagelaten. BTC heeft weliswaar bij repliek de genoemde verklaring van Impact Factoring B.V. dat er terugoverdrachten hebben plaatsgevonden overgelegd, maar geen tot die terugoverdrachten strekkende cessieaktes. Dit is hetzelfde verschil als tussen - bijvoorbeeld - een hypotheekakte en een brief waarin wordt verklaard dat er een hypotheekakte is opgemaakt. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat de vordering op Poseidon weer aan BTC is terugovergedragen en dat BTC daardoor opnieuw gerechtigd is betaling van Poseidon te vorderen. Nu BTC een- en andermaal de gelegenheid heeft gehad de cessieakte(s) in het geding te brengen, moet het er thans daarom voor gehouden worden dat geen terugoverdracht heeft plaatsgevonden, zodat BTC geen rechthebbende op de vordering is en in de onderhavige procedure de vorderingen van BTC op Poseidon moeten worden afgewezen.
De rechtbank tekent hierbij nog aan dat de eerder in de procedure overgelegde verklaring van Impact Factoring B.V. ( [naam01] ) van 3 mei 2021 dat zij en/of Dutch Finance Lab B.V. BTC gemachtigd hebben om de vordering op Poseidon te innen, uitgaat van een geheel andere juridische situatie – waarbij Impact Factoring B.V. of Dutch Finance Lab B.V. juist wel eigenaar van de vordering is – die strijdig is met de latere verklaringen en stellingname van Impact Finance B.V. Reeds op 7 mei 2021 stelde dezelfde [naam01] namens Impact Finance B.V. immers dat BTC weer eigenaresse van de vordering was, welke stellingname in eerdergenoemde recente verklaring van 12 juli 2022 is gehandhaafd en bevestigd. Ook overigens vindt die machtigingssituatie geen steun in de gedingstukken, zodat de rechtbank daaraan voorbijgaat.
De proceskosten
3.3.
BTC wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De rechtbank begroot deze kosten aan de kant van Poseidon tot aan deze uitspraak op € 2.076,- aan griffierecht en € 3.549,- (3 punten x € 1.183,-) aan salaris van haar gemachtigde.
3.4.
Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853, onder 2.3) leidt de rechtbank af dat zij in dit vonnis geen aparte beslissingen hoeft te nemen over nakosten.
in reconventie
3.5.
Het komt de rechtbank voor dat gegeven de beoordeling in conventie niet valt uit te sluiten dat Poseidon op een later moment opnieuw door een rechthebbende op de gestelde vordering gedagvaard gaat worden om betaling daarvan te verkrijgen. Ofschoon processueel uiteraard uitvoerbaar, kan de rechtbank zich daarom voorstellen dat ook Poseidon, eiseres in reconventie, het proceseconomisch minder wenselijk acht om de (inmiddels onvoorwaardelijke) reconventionele vordering van Poseidon op BTC in de onderhavige procedure te laten beoordelen, waarbij op voorhand niet valt uit te sluiten dat een tussenvonnis gewezen zal moeten worden, terwijl in een nieuw geschil dan wellicht (ten dele) dezelfde discussie zal gaan worden gevoerd.
De rechtbank kan zich voorstellen dat partijen daarover bij de gegeven stand van zaken nader overleg willen voeren en stelt Poseidon daarom in de gelegenheid zich bij akte uit te laten over het thans wijzen van vonnis in reconventie en houdt iedere verdere beslissing in reconventie aan. Wanneer Poseidon persisteert bij het verzoek om vonnis te wijzen, zal dit uiteraard gebeuren. Bij een andere stellingname van Poseidon zal, tenzij uit die stellingname al blijkt van de instemming van BTC, BTC in de gelegenheid worden gesteld om daarop bij akte te reageren.

4..De beslissing

De rechtbank
in conventie
4.1.
wijst de vorderingen van BTC af;
4.2.
veroordeelt BTC in de proceskosten, aan de zijde van Poseidon tot op heden begroot op € 5.625,-;
4.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
4.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 12 april 2023 voor het nemen van een akte na tussenvonnis door Poseidon, waarin zij zich uitlaat als bedoeld in punt 3.5;
4.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. P.G.J. van den Berg en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2023.
1474