ECLI:NL:RBROT:2023:2274

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
10109629 / CV EXPL 22-29175
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke toewijzing van vordering tot betaling van gewerkte uren en wettelijke rente

In deze zaak heeft eiser, [eiser01], een vordering ingesteld tegen gedaagde, LM Fiber Services, voor betaling van gewerkte uren als kraanmachinist. Eiser stelt dat hij in totaal 80 uren heeft gewerkt in week 45 en 46 van 2021, waarvoor hij een bedrag van € 2.400,00 heeft gefactureerd. Gedaagde erkent dat eiser 68 uren heeft gewerkt, maar betwist de overige 12 uren. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eis van eiser gedeeltelijk toewijsbaar is. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd voor de 80 uren, waardoor de rechter alleen de 68 uren tegen een uurloon van € 30,00 toewijst, wat neerkomt op € 2.040,00. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding, en de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt vastgesteld op € 306,00. Gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, die in totaal € 550,22 bedragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10109629 / CV EXPL 22-29175
datum uitspraak: 3 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01], die handelt onder de naam
[handelsnaam01],
wonende in [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: Juristu Incassodiensten BV te Schiphol,
tegen
[gedaagde01] ,die handelt onder de naam
LM Fiber Services,
wonende in [woonplaats02] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 2 september 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen.
1.2.
[eiser01] heeft op de rolzitting van 7 december 2022 verzocht om uitstel voor geven van een reactie op het antwoord van [gedaagde01] . Dat uitstel is verleend tot de rolzitting van 5 januari 2023. Omdat op 5 januari 2023 geen reactie van [eiser01] was ontvangen, is bij brief van diezelfde datum aan partijen medegedeeld dat de uitspraak van het vonnis op 3 februari 2023 is bepaald en dat verdere stukken van partijen niet meer in behandeling worden genomen. Op 9 januari 2023 is alsnog een reactie van [eiser01] op het antwoord van [gedaagde01] ontvangen, maar die reactie is niet in behandeling genomen omdat [eiser01] zijn reactie te laat heeft ingediend.

2..De beoordeling

Wat wil [eiser01] in deze zaak?
2.1.
[eiser01] stelt zich op het standpunt dat hij in week 45 en 46 van 2021 gedurende in totaal 80 uren voor [gedaagde01] werkzaamheden als kraanmachinist heeft uitgevoerd, tegen een uurloon van € 30,00. [eiser01] heeft [gedaagde01] daarvoor twee facturen van in totaal € 2.400,00 gestuurd, maar [gedaagde01] heeft die facturen niet betaald. Daarom eist [eiser01] in deze zaak dat [gedaagde01] wordt veroordeeld om € 2.400,00 aan hem te betalen. [eiser01] maakt daarnaast aanspraak op de wettelijke rente en een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Tot slot wil [eiser01] dat [gedaagde01] de proceskosten en de nakosten aan hem betaalt.
Wat is het verweer van [gedaagde01] ?
2.2.
[gedaagde01] is het gedeeltelijk niet eens met de eis van [eiser01] . [gedaagde01] erkent dat [eiser01] in week 45 en 46 werkzaamheden heeft verricht en dat [eiser01] een uurloon van € 30,00 zou ontvangen, maar volgens [gedaagde01] heeft [eiser01] in totaal gedurende slechts 68 uren werkzaam-heden verricht en maakt hij daarom ten onrechte aanspraak op een vergoeding voor 80 uren.
Het oordeel van de kantonrechter: de eis van [eiser01] is gedeeltelijk toewijsbaar.
2.3.
[gedaagde01] erkent dat [eiser01] recht heeft op 68 gewerkte uren tegen een uurloon van € 30,00. Dit staat gelijk aan een bedrag van € 2.040,00. Dit bedrag is toewijsbaar. Voor zover de eis van [eiser01] dit bedrag te boven gaat, wordt die eis afgewezen. [gedaagde01] heeft namelijk gemotiveerd betwist dat [eiser01] gedurende meer dan 68 uren werkzaamheden heeft verricht en daarom had het op de weg van [eiser01] gelegen om nader - met stukken - te onder-bouwen dat hij in totaal 80 uren werkzaamheden heeft verricht. Dat heeft [eiser01] echter niet gedaan. Bij gebreke van een concreet en specifiek bewijsaanbod wordt aan bewijslevering op dit punt niet toegekomen.
De wettelijke rente is toewijsbaar.
2.4.
[eiser01] eist primair dat de wettelijke rente wordt toegewezen vanaf 19 januari 2021. Aangezien de facturen die [eiser01] aan [gedaagde01] heeft gestuurd van 14 en 19 november 2021 dateren, is de wettelijke rente echter niet al vanaf 19 januari 2021 toewijsbaar. De wettelijke rente wordt daarom, zoals [eiser01] subsidiair heeft geëist, toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding. [eiser01] heeft genoeg gesteld waaruit volgt dat de wettelijke rente moet worden betaald en [gedaagde01] heeft dat niet betwist.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is toewijsbaar.
2.5.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt op basis van de toewijsbare hoofdsom toegewezen tot een bedrag van € 306,00. [eiser01] heeft aan alle voorwaarden voldaan om deze vergoeding te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde01] moet de proceskosten van [eiser01] betalen.
2.6.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 107,22 aan dagvaardingskosten, € 244,00 aan griffierecht en € 199,00 aan salaris voor de gemachtigde (één punt). Dit is in totaal € 550,22. Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 99,50. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.7.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen € 2.346,00 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 2.040,00 vanaf 2 september 2022 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van [eiser01] tot vandaag worden vastgesteld op € 550,22;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
38671