ECLI:NL:RBROT:2023:2283

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
10151828 / VZ VERZ 22-13048
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker wegens niet betalen griffierecht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van verzoeker, die zelf procedeert. Verzoeker had verzocht om als getuige te worden gehoord, maar zijn verzoek werd niet-ontvankelijk verklaard omdat hij het verschuldigde griffierecht niet had betaald. Op 9 oktober 2022 werd het verzoekschrift ontvangen, en verzoeker werd per brief geïnformeerd over zijn verplichting om het griffierecht binnen vier weken te voldoen. Ondanks deze waarschuwing en een afwijzing van zijn verzoek om vrijstelling van het griffierecht, heeft verzoeker nagelaten om het griffierecht te betalen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de termijn van vier weken ruimschoots was verstreken en dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die een uitzondering op de niet-ontvankelijkverklaring zouden rechtvaardigen. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat verzoeker na de afwijzing van zijn verzoek om vrijstelling en na de uitspraak in een kort geding tegen de Staat der Nederlanden niet meer van zich heeft laten horen. Gezien deze omstandigheden heeft de kantonrechter besloten om verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, omdat er geen aanleiding was om hem opnieuw in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over het niet tijdig voldoen van het griffierecht. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. M.C. van der Kolk.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10151828 / VZ VERZ 22-13048
datum uitspraak: 17 maart 2023
Beschikking van de kantonrechter
op het verzoek van
[verzoeker01],
wonende in [woonplaats01] ,
verzoeker,
die zelf procedeert,
om als getuige te horen
[verweerster01],
wonende op een onbekend adres,
verweerster.

1..De beoordeling

1.1.
Op 9 oktober 2022 is een verzoekschrift van verzoeker ontvangen. De ontvangst van het verzoekschrift is per brief aan verzoeker bevestigd. In diezelfde brief is aan verzoeker medegedeeld dat hij op grond van artikel 3 lid 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken verplicht is om het verschuldigde griffierecht binnen vier weken - te rekenen vanaf de indiening van het verzoekschrift - te voldoen en dat hij bij gebreke van tijdige betaling het risico loopt dat de kantonrechter hem op grond van artikel 282a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (‘Rv’) niet-ontvankelijk verklaart in zijn verzoek.
1.2.
Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht en/of opschorting van de betalingstermijn is afgewezen.
1.3.
Op verzoek van zijn raadsvrouw is medegedeeld dat in afwachting van de uitspraak van een door verzoeker tegen de Staat der Nederlanden aangespannen kort geding nog geen uitspraak in deze zaak wordt gedaan.
1.4.
Op 7 februari 2023 is uitspraak gedaan in het kort geding tegen de Staat en zijn de vorderingen van verzoeker in het kort geding afgewezen. De kantonrechter zal daarom nu uitspraak doen.
1.5.
De kantonrechter heeft geconstateerd dat, ondanks herhaald verzoek daartoe, het griffierecht op dit moment nog steeds niet is voldaan. De termijn van vier weken - te rekenen vanaf de indiening van het verzoekschrift - is ruimschoots verstreken. Verzoeker heeft na de afwijzing van zijn verzoek als bedoeld onder 1.2. en na de uitspraak in het door hem aangespannen kort geding niet meer van zich laten horen. Daarom gaat de kantonrechter er vanuit dat verzoeker volhardt in zijn standpunt dat hij ten onrechte griffierecht moet betalen en ziet de kantonrechter ook geen aanleiding om verzoeker opnieuw in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over het niet tijdig voldoen van het verschuldigde griffierecht.
1.6.
Aangezien verzoeker ook geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die tot de conclusie kunnen leiden dat niet-ontvankelijkverklaring in zijn verzoek gelet op zijn belang bij toegang tot de rechter zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard zoals bedoeld in artikel 282a lid 4 Rv, waarvan bijvoorbeeld sprake is in het geval van niet-tijdige afboeking van het griffierecht van een rekening-courant (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 21 oktober 2011, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2011:BS1687), wordt verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.

2..De beslissing

De kantonrechter:
2.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
38671