ECLI:NL:RBROT:2023:2071

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
71.192341.21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak voor deelneming aan terroristische organisatie en voorbereidingshandelingen voor terroristische organisatie

Op 14 maart 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 2003, die werd beschuldigd van deelneming aan een terroristische organisatie, voorbereidingshandelingen voor een terroristisch misdrijf en training daarvoor. De verdachte ontkende de beschuldigingen en de rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de tenlasteleggingen te ondersteunen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen handelingen had verricht met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf. De rechtbank stelde vast dat de verdachte deel uitmaakte van een vriendengroep, maar dat deze groep niet als een gestructureerd samenwerkingsverband kon worden gekarakteriseerd dat terroristische misdrijven tot doel had. De rechtbank wees op de dunne lijn tussen humor en strafbare uitlatingen, maar concludeerde dat de verdachte's gedragingen niet binnen de grenzen van strafbaarheid vielen. De verdachte werd integraal vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, en de rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 71.192341.21
Uitspraakdatum: 14 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2003,
ingeschreven in de basisadministratie personen op het adres
[adres01] ( [postcode01] ) te [plaats01] ,
bijgestaan door mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
24 en 29 november, 1, 6, 8 en 13 december 2022 en 16 januari 2023.
Het onderzoek is gesloten op de terechtzitting van 14 maart 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt - kort samengevat - het volgende verweten:
  • het medeplegen van voorbereiding en/of bevordering van een terroristisch misdrijf (feit 1 primair);
  • het medeplegen van het volgen of geven van een training met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf (feit 1 subsidiair);
  • het medeplegen van deelname aan een organisatie met terroristisch oogmerk (feit 2).

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. C.D. Kardol en mr. G. Sannes hebben gevorderd:
- vrijspraak van het onder 1 (primair en subsidiair) en 2 ten laste gelegde.

4.Aanleiding onderzoek

Op achtereenvolgens 29 juni 2021, 13 juli 2021, 16 juli 2021, 31 augustus 2021,
21 september 2021 en 5 oktober 2021 werden door de Landelijk Officier van Justitie Terrorismebestrijding ambtsberichten van de AIVD ontvangen. In deze ambtsberichten werd onder andere melding gemaakt van het feit dat de verdachte en de medeverdachten allen sympathiseren met het jihadistisch gedachtegoed van IS en in nauw onderling contact met elkaar staan. Zij komen in ieder geval sinds december 2019 regelmatig in wisselende samenstelling bij elkaar. In de periode van november 2020 tot en met eind augustus 2021 hebben zij in wisselende samenstellingen:
  • kennis genomen van jihadistische films;
  • jihadistische preken van Anwar al-Awlaki beluisterd;
  • jihadistische strijdliederen (anasheed) gezongen en beluisterd;
  • het martelaarschap besproken;
  • op 9 juni 2021 gekeken naar de IS-instructievideo ‘You Must Fight Them, O Muwahhid’, waarin eerst op een (nog) levend persoon wordt gedemonstreerd hoe met een mes een terroristische aanslag kan worden uitgevoerd. Vervolgens wordt in deze video uitgelegd hoe een explosief kan worden vervaardigd ten behoeve van een terroristische aanslag.
Ook is over het maken van vuurwapens met een 3D printer gesproken. Ten slotte zijn in de nacht van 18 op 19 september 2021 gesprekken gevoerd over het ontvoeren en doden van politici waarbij onder andere de namen van Wilders en Rutte zijn genoemd.
Naar aanleiding van deze ambtsberichten werd een opsporingsonderzoek, genaamd 26Dumfries, gestart naar de betrokkenheid van negen verdachten bij het voorbereiden van een terroristisch misdrijf en het trainen met dat doel en naar deelname aan een terroristische organisatie.
Op 23 september 2021 is de verdachte aangehouden waarna zijn woning is doorzocht. Ook zijn de digitale gegevensdragers van de verdachte in beslaggenomen en onderzocht.

5.Vrijspraak

5.1.
Feit 1 primair: voorbereiding en/of bevordering van een terroristisch misdrijf
5.1.1.
Juridisch kader
In 1994 is de voorbereiding van ernstige delicten strafbaar gesteld. De wetgever vond het onwenselijk dat gevallen waarin net nog geen sprake was van een strafbare poging, onbestraft bleven. In de praktijk bleek het soms te gevaarlijk om te wachten tot verdachten een begin van uitvoering met hun plan hadden gemaakt en de politie moest daarom zaken vroegtijdig ‘stuk maken’. Met de strafbaarstelling van voorbereiding van ernstige misdrijven is het mogelijk gemaakt om in een eerder stadium strafrechtelijk in te grijpen.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad [1] is om tot een bewezenverklaring van, kort gezegd, de in artikel 96, tweede lid, Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bedoelde voorbereiding of bevordering van terroristische misdrijven te komen, voldoende dat het oogmerk van de verdachte op het begaan van die misdrijven is gericht. Een concretisering van het voor te bereiden of te bevorderen misdrijf naar tijdstip, plaats en wijze van uitvoering is niet vereist. De Hoge Raad overweegt in dit verband dat, gelet op de wetsgeschiedenis, de voor toepassing van artikel 46 Sr vereiste mate van concretisering ook geldt voor artikel 96, tweede lid, Sr. Vereist is daarom slechts dat met voldoende bepaaldheid blijkt op welk terroristisch misdrijf de nader aan artikel 96, tweede lid, Sr ontleende voorbereidings- of bevorderingshandelingen waren gericht.
5.1.2.
Beoordeling
Aan de verdachte is het medeplegen van een aantal gedragingen ten laste gelegd die strekken tot het opzettelijk met het terroristisch oogmerk voorbereiden en/of bevorderen van het plegen van moord en/of doodslag en/of brandstichting en/of teweegbrengen van een ontploffing door het plegen van de volgende gedragingen:
  • Onderdeel A: het zich eigen maken van het radicaal extremistisch gedachtegoed van IS.
  • Onderdeel B: het volgen en/of bezoeken van IS kana(a)((en) en/of mediaplatform(s).
  • Onderdeel C: het bekijken en/of delen in chatgroepen van jihadistisch materiaal van IS.
  • Onderdeel D: het bekijken en/of tonen en/of laten horen etc. van een IS-instructievideo.
  • Onderdeel E: het fysiek trainen met fitnessapparatuur in een garagebox.
  • Onderdeel F: het trainen en/of oefenen met het gebruik van (zware) vuurwapens.
  • Onderdeel G: (versluierd) gesproken over en/of plannen gemaakt met betrekking tot (de voorbereiding van) één of meer (te plegen) aanslag(en).
Voorop wordt gesteld dat bij de aanhouding van de verdachte en bij de doorzoeking van zijn woning geen (onderdelen van) wapens, munitie, explosieven of plannen/blauwdrukken/plattegronden zijn aangetroffen, waaruit mogelijk (de voorbereiding van) een terroristisch misdrijf zou kunnen worden afgeleid. Evenmin blijkt uit het onderzoek naar de (digitale) gegevensdragers van de verdachte van een zoektocht naar (grondstoffen voor) explosieven, (vuur)wapens of 3D-printers waarmee vuurwapens kunnen worden gemaakt, noch enig ander bewijsmiddel waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte min of meer concrete voorbereidingen trof voor een terroristisch misdrijf.
De verdachte heeft voorts ontkend dat hij handelingen heeft gepleegd met het oog op het begaan van een terroristisch misdrijf. Ook uit de directe omgeving van de verdachte zijn geen signalen gekomen dat hij bereid was om ernstige gewelddadige handelingen te plegen ter bevordering van het jihadistisch gedachtegoed. Ten aanzien van de feitelijke gedraging onder G geldt dat daarvoor geen bewijs is. Evenmin heeft het openbaar ministerie daarover iets aangevoerd.
De rechtbank is aldus uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting gebleken van enige voorbereidingshandeling die de verdachte zou hebben gepleegd, noch in feitelijke noch in planmatige zin, en komt reeds om die reden niet tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde (medeplegen) voorbereiding van een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 96 Sr. De verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
5.2.
Feit 1 subsidiair: deelnemen aan training voor terrorisme
5.2.1.
Deelnemen aan training
Er moet voor kwalificatie onder artikel 134a Sr een voldoende verband bestaan tussen de verweten gedragingen met enige vorm van training voor terrorisme. [2] Strafbaar is aldus het op enigerlei wijze meewerken (als trainer) en het deelnemen (als getrainde) aan trainingen voor terrorisme. Het is een gecombineerde strafbaarstelling met een actieve en een passieve variant. [3] Het is niet vereist dat bewezen wordt dat de bedoeling tot het plegen van een
terroristischmisdrijf bestond. [4] Wel dienen de contouren van het voor te bereiden misdrijf zichtbaar te zijn, gelijk als in artikel 46 Sr. Met andere woorden, er moet bewezen worden dat de verdachte opzet heeft de kennis die hij opdoet te gebruiken om een terroristisch misdrijf voor te bereiden.
Volgens de wetsgeschiedenis kan bijvoorbeeld onder training zoals bedoeld in artikel 134a Sr ook vallen ‘het volgen van schiet- of vlieglessen of het ondergaan van training in een vechtsport (…), wanneer betrokkene het opzet heeft de kennis of vaardigheden te verwerven voor het plegen van een terroristisch misdrijf’. [5]
Onder de reikwijdte van artikel 134a Sr valt bijvoorbeeld ook de eenling die zich via internet op de hoogte stelt van kennis en informatie over het vervaardigen van een explosief die hij vervolgens wil inzetten voor het plegen van een terroristisch misdrijf of het vergemakkelijken ervan. [6]
Dat zelfstudie strafbaar is, volgt ook uit artikel 134a Sr dat nadrukkelijk strafbaar stelt ‘hij die zich (…) opzettelijk [gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft of tracht te verschaffen] (…) dan wel zich kennis of vaardigheden daartoe verwerft (…)’.
5.2.2.
Opzet
Degene die de training
volgt, moet de bedoeling hebben die kennis of vaardigheden te verwerven ten behoeve van het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking daarvan. [7]
Het opzet van degene die de training ‘volgt’ kan bijvoorbeeld worden afgeleid uit hetgeen bekend is over de achtergrond van de persoon van de verdachte, waarbij, naast de aard en het karakter van de training, de volgende omstandigheden een rol kunnen spelen:
1. zijn eventuele haat tegen “ongelovigen” en/of “afvalligen” in de Westerse wereld of elders;
2. zijn mogelijke fascinatie voor terroristisch geweld;
3. zijn eventuele radicalisering.
Voor degene die de terroristische training ‘geeft’, geldt een lager opzetvereiste, omdat het al voldoende is als de ‘trainer’ bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn ‘training’ het voorbereiden of het plegen van een aanslag tot gevolg zal kunnen hebben.
5.2.3.
Beoordeling
Aan de verdachte is, in het kader van de strafbaarstelling van artikel 134a Sr, een aantal gedragingen tenlastegelegd, welke gedragingen feitelijk zijn omschreven onder A tot en met F en overeenkomen met de eerder besproken gedragingen zoals deze onder feit 1 primair zijn ten laste gelegd.
Niet gebleken is dat de verdachte aan enigerlei vorm van training heeft deelgenomen dan wel deze zou hebben gegeven. Daarbij wordt in het bijzonder betekenis toegekend aan het gegeven dat de verdachte niet aanwezig was op een filmavond van medeverdachten op
9 juni 2021 om de IS-instructievideo getiteld ‘You Must Fight Them, O Muwahhid’ is getoond. In deze video wordt door een IS-strijder eerst gedemonstreerd hoe een (nog) levend persoon met een mes kan worden gedood en daarna wordt uitgelegd hoe een explosief kan worden gemaakt. Indien en voorzover de verdachte die film zou hebben bekeken met de intentie om die kennis toe te passen bij het plegen van een terroristisch misdrijf zou een kwalificatie als bedoeld in artikel 134a Sr mogelijk zijn geweest. Nu de verdachte niet aanwezig is geweest bij het tonen van die film is reeds om die reden van een kwalificatie van een gedraging als bedoeld in artikel 134a Sr geen sprake. De gegevens in het dossier, afkomstig uit de afgeluisterde gesprekken, chats en onder de verdachte in beslag genomen gegevensdragers zijn ook overigens onvoldoende om tot de slotsom te leiden dat sprake is geweest van enige trainingshandeling in de zin van artikel 134a Sr.
Namens en door de verdachte, en ook de medeverdachten, is nog aangevoerd dat hun uitlatingen en gedragingen moeten worden gezien als “foute” humor en zelfspot, die hoort bij de jongerencultuur en dat alles wat hen wordt verweten ook in dat licht moet worden gezien.
Dat ziet de rechtbank anders. De grens tussen humor of zelfspot en laakbare tot zelfs strafbare uitlatingen en gedragingen is dun. In deze zaak kan gelet op de veelheid aan gedragingen en uitlatingen niet meer worden gezegd dat de uitlatingen en gedragingen van de verdachten nog binnen de grenzen van (desnoods foute) humor vallen en het alleen maar als misplaatst “grappig” moet worden beschouwd. Dat de grens van het strafbare is overschreden is echter niet gebleken.
De verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde.
5.3.
Feit 2: deelneming aan een terroristische organisatie
5.3.1.
Juridisch kader
Uit bestendige jurisprudentie volgt dat er voor deelneming aan een criminele (terroristische) organisatie twee vereisten gelden:
een verdachte dient lid te zijn van of te behoren tot het gestructureerde samenwerkingsverband;
een verdachte dient een aandeel te hebben in gedragingen, dan wel gedragingen te ondersteunen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. [8]
Voor strafbare deelneming aan een organisatie met een terroristisch oogmerk als bedoeld in artikel 140a Sr is voldoende dat de verdachte weet - in de zin van onvoorwaardelijk opzet -dat de organisatie het oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven.
5.3.2.
Beoordeling
Met de officieren van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte slechts deel uitmaakt van een hechte vriendengroep die niet als een gestructureerd samenwerkingsverband kan worden geduid die het plegen van terroristische misdrijven tot oogmerk heeft. Dit betekent dat de verdachte van feit 2 eveneens zal worden vrijgesproken.
5.4.
Eindconclusie
De veelheid en aard van de gedragingen zoals die uit het dossier blijken heeft er toe geleid dat er steeds ernstige bezwaren zijn (geweest) in het kader van de voorlopige hechtenis en dat er sprake is geweest van een verdenking die noopte tot strafrechtelijk onderzoek. Uiteindelijk is na - onder meer - een uitvoerig onderzoek ter terechtzitting gebleken dat er onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat de verdachte - kort gezegd - de intentie had om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of daarvoor in training is geweest.
De verdachte zal dus integraal worden vrijgesproken.

6.In beslag genomen voorwerpen

Aangezien de verdachte integraal zal worden vrijgesproken, zal ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

7.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 (primair en subsidiair) en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
gelast de teruggave aan de verdachtevan:
nr. 1 > 1 STK Computer (omschrijving: [beslagnummer01] , HP computerkast);
nr. 2 > 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: [beslagnummer02] , Huawei telefoon, Blauw, merk: Huawei);
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
mr. A. Boer en mr. L. Feraaune, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Ince en mr. J.A.N. Maat, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 maart 2023.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op één of meer tijdstip (pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 september
2019 tot en met 23 september 2021 te Eindhoven, althans één of meer plaats(en) in
Nederland en/of Bulgarije,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk, met het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van
de/het (meermalen) te plegen misdrij(f)(ven) omschreven in artikel 83 en/of
157 en/of 176a en/of 176b en/of 289(a) en/of 288a van het Wetboek van
Strafrecht, te weten:
- moord en/of doodslag, (te) begaan met een terroristisch oogmerk, en/of
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en dit feit iemands dood ten gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch oogmerk
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf aan zich en/of anderen heeft verschaft en/of heeft trachten te verschaffen en/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat zij bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging
met elkaar, althans alleen, (telkens)
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd
met een terroristisch oogmerk gevoerd door de (terroristische) organisatie Islamic
State (IS) dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq
and Levant (ISIL), althans (een) aan IS gelieerde organisatie(s), althans (een)
organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat, eigen gemaakt, en/of
B. één of meer social media kana(a)((en) en/of mediaplatform(s) (waaronder
Elokabweb en/of Elokab en/of Elokabe) gevolgd en/of bezocht, waarop (digitale)
bestanden en/of berichten worden gedeeld afkomstig van (onder meer) officiële
IS-mediakanalen
- over instructies en/of handleidingen voor (het gebruik en/of het vervaardigen van)
wapens en/of explosieven en/of
- waarin de strijd tegen de ongelovigen wordt verheerlijkt en wordt opgeroepen tot
deze strijd en/of de eed van trouw wordt afgelegd aan IS en zijn leider en/of één of
meer van die (digitale) bestanden en/of berichten daar vandaan gedownload en/of
opgeslagen en/of voorhanden gehad, en/of
C. jihadistisch materiaal afkomstig van onder meer Islamitische Staat bekeken en/of
gedeeld (in één of meer chatgroep(en)), en/of
D. jihadistisch materiaal afkomstig van onder meer Islamitische Staat bekeken
en/of bestudeerd en/of beschikbaar gesteld en/of getoond en/of laten horen en/of
daarover uitleg gegeven, te weten (onder meer)
de video “You must fight them o Muwahhid” waarin wordt gedemonstreerd hoe ongelovigen kunnen worden gedood: een uitleg van een mesaanval en onthoofding
en een instructie voor het maken van een explosief, en/of
E. fysiek getraind met behulp van fitnessapparatuur, geplaatst in een garagebox,
en/of
F. zich laten trainen en/of geoefend in/met het gebruik van één of meer AR15 en/of
sniper en/of ander(e) (zware) (vuur)wapen(s), en/of
G. (versluierd) gesproken over en/of plannen gemaakt met betrekking tot (de
voorbereiding van) één of meer (te plegen) aanslag(en).
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2019 tot en met 23 september 2021
te Eindhoven, althans één of meer plaats (en) in Nederland en/of Bulgarije,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
heeft verschaft en/of heeft trachten te verschaffen, en/of
- kennis en/of vaardigheden heeft verworven en/of (een) ander(en) heeft
bijgebracht tot het plegen van een terroristisch misdrijf en/of een misdrijf
ter voorbereiding en/of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging
met elkaar, althans alleen,
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd
met een terroristisch oogmerk gevoerd door de (terroristische) organisatie Islamic
State (IS) dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq
and Levant (ISIL), althans (een) aan IS gelieerde organisatie(s), althans (een)
organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat, eigen gemaakt, en/of
B. één of meer social media kana(a)((en) en/of mediaplattorm(s) (waaronder
Elokabweb en/of Elokab en/of Elokabe) gevolgd en/of bezocht, waarop (digitale)
bestanden en/of berichten worden gedeeld afkomstig van (onder meer) officiële
IS-mediakanalen
- over instructies en/of handleidingen voor (het gebruik en/of het vervaardigen van)
wapens en/of explosieven en/of
- waarin de strijd tegen de ongelovigen wordt verheerlijkt en wordt opgeroepen tot
deze strijd en/of de eed van trouw wordt afgelegd aan IS en zijn leider en/of één of
meer van die (digitale) bestanden en/of berichten daar vandaan gedownload en/of
opgeslagen en/of voorhanden gehad, en/of
C. jihadistisch materiaal afkomstig van onder meer islamitische Staat bekeken en/of
gedeeld (in één of meer chatgroep(en)), en/of
D. jihadistisch materiaal afkomstig van onder meer Islamitische Staat bekeken
en/of bestudeerd en/of beschikbaar gesteld en/of getqond en/of laten horen en/of
daarover uitleg gegeven, te weten (onder meer) de video “You must fight them o
Muwahhid’’ waarin wordt gedemonstreerd hoe ongelovigen kunnen worden
gedood: een uitleg van een mesaanval en onthoofding en een instructie voor het
maken van een explosief, en/of
E. fysiek getraind met behulp van fitnessapparatuur, geplaatst in een garagebox,
en/of
F. zich laten trainen en/of geoefend in/met het gebruik van één of meer AR15 en/of
sniper en/of ander(e) (zware) (vuur)wapen(s).
2
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2019 tot en met 23 september 2021
te Eindhoven, althans één of meer plaats(en) in Nederland en/of Bulgarije,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit (in elk geval) verdachte en/of
[medeverdachte01] (geboren op [geboortedatum02] 1995) en/of [medeverdachte02] (geboren op [geboortedatum03]
1995) en/of [medeverdachte03] (geboren op [geboortedatum04] 1995) en/of [medeverdachte04]
(geboren op [geboortedatum05] 1995) en/of [medeverdachte05] (geboren op [geboortedatum06] 1990)
en/of [medeverdachte06] (geboren op [geboortedatum07] 1990) en/of [medeverdachte07] (geboren
op [geboortedatum08] 2000) en/of [medeverdachte08] (geboren op [geboortedatum09] 2001)
en/of één of meer derde(n),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van terroristische misdrijven,
namelijk
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of levensgevaar voor
een ander te duchten is en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te
duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en dit feit iemands dood
ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht),
(te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van
het Wetboek van Strafrecht), en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht), en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
289 juncto 83 van het Wetboek van Strafrecht), en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot
eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176b en/of 289a en/of 96
lid 2), en/of
E. het voorhanden hebben van een of meer wapens en/of van munitie van de
categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens
en Munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om
een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals
bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet Wapens en Munitie).

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:416 en Hoge Raad 11 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:906 en ECLI:NL:HR:2019:907.
2.Hoge Raad 31 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:1011.
3.Zie in deze zin ook: gerechtshof Den Haag, 27 januari 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:83 en het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:1011.
4.Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 8, Nota naar aanleiding van verslag, p. 6.
5.Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 8, Nota naar aanleiding van het verslag, p. 4.
6.Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 8, Nota naar aanleiding van het verslag, p. 8.
7.Kamerstukken II vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 8, Nota naar aanleiding van het verslag, p. 8 en Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 12, Brief van de Minister van Justitie, p. 3-4.
8.Zie Hoge Raad 18 november 1997, NJ 1998, 225.