In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een burengeschil tussen [eiser01] en [gedaagden] over de aanwezigheid van bomen binnen twee meter van de erfgrens. De rechtbank heeft op 1 maart 2023 een eindvonnis uitgesproken na een deskundigenbericht dat de leeftijd van de bomen op het perceel van [gedaagden] moest vaststellen. De deskundige, de heer [naam01], heeft vastgesteld dat de bomen A, B, C, D, E, F, K, L, O, P, Q, R, S, T, Y en Z zich binnen de onrechtmatige afstand van de erfgrens bevinden, terwijl boom G exact op de erfgrens staat. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering tot verwijdering van de bomen, met uitzondering van E en F, toewijsbaar is, omdat de verjaringstermijn van twintig jaar voor deze bomen niet was verstreken. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vordering tot verwijdering van de struiken die zich binnen vijftig centimeter van de erfgrens bevinden, eveneens toewijsbaar is. Daarnaast heeft de rechtbank de gedaagden veroordeeld tot het oprichten van een scheidsmuur en het betalen van dwangsommen bij niet-nakoming. In reconventie zijn de vorderingen van [gedaagden] afgewezen, omdat de verwijdering van de bomen E en F niet onrechtmatig was. De proceskosten zijn toegewezen aan de zijde van [eiser01].