In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 17 maart 2023, is een incident aan de orde gesteld door Wooncompas, die de niet-ontvankelijkheid van [eiser] betwistte. [Eiser] had een huurovereenkomst met Wooncompas en had een verzoek tot huurprijsverlaging ingediend bij de huurcommissie, welke werd afgewezen. Na verzet van [eiser] verklaarde de huurcommissie het verzet ongegrond. [Eiser] vorderde nu een beslissing van de kantonrechter over de gewenste huurprijsverlaging. Wooncompas stelde dat de dagvaarding te laat was ingediend, omdat deze niet binnen de termijn van acht weken na de uitspraak van de huurcommissie was betekend. [Eiser] betoogde echter dat hij de dagvaarding tijdig had ingediend, omdat de termijn pas begon te lopen na de dag van verzending van de uitspraak.
De kantonrechter oordeelde dat de dagvaarding inderdaad tijdig was ingediend, omdat de termijn voor het instellen van de vordering bij de kantonrechter acht weken bedraagt vanaf de dag na verzending van de uitspraak door de huurcommissie. Aangezien de uitspraak op 7 oktober 2022 was verzonden, was 2 december 2022 de laatste dag voor indiening. De kantonrechter wees de incidentele vordering tot niet-ontvankelijk verklaring van [eiser] af en veroordeelde Wooncompas in de kosten van het incident. De verdere procedure in de hoofdzaak werd aangehouden, waarbij Wooncompas de gelegenheid kreeg om een conclusie van dupliek in te dienen. De kantonrechter stelde een zitting voor op 12 april 2023 om de zaak te bespreken.