ECLI:NL:RBROT:2023:2277

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
9756404 / VZ VERZ 22-2862
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker wegens niet betalen griffierecht

Op 17 maart 2023 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, die zelf procedeert, verzocht om als getuige te worden gehoord. Het verzoekschrift was op 16 maart 2022 ontvangen, maar verzoeker had verzuimd het verschuldigde griffierecht te betalen. De kantonrechter heeft verzoeker eerder geïnformeerd over de verplichting om het griffierecht binnen vier weken na indiening van het verzoekschrift te voldoen. Ondanks deze waarschuwing en een afwijzing van een verzoek om vrijstelling van het griffierecht, heeft verzoeker geen betaling verricht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de termijn voor betaling ruimschoots is verstreken en dat verzoeker na de afwijzing van zijn verzoek om vrijstelling niet meer van zich heeft laten horen. De kantonrechter concludeert dat verzoeker volhardt in zijn standpunt dat hij ten onrechte griffierecht moet betalen en ziet geen aanleiding om hem opnieuw de gelegenheid te geven om zich uit te laten over het niet tijdig voldoen van het griffierecht.

Aangezien verzoeker geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, zoals bedoeld in artikel 282a lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, wordt verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken door de kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9756404 / VZ VERZ 22-2862
datum uitspraak: 17 maart 2023
Beschikking van de kantonrechter
op het verzoek van
[verzoeker01],
wonende in [woonplaats01] ,
verzoeker,
die zelf procedeert,
om als getuige te horen
[verweerster01],
wonende op een onbekend adres,
verweerster.

1..De beoordeling

1.1.
Op 16 maart 2022 is een verzoekschrift van verzoeker ontvangen. De ontvangst van het verzoekschrift is per brief aan verzoeker bevestigd. In diezelfde brief is aan verzoeker medegedeeld dat hij op grond van artikel 3 lid 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken verplicht is om het verschuldigde griffierecht binnen vier weken - te rekenen vanaf de indiening van het verzoekschrift - te voldoen en dat hij bij gebreke van tijdige betaling het risico loopt dat de kantonrechter hem op grond van artikel 282a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (‘Rv’) niet-ontvankelijk verklaart in zijn verzoek.
1.2.
Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht en/of opschorting van de betalingstermijn is afgewezen.
1.3.
Op verzoek van zijn raadsvrouw is medegedeeld dat in afwachting van de uitspraak van een door verzoeker tegen de Staat der Nederlanden aangespannen kort geding nog geen uitspraak in deze zaak wordt gedaan.
1.4.
Op 7 februari 2023 is uitspraak gedaan in het kort geding tegen de Staat en zijn de vorderingen van verzoeker in het kort geding afgewezen. De kantonrechter zal daarom nu uitspraak doen.
1.5.
De kantonrechter heeft geconstateerd dat, ondanks herhaald verzoek daartoe, het griffierecht op dit moment nog steeds niet is voldaan. De termijn van vier weken - te rekenen vanaf de indiening van het verzoekschrift - is ruimschoots verstreken. Verzoeker heeft na de afwijzing van zijn verzoek als bedoeld onder 1.2. en na de uitspraak in het door hem aangespannen kort geding niet meer van zich laten horen. Daarom gaat de kantonrechter er vanuit dat verzoeker volhardt in zijn standpunt dat hij ten onrechte griffierecht moet betalen en ziet de kantonrechter ook geen aanleiding om verzoeker opnieuw in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over het niet tijdig voldoen van het verschuldigde griffierecht.
1.6.
Aangezien verzoeker ook geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die tot de conclusie kunnen leiden dat niet-ontvankelijkverklaring in zijn verzoek gelet op zijn belang bij toegang tot de rechter zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard zoals bedoeld in artikel 282a lid 4 Rv, waarvan bijvoorbeeld sprake is in het geval van niet-tijdige afboeking van het griffierecht van een rekening-courant (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 21 oktober 2011, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2011:BS1687), wordt verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.

2..De beslissing

De kantonrechter:
2.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
38671