ECLI:NL:RBROT:2023:2384

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
ROT 22/2594
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de weigering tot kwijtschelding van een restantschuld door het UWV in het kader van de Wajong

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de weigering van kwijtschelding van een restantschuld. De eiser, die een Wajong-uitkering ontving, had verzocht om kwijtschelding van een vordering van € 2.466,01, die was ontstaan door een eerdere herziening van zijn uitkering. Het UWV had dit verzoek afgewezen, met als argument dat de eiser de inlichtingenplicht had geschonden. De rechtbank oordeelde dat de eiser, analoog aan eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep, in deze procedure de feitelijke en juridische oordelen die aan de schending van de inlichtingenplicht ten grondslag lagen, ter discussie kon stellen. De rechtbank beschikte echter over onvoldoende gegevens om te oordelen of er daadwerkelijk sprake was van een schending van de inlichtingenplicht. Daarom vernietigde de rechtbank het bestreden besluit van het UWV en gaf het UWV de opdracht om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen van de rechtbank. Tevens werd bepaald dat het UWV het door de eiser betaalde griffierecht moest vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2594

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser

(gemachtigde: mr. C. Tomas),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. R. Nalinci).

Procesverloop

In het besluit van 14 maart 2022 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om kwijtschelding afgewezen.
In het besluit van 19 mei 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Zij heeft daarbij bepaald dat verweerder in de gelegenheid wordt gesteld zijn beleidsregels ten aanzien van kwijtschelding over te leggen en daarnaast een inhoudelijke reactie te geven over de toepasselijkheid van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 16 augustus 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1900 op deze zaak.
Verweerder heeft in zijn brief van 6 januari 2023 zijn standpunt gegeven met betrekking tot voormelde uitspraak van de Raad. Bij brief van 31 januari 2023 heeft verweerder zijn Beleidsregel terug- en invordering en een tekst van het Handboek regels terugvordering overgelegd.
Eiser heeft met de e-mails van 14 januari 2023 en 5 februari 2023 hierop gereageerd.
De rechtbank heeft met stilzwijgende toestemming van partijen bepaald dat een nadere zitting achterwege wordt gelaten en op 3 maart 2023 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Wat aan de besluitvorming vooraf is gegaan
1.1.
Aan eiser is met ingang van 25 april 2014 een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toegekend.
1.2.
Op 24 april 2015 is aan verweerder meegedeeld dat eiser per 1 juli 2015 stopt met zijn opleiding. Verweerder heeft per 1 juli 2015 de uitkering verhoogd omdat eiser geen studiefinanciering meer zou ontvangen.
1.3.
Nadat verweerder is gebleken dat eiser na 1 juli 2015 nog wel studiefinanciering heeft ontvangen, is bij besluit van 12 januari 2017 eisers recht op een Wajong-uitkering over de periode van 1 juli 2015 tot 1 oktober 2016 herzien en de onverschuldigd aan eiser betaalde uitkering tot een bedrag van € 6.666,01 van hem teruggevorderd.
1.4.
Eiser heeft per 31 januari 2017 zijn opleiding beëindigd. Verweerder heeft hierop vanaf 1 februari 2017 aan eiser een hogere Wajong-uitkering betaald, omdat hij geen studiefinanciering of een tegemoetkoming in de studiekosten meer ontvangt. Eiser en verweerder hebben als betalingsregeling afgesproken dat eiser vanaf 1 maart 2017 maandelijks € 70,- aflost op de vordering van € 6.666,01.
1.5.
Bij brief van 21 februari 2022 heeft eiser aan verweerder verzocht om de resterende vordering van € 2.466,01 kwijt te schelden.
1.6.
Bij het primaire besluit heeft verweerder dit verzoek afgewezen. Aan deze beslissing heeft verweerder ten grondslag gelegd dat pas nadat tien jaar aan de betalingsverplichting is voldaan het resterende bedrag kan worden kwijtgescholden.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd en overwogen dat de vordering is ontstaan doordat eiser zich niet of niet behoorlijk heeft gehouden aan de inlichtingenplicht, waardoor hij niet voldoet aan de gestelde voorwaarden voor kwijtschelding van de restvordering. Eiser kan pas na tien jaar in aanmerking komen voor kwijtschelding.
Standpunt eiser
3. Eiser voert aan dat hij als gevolg van zijn medische situatie niet in staat was zijn belangen goed te behartigen en dat zijn familie niet wist wat zij voor hem konden doen. Als gevolg hiervan heeft verweerder aangenomen dat eiser inkomsten zou hebben verzwegen en is de vordering bij verweerder ontstaan. Verweerders besluit is vooringenomen omdat het is genomen zonder te luisteren naar wat de gemachtigde in bezwaar heeft aangevoerd. Eiser verzoekt de rechtbank kwijtschelding van de schuld toe te wijzen en een uitspraak te doen dat eiser helemaal niet aan zijn informatieplicht heeft kunnen voldoen omdat hij ontoerekeningsvatbaar was en niet bewust was van wat hij verkeerd deed, zodat dit hem niet aangerekend kan worden. Op de zitting heeft eiser nader toegelicht dat verweerder bij de beoordeling van het verzoek om kwijtschelding opnieuw had moeten kijken naar de schending van de inlichtingenplicht. Ten tijde van de melding dat hij met zijn opleiding zou stoppen, welke melding ten grondslag ligt aan de door verweerder aangenomen schending van de inlichtingenplicht, was hij vanwege een psychose opgenomen in een psychiatrische instelling en heeft zijn begeleider deze melding gedaan. De schending van de inlichtingenplicht kan hem daarom niet worden verweten. Ook vindt eiser dat de beslissing dat hij pas na tien jaar in aanmerking komt voor kwijtschelding van de resterende vordering, voor hem te zwaar uitpakt. Op grond van dit alles vindt eiser dat hij in aanmerking moet kunnen komen voor een kwijtschelding na vijf jaar, in plaats van na tien jaar.
Wettelijk kader
4. Artikel 2:59, eerste lid, van de Wajong bepaalt dat een inkomensvoorziening die op grond van dit hoofdstuk onverschuldigd is betaald, hetgeen als gevolg van een beschikking als bedoeld in artikel 2:58 door het UWV onverschuldigd is betaald of verstrekt, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, door het UWV wordt teruggevorderd.
In het tweede lid, aanhef en onder a, van dit artikel is bepaald dat in afwijking van het eerste lid het UWV kan besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien degene van wie wordt teruggevorderd gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan.
Op grond van het derde lid van dit artikel is de in het tweede lid, onderdelen a, b en c, genoemde termijn tien jaar indien de terugvordering het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 2:7, eerste lid.
In het vijfde lid van dit artikel is bepaald dat indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
De overwegingen van de rechtbank
5.1.
In voormelde uitspraak van de Raad van 16 augustus 2022 en ook in de uitspraak van de Raad van 6 december 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2594, heeft de Raad overwogen dat de formele rechtskracht van een boetebesluit en van een intrekkings- en/of terugvorderingsbesluit uitsluitend ziet op de met die besluiten tot stand gebrachte rechtsgevolgen. Als de belanghebbende daartegen geen rechtsmiddelen heeft aangewend, kan in een opvolgende procedure in volle omvang de feitelijke en juridische oordelen die daaraan ten grondslag liggen ter discussie worden gesteld.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank kan eiser, analoog aan voormelde uitspraken van de Raad, in deze procedure in volle omvang de feitelijke en juridische oordelen die aan de gestelde schending van de inlichtingenplicht ten grondslag liggen, ter discussie stellen. Het standpunt dat eiser de inlichtingenplicht heeft geschonden ligt immers ten grondslag aan het bestreden besluit, terwijl eiser pas in deze procedure de juistheid van dat standpunt heeft bestreden. Bij de beoordeling van het verzoek om kwijtschelding had verweerder dus ook moeten beoordelen of eiser de inlichtingenplicht heeft geschonden. In het bestreden besluit heeft verweerder dit punt niet inhoudelijk beoordeeld. Gelet hierop kan het bestreden besluit niet in stand blijven wegens schending van de motiveringsplicht.
5.3.
De rechtbank beschikt over onvoldoende gegevens om nu een oordeel te kunnen geven over of eiser de inlichtingenplicht heeft geschonden. De rechtbank kan nu niet vaststellen of:
  • eiser ten tijde van de melding van 24 april 2015 dat hij met zijn opleiding zou stoppen, vanwege een psychose was opgenomen in een instelling;
  • hij deze melding zelf heeft gedaan of dat een begeleider van een instelling dit voor hem heeft gedaan;
  • hij of de begeleider heeft nagelaten mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden, waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk moest zijn dat die van invloed kan zijn op het recht op een inkomensvoorziening;
  • de gevolgen van het besluit tot afwijzing van het verzoek om kwijtschelding, nadat eiser vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan en meer dan de helft van de vordering heeft afbetaald, op de grond dat de inlichtingenplicht is geschonden in deze zaak onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen (vergelijk artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht).
De rechtbank weegt daarbij ook mee dat verweerder blijkens de brief van 13 januari 2017 de persoonlijke situatie van eiser als een uitzonderlijke situatie heeft aangemerkt en geen ruimte heeft gezien voor het opleggen van een boete, terwijl dat bij een schending van de inlichtingenplicht op grond van artikel 2:69 van de Wajong wel aangewezen is.
Conclusie en gevolgen
6.1.
Gelet hierop vernietigt de rechtbank het bestreden besluit. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
6.2.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
6.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 50,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van
J. van Mazijk, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 24 maart 2023.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.