ECLI:NL:RBROT:2023:2210

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
9915823
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig loon en bonus door werknemer tegen werkgever

In deze zaak vordert eiser, [eiser01], betaling van achterstallig loon en bonus van zijn werkgever, [bedrijf01]. Eiser is op 26 april 2021 in dienst getreden als accountmanager en heeft een bruto basissalaris van € 1.500,- per maand afgesproken. Na een beëindigingsovereenkomst op 12 november 2021, waarin is afgesproken dat de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2022 eindigt, heeft eiser aanspraak gemaakt op uitbetaling van zijn bonus en achterstallig loon. Eiser stelt dat hij te weinig basisloon heeft ontvangen en dat de bonus niet correct is berekend. De werkgever, [bedrijf01], betwist de vordering en stelt dat eiser teveel bonus en salaris heeft ontvangen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser recht heeft op een bedrag van € 800,00 aan achterstallig salaris en een bonus van € 4.161,79 voor november en € 8.500,00 voor december 2021. Daarnaast is er vakantiegeld verschuldigd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werkgever niet kan bewijzen dat eiser geen recht heeft op de bonus na 12 november 2021. De vordering van eiser is in grote lijnen toegewezen, met een totaalbedrag van € 12.447,62 bruto, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9915823 CV EXPL 22-17218
datum uitspraak: 27 januari 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. N. Verweij,
tegen
[gedaagde01] ,
die handelt onder de naam “ [bedrijf01] ”,
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. E. Spijer.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’, ‘ [gedaagde01] ’ en ‘ [bedrijf01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 31 mei 2022, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met bijlagen;
1.2.
Op 22 november 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. Na de mondelinge behandeling hebben partijen – op verzoek van de kantonrechter – nog een e-mailbericht met bijlagen gestuurd. Deze e-mails zijn op 25 november 2022 ontvangen. [bedrijf01] heeft op 5 december 2022 ook nog een e-mailbericht met bijlagen gestuurd.

2..De feiten

2.1
[bedrijf01] is een recruitmentbureau dat zich bezighoudt met de werving en selectie van personeel, o.a. in de gezondheidszorg. [gedaagde01] is de directeur van [bedrijf01] en de direct leidinggevende van [eiser01] .
2.2
[eiser01] is op 26 april 2021 in dienst getreden bij [bedrijf01] in de functie van accountmanager voor 32 uur per week. Partijen zijn een bruto basissalaris van € 1.500,- per maand overeengekomen. Ook zijn partijen een bonusregeling overeengekomen die in artikel 3.4. van de arbeidsovereenkomst staat opgenomen.
2.3
Op 12 november 2021 heeft er een gesprek tussen [eiser01] en [gedaagde01] plaatsgevonden. Naar aanleiding van dat gesprek hebben partijen een beëindigingsovereenkomst gesloten en ondertekend en daarbij onder meer afgesproken dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden op 1 januari 2022 wordt beëindigd en dat [eiser01] tot 1 januari 2022 vrijgesteld is om ten behoeve van [bedrijf01] werkzaamheden te verrichten.
2.4
Op 25 november 2021 heeft [eiser01] nog een tweetal bedragen van in totaal € 2.553,11 van [bedrijf01] ontvangen. Op 22 december 2021 heeft [eiser01] wederom een tweetal bedragen van in totaal € 1.711,34 ontvangen. Ook op 14 januari 2022 heeft [eiser01] een totaalbedrag van € 1.711,34 ontvangen. [bedrijf01] heeft per emailbericht aan [eiser01] gevraagd om het betaalde bedrag terug te boeken, omdat het om een loonbetaling van december 2022 ging die niet plaats had moeten vinden.
2.5
[eiser01] heeft daarop gereageerd en aangegeven dat hij recht heeft op uitbetaling van zijn bonusregeling. Hij heeft gevraagd om een gedetailleerd overzicht van de betalingen die hij nog mag verwachten.

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] eist samengevat:
  • [bedrijf01] te veroordelen aan hem te betalen het achterstallige basisloon van € 800,00 bruto, het achterstallige prestatieloon over de periode 1 augustus 2021 tot en met 30 november 2021 van € 19.996,34 bruto, alsmede het achterstallige prestatieloon over de periode 1 december 2021 tot en met 31 december 2021 van € 14.000,00 bruto, te vermeerderen met de vakantiebijslag en overige emolumenten, met rente en de wettelijke verhoging;
  • voor recht te verklaren dat [eiser01] op grond van de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht vanaf 26 april 2021 recht heeft op een pensioenvoorziening bij Bright Pensioen, conform het in de arbeidsovereenkomst bedoelde addendum;
  • [bedrijf01] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten;
  • [bedrijf01] te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser01] stelt zich op het standpunt dat hij te weinig basisloon heeft ontvangen en dat hij nog recht heeft op een bonus, in de vorm van variabele beloning. In totaal heeft [eiser01] te weinig bonus ontvangen en bovendien is het uitgekeerde bonus niet juist berekend.
3.3.
[bedrijf01] is het niet eens met de eis van [eiser01] en eist samengevat [eiser01] te veroordelen aan haar te betalen het netto equivalent van € 2.018,41 bruto en de kosten van de procedure.
3.4
[bedrijf01] meent dat [eiser01] teveel bonus en salaris heeft ontvangen. Het gaat om een bedrag van € 698,41 bruto teveel aan bonus en een bedrag van € 1.711,34 netto aan teveel betaald salaris. Wanneer daarop in mindering wordt gebracht het namens [eiser01] gevorderde bedrag van € 864,00 bruto aan achterstallig basisloon vermeerderd met vakantiegeld, resteert een door [eiser01] aan [bedrijf01] te betalen bedrag van € 2.018,41 bruto.

4..De beoordeling

in conventie

het basisloon
4.1
[eiser01] vordert betaling van achterstallige loon ten bedrage van € 800,00 bruto. [bedrijf01] heeft iedere maand € 1.400,00 bruto overgemaakt, terwijl partijen een basisloon van € 1.500,00 bruto waren overeengekomen. Daarnaast maakt [eiser01] aanspraak op de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente.
4.2
[bedrijf01] stelt dat zij per abuis een bedrag van € 1.400,00 bruto per maand aan [eiser01] heeft betaald. Wanneer [eiser01] eerder aan de bel had getrokken, dan had [bedrijf01] direct voor correctie zorggedragen. Zij betwist echter dat zij wettelijke verhoging aan [eiser01] is verschuldigd. [bedrijf01] heeft immers teveel bonus aan [eiser01] betaald in de maanden augustus en november 2021 en dat bedrag is meer dan het totaal aan achterstallig basisloon. Los hiervan is [bedrijf01] van mening dat als zij de wettelijke verhoging verschuldigd zou zijn, dit zou moeten worden gematigd, omdat het een vergissing was. Mocht [bedrijf01] iets aan [eiser01] verschuldigd zijn, dan dienen die bedragen te worden verrekend met de onverschuldigde betaling en de te veel betaalde bonus.
4.3
De kantonrechter stelt vast dat partijen een basisloon van € 1.500,00 bruto per maand zijn overeengekomen en dat partijen het erover eens zijn dat [eiser01] recht heeft op dat bedrag. Nu [bedrijf01] heeft erkend dat [eiser01] over de maanden april tot en met december 2021 slechts € 1.400,00 bruto betaald heeft gekregen, is de kantonrechter van oordeel dat [eiser01] nog recht heeft op een bedrag van € 800,00 bruto aan achterstallige salaris.
de bonus
4.4
[eiser01] vordert een totaalbedrag van € 23.876,51 bruto aan achterstallige bonus tot en met december 2021, alsmede rente en wettelijke verhoging. [eiser01] verwijst voor de berekening van de bonus naar de door hem overgelegde arbeidsovereenkomst, waarin de bonusconstructie staat opgenomen. In artikel 3.4. staat het volgende:
“Het basissalaris wordt aangevuld met een werving & selectie bonusconstructie. Deze bonus wordt bij elke gemaakte sale door werknemer bij het betreffende salaris uitgekeerd. De bonusconstructie bedraagt bij het invullen van de vacature 10% van de wervingssom. Bij het invullen van de vacature inclusief het werven van de kandidaat is de bonus 15% van de wervingssom. Bij detachering is dit 10% of 15% van het gefactureerde maandbedrag aan de opdrachtgever”.
4.5
Volgens [eiser01] is de bonus een vorm van variabele beloning, een prestatieloon en dient de bonus ook na 12 november 2021 tot het einde van zijn dienstverband door [bedrijf01] te worden uitbetaald. Voorts stelt [eiser01] zich op het standpunt dat hij in totaal te weinig bonus heeft ontvangen en dat daarnaast de wel uitgekeerde bonus niet altijd juist is berekend.
4.6
[bedrijf01] stelt zich daarentegen op het standpunt dat [eiser01] geen recht meer heeft op een bonus, alle bonusbedragen aan hem zijn uitbetaald en dat na herberekening zelfs is gebleken dat een bedrag van € 698,41 bruto teveel aan [eiser01] is uitbetaald. [bedrijf01] erkent dat de bonus kan worden gekwalificeerd als prestatieloon. Zij verwijst naar de door haar overgelegde arbeidsovereenkomst waarin het volgende in artikel 3.4. staat: “
Het basissalaris wordt aangevuld met een werving & selectie bonusconstructie. Deze bonus wordt bij elke gemaakte sale door werknemer bij het betreffende salaris uitgekeerd. De bonusconstructie bedraagt bij het invullen van de vacature 10% van de bruto wervingssom exclusief BTW. Bij het invullen van de vacature inclusief het werven van de kandidaat is de bonus 15% van de wervingssom exclusief BTW. Bij detachering is dit 10% (bij het invullen van de vacature) of 15% (bij het vinden van de kandidaat en invullen van de betreffende vacature) van het netto restantbedrag per maand”.De bonusreling is uitgewerkt in een toelichting genaamd “berekeningen tarieven en bonus”.
de bonus over de periode augustus tot en met 11 november 2021
4.7
De kantonrechter constateert dat er twee verschillende arbeidsovereenkomsten in het geding zijn gebracht. De inhoud van artikel 3.4. zijn in beide exemplaren van de arbeidsovereenkomst verschillend. Aan de orde is de vraag van welke berekening van de bonus moet worden uitgegaan. Op verzoek van de kantonrechter hebben partijen na de mondelinge behandeling de originele emailberichten met bijlage doorgemaild naar de griffier. De gemachtigde van [eiser01] heeft op 25 november 2022 twee e-mailberichten met bijlagen naar de griffier doorgemaild. Blijkens die berichten heeft [bedrijf01] op 22 april 2021 om 10:53 uur het contract met daarin het bedrag van € 1.400,00 als basisbedrag naar [eiser01] gemaild en vervolgens op dezelfde datum om 15:25 uur de gecorrigeerde overeenkomst met een bedrag van € 1.500,00. In beide versies staan de ’10 en 15% regeling’ in artikel 3.4 opgenomen. Deze arbeidsovereenkomsten zijn door partijen niet ondertekend.
4.8
De gemachtigde van [bedrijf01] heeft ook op 25 november 2022 een e-mailbericht naar de griffier gestuurd. Aangezien de beide originele e-mailberichten niet leesbaar waren, heeft de gemachtigde van [bedrijf01] op 5 december 2022 de gevraagde e-mailberichten nogmaals verstuurd. Blijkens deze berichten heeft [bedrijf01] op 29 april 2022 om 15:38 uur het door partijen ondertekende contract naar [eiser01] gemaild. Op elke pagina is door partijen een paraaf gezet en op de laatste pagina is door partijen een handtekening gezet. In artikel 3.4. staat (…)
“Bij detachering is dit 10% of 15% van het netto restantbedrag per maand”.
4.9
Hoewel [eiser01] op de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat hij dit contract nooit eerder heeft gezien en ook geen kopie van het getekende exemplaar heeft ontvangen, heeft [eiser01] niet betwist dat het zijn handtekening is op het getekende exemplaar. Nu de door [bedrijf01] overgelegde overeenkomst van een latere datum dateert en deze ook door partijen is ondertekend, is de kantonrechter van oordeel dat er van deze overeenkomst moet worden uitgegaan. Uitgaande van artikel 3.4. van die overeenkomst zal de bonus over “het netto restantbedrag per maand” moeten worden berekend. Dit betekent dat [eiser01] over de periode tot 12 november 2021 geen recht meer heeft op een bonus.
de bonus over de periode 12 november 2021 tot einde dienstverband
4.1
Hier dient de vraag of [eiser01] recht heeft op de bonus vanaf 12 november 2021 tot het einde van zijn dienstverband te worden beantwoord.
4.11
Volgens [eiser01] is de bonus een vorm van variabele beloning, een prestatieloon en dient de bonus ook na 12 november 2021 tot het einde van zijn dienstverband door [bedrijf01] te worden uitbetaald. In de arbeidsovereenkomst en de berekening van de bonus is opgenomen dat de bonus wordt berekend aan de hand van de gefactureerde maandbedrag aan de opdrachtgever, zonder nader voorbehoud. Als [bedrijf01] de beloning van [eiser01] tijdens de vrijstelling van werk had willen wijzigen, had het op de weg van haar als werkgever gelegen om dat op te nemen in de beëindigingsovereenkomst.
4.12
[bedrijf01] stelt zich op het standpunt dat [eiser01] geen aanspraak kan maken op uitbetaling van de prestatiebonus na 11 november 2021. Het karakter van een prestatiebonus is dat enkel aanspraak bestaat op betaling wanneer de prestatie daadwerkelijk is geleverd. Het strookt ook niet met de insteek van de afspraken die tussen partijen zijn gemaakt. [eiser01] heeft zich misdragen tijdens de afwezigheid van [gedaagde01] en in plaats van een ontslag op staande voet heeft [bedrijf01] [eiser01] een voorstel gedaan waarbij hij in aanmerking zou kunnen komen voor een WW-uitkering. Aanspraak op een bonus is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
4.13
Partijen zijn het eens dat deze bonus, zoals opgenomen in artikel 3.4. van de arbeidsovereenkomst, een prestatieloon is. Onder prestatieloon valt te verstaan loon dat afhankelijk is van de uitkomsten van de arbeid van de individuele werknemer. Ook zijn partijen het eens dat zij een beëindigingsovereenkomst hebben gesloten, waarin zij hebben afgesproken dat de arbeidsovereenkomst op 1 januari 2022 eindigt en [eiser01] tot die datum vrijgesteld wordt van werk. Artikel 7:628 BW regelt de vraag wanneer een werknemer zijn recht op loon behoudt wanneer hij geen arbeid verricht. Krachtens het derde lid van dit artikel geldt dat, indien het loon in geld op andere wijze dan naar tijdruimte is vastgesteld, de bepalingen van dit artikel van toepassing zijn, met dien verstande dat als loon wordt beschouwd het gemiddelde loon dat de werknemer, wanneer hij niet verhinderd was geweest, gedurende die tijd had kunnen verdienen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [eiser01] niet alleen aanspraak maakt op doorbetaling van het vaste loon, maar ook op doorbetaling van het variabel loon, te weten een van de te verrichten arbeid afhankelijke bonus. Indien [bedrijf01] de aanspraak op uitbetaling van de bonus had willen uitsluiten, dan had zij dit duidelijk in de beëindigingsovereenkomst moeten opnemen. Nu dat niet is gebeurt, komt dit voor haar rekening en risico. Welke reden aan de beëindigingsovereenkomst ten grondslag lag, speelt hier dan ook verder geen rol en leidt niet tot een andere beslissing. Ook valt niet in te zien dat doorbetaling van het variabel loon naast het vaste loon aan [eiser01] tot het einde dienstverband in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Het beroep op artikel 6:248 lid 2 BW wordt daarom verworpen.
4.14
Resteert nog de vraag hoe hoog de bonus over de periode 12 november tot en met december 2021 zou moeten zijn. Volgens het door [bedrijf01] overgelegde overzicht had [eiser01] over de maand november 2021 recht op een bonus van € 6.450,78 bruto, daarvan is een bedrag van € 2.288,99 bruto (11 van de 31 werkdagen) reeds aan [eiser01] uitbetaald. Dit betekent dat het verschil daarvan, te weten een bedrag van € 4.161,79 bruto aan bonus over de resterende maand november dient te worden uitbetaald. Voor de maand december 2021 zijn geen gegevens door partijen overgelegd. De kantonrechter zal – gelet op de bonus waaruit blijkt dat deze maandelijks met ongeveer € 2.000,- stijgt – de bonus van de maand december 2021 vaststellen op een bedrag van € 8.500,00 bruto, zodat dit bedrag toewijsbaar is.
overige stellingen
4.15
Aan het standpunt van [eiser01] dat hij meer vacatures heeft ingevuld, meer kandidaten heeft geworven en gedetacheerd zal voorbij worden gegaan. Weliswaar heeft [eiser01] in zijn dagvaarding verzocht om inzicht te verschaffen in de administratie, maar hij heeft hiervoor geen vordering ingediend. Ook op zitting heeft [eiser01] dit punt niet meer nader onderbouwd, zodat de kantonrechter deze stellingen buiten beschouwing zal laten.
het vakantiegeld
4.16
[eiser01] stelt zich op het standpunt dat over het nog te betalen bedrag aan basisloon 8% vakantiegeld verschuldigd is. Ook over de bonus heeft [eiser01] recht op vakantiegeld. Over het te laat betaalde vakantiegeld vordert [eiser01] eveneens de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente.
4.17
[bedrijf01] erkent dat zij vakantiegeld is verschuldigd over het achterstallige basisloon van € 800,00 bruto. Zij stelt zich evenwel op het standpunt dat dit vakantiegeld kan c.q. moet worden verrekend met de teveel betaalde bedragen door [bedrijf01] . Nu [bedrijf01] geen aanvullende bonus is verschuldigd aan [eiser01] , is zij evenmin gehouden om hierover vakantiegeld te betalen.
4.18
Nu partijen het erover eens zijn dat [bedrijf01] nog 8% vakantiegeld aan [eiser01] is verschuldigd, is een bedrag van € 64,00 bruto aan vakantiegeld over het basisloon toewijsbaar.
4.19
Ook is [bedrijf01] vakantiegeld verschuldigd over de bonus. Uitgaand van de verschuldigde bonus over de maanden juli tot en met december 2021, maakt [eiser01] aanspraak op 8% vakantiegeld hierover. Een totaalbedrag van € 1.804,24 bruto aan vakantiegeld is toewijsbaar (8% over de bonus van juli € 470,00, augustus € 853,80, september € 2.196,45, oktober € 4.082,17, november € 6.450,78 en december € 8.500,-).
de wettelijke verhoging
4.2
Ten aanzien van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het verschuldigde basisloon ziet de kantonrechter voldoende aanleiding om deze te matigen tot nihil. Door [eiser01] is onvoldoende gemotiveerd betwist dat het om een vergissing van [bedrijf01] ging en niet is gebleken dat [eiser01] eerder aan de bel heeft getrokken in verband met te weinig uitbetaald salaris.
4.21
Van een eerder verzoek tot betaling van de achterstallige bonus is niet gebleken. Ook hier ziet de kantonrechter aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot nihil.
de wettelijke rente
4.22
Nu het achterstallige salaris zal worden toegewezen, zal ook de gevorderde wettelijke rente van € 6,41 berekend tot 20 mei 2021 worden toegewezen nu vaststaat dat [bedrijf01] maandelijks te weinig salaris aan [eiser01] heeft uitbetaald. Voor zover nog wettelijke rente is gevorderd over de andere vorderingen, zal deze worden toegewezen vanaf het moment dat de bedragen verschuldigd zijn.
het pensioen
4.23
Op grond van artikel 3 lid 6 van de arbeidsovereenkomst is [bedrijf01] aangesloten bij Bright Pensioen en diende er tussen partijen tezamen een addendum te worden opgesteld met betrekking tot het inrichten van de pensioenvoorziening voor [eiser01] . Voor zover [eiser01] bekend, is hij nimmer aangemeld bij Bright Pensioen. [eiser01] verzoekt op dit punt om nakoming van de arbeidsovereenkomst, in die zin dat [bedrijf01] alsnog een pensioenregeling inricht voor hem bij Bright Pensioen.
4.24
[bedrijf01] stelt dat zij [eiser01] wel degelijk heeft aangemeld bij de pensioenverzekeraar.
4.25
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser01] geen belang meer heeft bij de gevorderde verklaring voor recht. Op de mondelinge behandeling heeft [bedrijf01] aangegeven dat zij [eiser01] reeds heeft aangemeld bij het pensioenfonds en dat er alleen nog een rekening moet worden geopend. [eiser01] heeft dit niet betwist, maar alleen aangegeven dat er wel daadwerkelijk door [bedrijf01] moet worden betaald. Er is alleen een verklaring voor recht gevraagd voor nakoming en niet van betaling van een concreet bedrag, zodat moet worden geoordeeld dat [bedrijf01] reeds heeft voldaan aan wat [eiser01] heeft gevorderd.
de buitengerechtelijke kosten
4.26
[eiser01] heeft wegens niet betaling door [bedrijf01] in redelijkheid kosten moeten maken, die op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW voor vergoeding in aanmerking komen. Deze buitengerechtelijke kosten bedragen € 1.049,98.
4.27
[bedrijf01] betwist dat zij gehouden is tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten aan [eiser01] . [eiser01] procedeert op basis van een toevoeging, waardoor hij geen buitengerechtelijke kosten heeft (gemaakt). Verder betwist [bedrijf01] dat deze vordering voldoet aan de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets.
4.28
De kantonrechter is van oordeel dat de buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar zijn, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
in reconventie
4.29
[bedrijf01] heeft gesteld dat [eiser01] teveel bonus en salaris heeft ontvangen. Het gaat om een bedrag van € 698,41 bruto teveel aan bonus en een bedrag van € 1.711,34 netto aan teveel betaald salaris. Uit de loonspecificatie over december 2021 blijkt dat het bedrag van € 1.711,34 netto correspondeert met een bedrag van € 2.184,00 bruto. In totaal heeft [bedrijf01] dan ook een bedrag van € 2.882,41 bruto teveel betaald. Daarop dient een bedrag van € 864,00 bruto aan gevorderde achterstallige basisloon vermeerderd met vakantiegeld in mindering te worden gebracht, zodat een bedrag van € 2.018,41 bruto resteert. [bedrijf01] vordert dit bedrag, althans het netto equivalent daarvan, van [eiser01] .
4.3
De kantonrechter heeft in conventie reeds geoordeeld dat [eiser01] over de periode tot 12 november 2021 geen aanspraak meer maakt op een bonus. [bedrijf01] heeft dus een bedrag van € 698,41 bruto teveel aan bonus aan [eiser01] uitgekeerd. Zij heeft recht heeft op terugbetaling van dit bedrag. Ook heeft [bedrijf01] recht op terugbetaling van het teveel betaald bedrag van € 2.184,00 bruto aan salaris. Deze bedragen zullen worden verrekend met de verschuldigde bedragen die [bedrijf01] aan [eiser01] is verschuldigd.
conclusie
4.31
Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien betekent dat [bedrijf01] na verrekening een bedrag van € 12.447,62 bruto aan [eiser01] moet betalen (basisloon van € 800,00, bonus van november € 4.161,79, bonus van december € 8.500,00, vakantiegeld van € 64,00 en € 1.804,24 in conventie minus € 698,41 teveel betaald bonus en € 2.184,00 teveel betaald salaris), rente van € 6,14 en buitengerechtelijke kosten van € 1.049,98.
in conventie en in reconventie
de proceskosten
4.32
Nu partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.33
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie en in reconventie
veroordeelt [bedrijf01] om aan [eiser01] te betalen € 12.447,62 bruto met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de verschuldigdheid van de bedragen tot de dag van volledige betaling, € 6,14 aan rente alsmede € 1.049,98 aan buitengerechtelijke kosten;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken.
821