ECLI:NL:RBROT:2023:2004

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
9922949
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen door advocaat aan cliënt, met beoordeling van opschortingsrecht en redelijkheid van facturen

In deze zaak vordert [eiser01], vertegenwoordigd door mr. B.N. Karimi, betaling van facturen door Theta Holding B.V. De vordering betreft twee facturen die Stiplaw B.V. aan Theta heeft gestuurd voor juridische werkzaamheden. De eerste factuur, ter hoogte van € 2.272,89, is gedeeltelijk betaald, terwijl de tweede factuur van € 344,38 onbetaald is gelaten. Theta betwist de opeisbaarheid van de eerste factuur en de hoogte van de tweede factuur. De kantonrechter oordeelt dat Theta zich niet kan beroepen op een opschortingsrecht, omdat de reden voor het uitblijven van betaling ligt in haar eigen wanbetaling. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de eerste factuur toe, met inachtneming van de contractuele rente. De tweede factuur wordt eveneens toegewezen, omdat de hoogte ervan redelijk is. Daarnaast worden buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten toegewezen, evenals proceskosten. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9922949 CV EXPL 22-17599
datum uitspraak: 10 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. B.N. Karimi,
tegen
Theta Holding B.V.,
vestigingsplaats: Delft, kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagde,
vertegenwoordigd door: de heer [naam01] .
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘Theta’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 25 mei 2022, met bijlagen;
  • het antwoord van Theta in de Engelse taal, met bijlagen;
  • de rolbeslissing van 12 augustus 2022;
  • het antwoord van Theta met Nederlandse vertaling, met bijlagen;
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de spreekaantekeningen van mr. Karimi;
  • de stukken die [eiser01] tijdens de mondelinge behandeling in het geding heeft gebracht.
1.2.
Op 3 februari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken.

2.De feiten

2.1.
Tussen Stiplaw B.V. (hierna: Stiplaw) en Theta is eind 2019 een opdrachtovereenkomst tot stand gekomen uit hoofde waarvan Stiplaw diverse juridische werkzaamheden heeft verricht, onder meer rondom het faillissement van Iszgro Diodes B.V. (hierna: Iszgro). Theta was bestuurder en aandeelhouder van Iszgro.
2.2.
De toepasselijke algemene voorwaarden van Stiplaw bepalen, voor zover van belang, het volgende:
“Unless otherwise agreed, a payment term of 14 days after sending the invoice applies.
Payment must be made on time and in full without suspension or set-off. If this is not
done, Stip is entitled to a cumulative interest of 1% per month, which rate starts automatically if the payment term is exceeded.”
2.3.
Stiplaw heeft voor haar werkzaamheden diverse facturen gestuurd aan Theta. Factuur 200128 van 22 januari 2020 bedraagt € 2.272,89 inclusief btw voor 10,3 uur aan verrichte werkzaamheden voor het aanvragen van het faillissement van Iszgro, verminderd met een korting van 0,4 uur. Theta heeft van deze factuur € 1.147,93 betaald aan Stiplaw. [eiser01] heeft deze factuur op 25 januari 2020 bij de curator ingediend als preferente vordering.
2.4.
Factuur 200217 van 1 februari 2020 bedraagt € 344,38 inclusief btw voor 1,9 uur aan verrichte werkzaamheden in de periode van 7 januari tot 29 januari 2020, verminderd met een korting van 0,4 uur. Theta heeft bezwaren geuit tegen de hoogte van deze factuur en de factuur onbetaald gelaten.
2.5.
Stiplaw heeft Theta diverse malen aangemaand tot betaling.
2.6.
Bij akte van cessie van 17 augustus 2021 heeft Stiplaw haar vorderingen op Theta overgedragen aan [eiser01] .
2.7.
Op 18 maart 2022 heeft een schuldeiser van Theta, te weten Thuis & Partners Advocaten, beslag gelegd onder de curator in het faillissement van Iszgro. [eiser01] heeft, nadat hij daartoe op 11 mei 2022 verlof had verkregen, conservatoir derdenbeslag gelegd onder de curator in het faillissement van Iszgro. De curator heeft op 24 mei 2022 verklaard dat Theta een uitkering ter hoogte van € 3.244,87 in het faillissement van Iszgro toekomt.

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] eist samengevat:
  • Theta te veroordelen aan hem te betalen € 2.158,01 met wettelijke (handels)rente;
  • Theta te veroordelen in de beslagkosten en proceskosten met wettelijke (handels)rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser01] baseert zijn eis samengevat op het volgende. Theta is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar betalingsverplichting jegens [eiser01] . Aan hoofdsom is Theta nog een bedrag van € 1.469,34 verschuldigd aan [eiser01] . Op grond van de algemene voorwaarden geldt een contractuele maandrente van 1%. De verschenen rente berekend tot 2 juni 2022 bedraagt € 468,27. Daarnaast is Theta buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd, die [eiser01] heeft berekend op € 220,40. Over alle posten vordert [eiser01] de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente vanaf de dag van de uitspraak.
3.3.
Theta is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Factuur 200128 is nog niet opeisbaar, omdat partijen hebben afgesproken dat Theta die factuur pas hoeft te betalen op het moment dat de curator in het faillissement van Iszgro heeft uitgekeerd en dat is nog niet gebeurd. Factuur 200217 is te hoog. Volgens Theta is de factuur te hoog, omdat de gedeclareerde werkzaamheden gebaseerd zijn op korte correspondentie (voornamelijk doorsturen van e-mails en reacties met weinig woorden), welke werkzaamheden waarschijnlijk niet telkens zes minuten hebben geduurd.
3.4.
Op de overige stellingen van partijen gaat de kantonrechter, voor zover van belang voor de uitkomst van deze procedure, hierna bij de beoordeling in.

4.De beoordeling

Factuur 200128
4.1.
Tussen partijen is in geschil of deze factuur opeisbaar is. Partijen zijn het erover eens dat zij zijn overeengekomen dat Theta haar betalingsverplichting mag opschorten totdat de curator in het faillissement van Iszgro heeft uitgekeerd. Vaststaat weliswaar dat de curator nog niet heeft uitgekeerd, maar [eiser01] heeft tijdens de mondelinge behandeling aan de orde gesteld dat de enige reden waarom de curator nog niet heeft uitgekeerd, is gelegen in het feit dat hij en een andere schuldeiser van Theta (zie 2.7) beslag hebben laten leggen onder de curator in het faillissement van Iszgro. Volgens [eiser01] kan de deurwaarder pas tot uitbetaling overgaan op het moment dat [eiser01] een titel (zoals dit vonnis) daarvoor heeft verkregen. Dit alles heeft Theta niet betwist. Tegen deze achtergrond kan Theta zich in redelijkheid niet op haar opschortingsrecht beroepen, aangezien de enige reden dat de curator nog niet heeft uitgekeerd is gelegen in haar eigen wanbetaling ten opzichte van Thuis & Partners, waardoor die partij derdenbeslag heeft moeten leggen.
4.2.
Voor het overige heeft Theta geen concreet verweer gevoerd tegen de verschuldigdheid en de hoogte van factuur 200128. Daarom is het resterende factuurbedrag van € 1.124,96 inclusief btw toewijsbaar.
Factuur 200217
4.3.
Tussen partijen is de hoogte van deze factuur in geschil. De kantonrechter stelt voorop dat Stiplaw dient te handelen, zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De beoordeling hiervan zal de kantonrechter doen tegen de achtergrond van de Gedragsregels advocatuur, omdat die gedragsregels invulling geven aan de wijze waarop Stiplaw zich als opdrachtnemer jegens Theta als opdrachtgever diende te gedragen en wat zij dienaangaande mocht verwachten. In die gedragsregels is onder meer bepaald dat de advocaat bij de vaststelling van zijn declaratie een redelijk salaris in rekening behoort te brengen, waarbij alle omstandigheden in aanmerking worden genomen.
4.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de hoogte van factuur 200217 redelijk. Daartoe is het volgende van belang. Factuur 200217 is gebaseerd op achttien activiteiten van in totaal 1,9 uur. Theta heeft onweersproken gesteld dat daaraan 24 e-mails van [eiser01] ten grondslag liggen en drie telefoongesprekken van [eiser01] met Theta, de rechtbank en de curator van in totaal 0,3 uur. Het verweer van Theta heeft, zo begrijpt de kantonrechter, slechts betrekking op de tijd die [eiser01] heeft geregistreerd voor het versturen van de 24 e-mails en niet op de drie telefoongesprekken. Dat betekent dat [eiser01] voor het versturen van 24 e-mails 1,6 uur aan tijd heeft geschreven en - na aftrek van een korting van 0,4 uur -1,2 uur aan tijd heeft gedeclareerd. Dat komt de kantonrechter niet onredelijk voor. Weliswaar behelsden een aantal gedeclareerde e-mails inderdaad niet (veel) meer dan het doorsturen van een e-mail aan Theta, maar ook van belang is dat [eiser01] onweersproken heeft gesteld dat hij op iedere factuur korting heeft verleend en hij niet iedere door hem verrichte activiteit heeft gedeclareerd.
4.5.
Theta heeft verder nog aangevoerd dat partijen zijn overeengekomen dat [eiser01] de tijd voor het opstellen van zijn facturen aan de curator voor restitutie als preferente schuldeiser niet in rekening zou brengen. [eiser01] betwist dat echter en Theta heeft haar verweer verder op geen enkele wijze onderbouwd. De kantonrechter gaat daaraan dus voorbij.
4.6.
De conclusie is dan ook dat het factuurbedrag van € 344,38 inclusief btw toewijsbaar is.
Rente
4.7.
[eiser01] vordert contractuele rente van 1% per maand over de hoofdsom. Theta heeft daartegen geen afzonderlijk verweer gevoerd. Die rente is dan ook toewijsbaar, maar ten aanzien van factuur 200128 niet vanaf 5 februari 2020 zoals [eiser01] vordert. Hiervoor is immers vastgesteld dat die factuur pas later opeisbaar is geworden en Theta dus niet vanaf 5 februari 2020 in verzuim is komen te verkeren. Een concrete datum waarop Theta wel in verzuim is geraakt, heeft [eiser01] niet gesteld. Daarom zal de contractuele rente over € 1.124,96 worden toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding. De contractuele rente over € 344,38 wordt toegewezen vanaf 15 februari 2020, omdat [eiser01] daarvoor voldoende heeft gesteld en Theta die stellingen niet heeft betwist.
4.8.
[eiser01] vordert blijkens zijn petitum wettelijke (handels)rente over de reeds vervallen contractuele rente vanaf de datum van dit vonnis, deze is toewijsbaar zoals hierna vermeld.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.9.
De buitengerechtelijke incassokosten van € 220,40 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). De gevorderde wettelijke rente van artikel 6:119 BW over de buitengerechtelijke incassokosten vanaf de datum van dit vonnis is toewijsbaar.
Beslagkosten
4.10.
Artikel 706 Rv bepaalt dat de kosten van het beslag van de beslagene kunnen worden teruggevorderd, tenzij het beslag nietig, onnodig of onrechtmatig was. Theta heeft geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen deze vordering en heeft dus ook niet gesteld, en overigens is ook niet gebleken, dat het beslag nietig, onnodig of onrechtmatig was. De toewijsbare beslagkosten bestaan uit € 678,21 aan kosten voor de beslagexploten en de overbetekening daarvan, € 314,- aan griffierecht (voor één verzoekschrift) en € 563,- aan salaris voor de advocaat. Dat is in totaal € 1.555,21‬‬‬. [eiser01] vordert blijkens de pleitnota daarnaast nog een bedrag van € 362,09 aan “deurwaarderskosten”, maar uit de factuur die [eiser01] heeft overgelegd volgt dat dit bedrag betrekking heeft op de (over)betekening van de dagvaarding in deze zaak. Die kosten behoren tot de hiernavolgende proceskostenveroordeling. De wettelijke rente van artikel 6:119 BW wordt toegewezen, zoals hierna onder de beslissing vermeld.
Proceskosten
4.11.
Theta krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 314,16 aan dagvaardingskosten en de overbetekening daarvan en € 398,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 199,-). Dit is totaal € 712,16‬‬. De gevorderde “porti/fotokop. Kst” ter hoogte van € 47,92 incl btw komt niet voor vergoeding in aanmerking. Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet Theta een bedrag betalen van € 99,50 (1/2 punt x € 199,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente van artikel 6:119 BW wordt toegewezen, zoals hierna onder de beslissing vermeld.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Theta om aan [eiser01] te betalen € 1.124,96, vermeerderd met de contractuele rente van 1% per maand vanaf 25 mei 2022 en vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over de vervallen rente, voor zover en vanaf het moment dat is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:119a lid 3 BW tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt Theta om aan [eiser01] te betalen € 344,38, vermeerderd met de contractuele rente van 1% per maand vanaf 15 februari 2020 en vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over de vervallen rente, voor zover en vanaf het moment dat is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:119a lid 3 BW tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt Theta om aan [eiser01] te betalen € 220,40 aan buitengerechtelijke kosten, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 10 maart 2023 tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt Theta in de beslagkosten van € 1.555,21 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt Theta in de proceskosten die aan de kant van [eiser01] tot vandaag worden vastgesteld op € 712,16 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken.
49039