ECLI:NL:RBROT:2023:1916

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
10061165 / CV EXPL 22-26019
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cumulatief executoriaal derdenbeslag en de gevolgen van vernietiging van een verstekvonnis

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen [eiser01] en KPN B.V. over de terugbetaling van een bedrag van € 973,41 dat door KPN was geïnd via executoriaal derdenbeslag. [eiser01] was eerder bij verstek veroordeeld om een bedrag aan KPN te betalen, maar dit verstekvonnis werd later vernietigd. KPN had op 14 februari 2022 beslag gelegd onder de werkgever van [eiser01], [bedrijf01], en Syncasso had op 28 februari 2022 ook beslag gelegd onder dezelfde werkgever namens de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Na de vernietiging van het verstekvonnis vorderde [eiser01] de terugbetaling van het geïnde bedrag, maar KPN weigerde dit, stellende dat het beslag rechtsgeldig was op het moment van leggen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van [eiser01] moet worden afgewezen. De rechter stelde vast dat er sprake was van een cumulatief executoriaal derdenbeslag, waarbij de bedragen die door [bedrijf01] aan GGN (de gemachtigde van KPN) zijn afgedragen, ook ten goede kwamen aan de tweede beslaglegger, Syncasso. De rechter benadrukte dat de vernietiging van het verstekvonnis niet betekent dat de eerder afgedragen bedragen onverschuldigd zijn betaald. De wet, met name artikel 478 lid 1 en 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, vereist dat de afgedragen bedragen aan de tweede beslaglegger moeten worden afgedragen. De rechter concludeerde dat [eiser01] de proceskosten van KPN moet betalen, en dat de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10061165 / CV EXPL 22-26019
datum uitspraak: 3 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
wonende in [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. L. Boer te Dordrecht,
tegen
KPN B.V.,
statutair gevestigd in Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V. te Tilburg.
Partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘KPN’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 16 augustus 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met een bijlage;
  • de repliek, met bijlagen;
  • de dupliek, met bijlagen.

2..De inleiding

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[eiser01] is bij verstekvonnis van 6 juli 2006 (‘het verstekvonnis’) veroordeeld om € 782,84, exclusief rente en kosten aan (de rechtsvoorganger van) KPN te betalen. KPN heeft op 14 februari 2022 executoriaal derdenbeslag gelegd onder de werkgever van [eiser01] , [bedrijf01] (‘ [bedrijf01] ’). Syncasso heeft op 28 februari 2022 namens de Dienst Uitvoering Onderwijs (‘de DUO’) ook executoriaal beslag gelegd onder [bedrijf01] . Het beslag van KPN heeft geleid tot betalingen van in totaal € 973,41 aan KPN in de periode van 25 maart 2022 tot en met 25 mei 2022. Bij vonnis van 7 juli 2022 is het verstekvonnis vernietigd en is de vordering van KPN alsnog afgewezen. [eiser01] heeft KPN vervolgens verzocht om het geïnde bedrag van € 973,41 als onverschuldigd betaald aan hem terug te betalen, maar dat heeft KPN geweigerd.
Wat wil [eiser01] in deze zaak?
2.2.
In deze zaak vordert [eiser01] dat KPN wordt veroordeeld om het bedrag van € 973,41 aan hem terug te betalen. Daarnaast maakt [eiser01] aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en een proceskostenveroordeling. Tot slot vordert [eiser01] de wettelijke rente over al deze bedragen.
Wat is het verweer van KPN?
2.3.
KPN is het niet eens met de vordering van [eiser01] en concludeert tot afwijzing van die vordering, met veroordeling van [eiser01] in de proceskosten. KPN voert daartoe aan dat terugbetaling aan [eiser01] niet aan de orde is. Op het moment dat het beslag werd gelegd, was het rechtsgeldig. De latere vernietiging van het verstekvonnis doet geen afbreuk aan de het feit dat artikel 480 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (‘Rv’) van toepassing blijft. GGN, die in deze zaak optreedt als gemachtigde van KPN (lees: de coördinerend deurwaarder), was vanwege de vernietiging verplicht om de uit het beslag ontvangen gelden volledig door te betalen aan de tweede beslaglegger (Syncasso namens DUO), die op haar beurt coördinerend deurwaarder is geworden. GGN heeft het bedrag van € 973,41 op grond van artikel 478 lid 1 Rv niet alleen voor zichzelf geïnd, maar voor de gezamenlijke beslagleggers en aangezien de DUO recht heeft op betaling van het bedrag waarvoor beslag is gelegd, is er niet onverschuldigd betaald/afgedragen. KPN concludeert dan ook tot afwijzing van de vordering van [eiser01] .

3..De beoordeling

De vordering van [eiser01] wordt afgewezen.
3.1.
Ten tijde van de afdrachten door [bedrijf01] aan GGN was sprake van een cumulatief executoriaal derdenbeslag. GGN had als eerste executoriaal derdenbeslag gelegd namens KPN en Syncasso had als tweede executoriaal derdenbeslag gelegd namens de DUO. Dit is tussen partijen ook niet in geschil. De door [bedrijf01] aan GGN afgedragen bedragen kwamen daarom niet alleen toe aan KPN, maar ook aan de DUO (zie artikel 478 lid 1 Rv en de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 22 januari 2019, gepubliceerd onder ECLI:NL:GHDHA:2019:95, overweging 2.19.1). Dat de door GGN namens KPN van [bedrijf01] ontvangen bedragen achteraf bezien ten onrechte (want op basis van een verstekvonnis dat later is vernietigd) aan GGN zijn afgedragen, brengt dan ook niet mee dat GGN die bedragen als onverschuldigd voldaan aan [eiser01] moet terugbetalen. Uit het systeem van de wet, in het bijzonder artikel 478 lid 1 en 3 Rv, volgt dat het afgedragen bedrag aan de tweede beslaglegger (in dit geval dus Syncasso) moet worden afgedragen. Een andere uitkomst zou ertoe leiden dat afgedragen gelden aan het door Syncasso gelegde beslag worden onttrokken, enkel door de omstandigheid dat het eerder door GGN gelegde beslag naderhand onterecht blijkt te zijn geweest. Dat kan niet de bedoeling zijn. Als GGN immers geen beslag had gelegd, was het volledige door [bedrijf01] afgedragen bedrag (inclusief het ten behoeve van KPN afgedragen bedrag van € 973,41) aan Syncasso afgedragen. Het antwoord op de vraag of de gelden al aan KPN waren uitgekeerd of niet, kan verder in het midden blijven. Dit verandert immers niets aan al het voorgaande.
3.2.
De conclusie luidt dat de vordering van [eiser01] om KPN te veroordelen het bedrag van € 973,41 aan hem terug te betalen wordt afgewezen. De nevenvorderingen delen hetzelfde lot.
[eiser01] moet de proceskosten van KPN betalen.
3.3.
[eiser01] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van KPN tot vandaag vast op € 264,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 132,00). Voor kosten die KPN maakt na deze uitspraak moet [eiser01] een bedrag betalen van € 66,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad.
3.4.
De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

4..De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten die aan de kant van KPN tot vandaag worden vastgesteld op € 264,00;
4.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
38671