ECLI:NL:RBROT:2023:243

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 januari 2023
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
9726058 CV EXPL 22-6458
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een huurovereenkomst en aansprakelijkheid bij schade door diefstal

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder over de uitleg van een huurovereenkomst. De eiser, vertegenwoordigd door mr. W. Kok, had de huurder, vertegenwoordigd door mr. S. Pershad, aansprakelijk gesteld voor schade die was ontstaan door de diefstal van gehuurde videoapparatuur. De huurovereenkomst bevatte bepalingen over aansprakelijkheid en verzekering, waarbij de huurder persoonlijk aansprakelijk was voor schade die niet door de verzekeraar werd vergoed. De eiser vorderde een bedrag van € 10.743,-, bestaande uit de waarde van het gehuurde, een contractuele boete en buitengerechtelijke kosten.

Tijdens de mondelinge behandeling op 9 november 2022 werd duidelijk dat de huurder de apparatuur niet op tijd had teruggebracht, omdat deze was gestolen. De kantonrechter moest beoordelen of de vordering van de eiser opeisbaar was en of de huurder daadwerkelijk aansprakelijk was voor de schade. De rechter oordeelde dat de vordering van de eiser opeisbaar was, ongeacht de uitkomst van de verzekeringsclaim bij Gearbooker, de verzekeraar. De kantonrechter concludeerde dat de huurder de schade van € 8.500,- moest vergoeden, minus een bedrag voor niet ter beschikking gestelde geheugenkaarten, en dat de boete van € 1.275,- ook verschuldigd was. De huurder werd verder veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.120,96 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9726058 CV EXPL 22-6458
datum uitspraak: 13 januari 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser] ,
woonplaats: [woonplaats eiser] ,
eiser,
gemachtigde: mr. W. Kok te Ede,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S. Pershad te Rotterdam.
De partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 26 januari 2022, met bijlagen;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring tevens conclusie van antwoord, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord in het incident tot oproeping in vrijwaring;
  • het vonnis in incident van 3 juni 2022;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met bijlagen;
  • de e-mail van 7 november 2022 van [gedaagde] , met bijlagen
1.2.
Op 9 november 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [eiser] in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde;
  • [gedaagde] in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde.

2..De feiten

2.1.
Op 4 november 2021 is via de website www.Gearbooker.com (hierna: Gearbooker) tussen [eiser] als verhuurder en [gedaagde] als huurder een huurovereenkomst gesloten uit hoofde waarvan [eiser] aan [gedaagde] de volgende videoapparatuur ter beschikking heeft gesteld (hierna: het gehuurde):
- Sony PXW-FX6 Body (Serienummer: [serienummer] )
- Sony FE 24-io5mm F4 G OSS
- Sony ECM-VG1(shotgun-mic)
- Sony BP-Ugo
- Sony BP-U65
- Sony FX6 Tophandle inclusief viewfinder
- CamRade transPorter Tas
2.2.
In de huurovereenkomst is verder – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
“(…)
Artikel 5 – Gebruik
(…)
6. Wanneer de verzekeringsmaatschappij om welke reden dan ook niet uitkeert, is Huurder persoonlijk aansprakelijk voor de schade van Verhuurder. (…)
Artikel 6 – Onderhoud of vervanging
(…)
2. Huurder is persoonlijk verantwoordelijk voor herstel van gebreken welke tijdens de huurperiode aan het Gehuurde ontstaan danwel voor volledige vervanging van het Gehuurde en welke niet onder de verzekering (zie art. 7) vallen. Hieronder valt ook diefstal, verduistering, schade, natuurinvloeden, vandalisme en vermissing. Als herstel blijvend onmogelijk is en het gehuurde niet meer normaal kan worden gebruikt, zal Huurder (naast de huurprijs) de waarde van het Gehuurde aan Verhuurder vergoeden, namelijk € 8500,00. Dit bedrag kan nimmer worden betwist, ook wanneer niet of niet volledig is voldaan aan artikel 4.1 uit deze overeenkomst (Terbeschikkingstelling).
(…)
Artikel 7 – Verplichte verzekering
1. Het Gehuurde is verzekerd via Gearbooker. (…)
10. Huurder is te allen tijde persoonlijk aansprakelijk voor de schade van Verhuurder, voor zover deze niet vergoed wordt door de (behandelende) verzekeringsmaatschappij.
(…)
Artikel 12 – Boetebepaling
Huurder in persoon is een boete verschuldigd aan Verhuurder als hij zich niet houdt aan een bepaling van deze overeenkomst en dit niet herstelt, nadat hem daarvoor een redelijke termijn is gegeven. Deze boete van 15% van totaalwaarde Gehuurde met een minimum van € 250,00 is, zonder dat er hiervoor verdere ingebrekestelling benodigd is, direct opeisbaar en geldt vanaf de dag na de datum waarop de redelijke termijn is verstreken zonder dat Huurder is nagekomen. Daarnaast moet Huurder de schade vergoeden die Verhuurder heeft opgelopen als gevolg van de schending van deze overeenkomst door Huurder.
(…)”
2.3.
Op grond van de huurovereenkomst was [gedaagde] verplicht het gehuurde uiterlijk op 15 november 2021 om 19:00 uur in gelijke staat als waarin het gehuurde door hem is ontvangen terug te brengen. Dit heeft [gedaagde] niet gedaan, omdat in de nacht van 13 op 14 november 2021 is ingebroken en het gehuurde is gestolen.
2.4.
Bij e-mail van 19 november 2021 heeft [eiser] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade die met het gestolen gehuurde verband houdt.

3..Het geschil

3.1.
[eiser] eist samengevat:
  • [gedaagde] te veroordelen aan hem te betalen € 10.743,-;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 8.500,-, de contractuele boete van € 1.275,- en buitengerechtelijke kosten van € 968,-.
3.2.
[eiser] baseert de eis op het volgende.
[gedaagde] is door het niet terugbrengen van het gehuurde tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst. De waarde van het gehuurde bedraagt € 8.500,-, hetgeen in artikel 6 lid 2 van de huurovereenkomst is vastgesteld. Op grond van zowel artikel 7 van de huurovereenkomst als artikel 6:74 BW is [gedaagde] verplicht de schade die [eiser] heeft geleden te vergoeden. Of al dan niet sprake is van dekking door de verzekeraar, doet niet ter zake. Immers kan [eiser] niet controleren of aan de vereisten uit de polisvoorwaarden is voldaan. Verder is [gedaagde] op grond van artikel 12 van de huurovereenkomst een boete van 15% van de totaalwaarde en op grond van artikel 10 van de huurovereenkomst alsmede artikel 6:96 lid 2 sub c BW buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan.
In artikel 7 lid 10 van de huurovereenkomst is bepaald dat [gedaagde] pas persoonlijk aansprakelijk is voor de geleden schade nadat vast staat dat de verzekeringsmaatschappij de schade niet vergoedt. Er is dan ook nog geen sprake van een opeisbare vordering van [eiser] op [gedaagde] . Verder betwist [gedaagde] de hoogte van de gevorderde schade. Er zijn twee geheugenkaarten van € 369,- per stuk niet aan [gedaagde] ter beschikking gesteld, zodat dit bedrag in ieder geval van de gevorderde schade moet worden afgetrokken. Bovendien is de waarde van het gehuurde eenzijdig door [eiser] vastgesteld. [gedaagde] weet niet wat de daadwerkelijke waarde van het gehuurde is. Daarnaast dient het boetebeding in de huurovereenkomst vernietigd te worden, nu dit beding evident onredelijk bezwarend is doordat de voorwaarden niet in samenspraak met [gedaagde] tot stand zijn gekomen en [gedaagde] dan ook geen enkel aandeel heeft gehad in het bepalen van de waarde van het gehuurde.

4..De beoordeling

Heeft [eiser] een opeisbare vordering op [gedaagde] ?
4.1.
Niet in geschil is dat [eiser] een vordering heeft op [gedaagde] , doordat [gedaagde] het gehuurde vanwege diefstal niet aan [eiser] heeft kunnen retourneren. De vraag die partijen echter verdeeld houdt is of de vordering van [eiser] op [gedaagde] reeds opeisbaar is of dat de vordering pas opeisbaar wordt nadat Gearbooker (de verzekeraar) heeft laten weten de schade niet te zullen vergoeden.
4.2.
Partijen verschillen van mening over de uitleg van de tussen hen gesloten huurovereenkomst, in het bijzonder over de uitleg van het bepaalde in artikel 7 lid 10 van de huurovereenkomst waarin staat dat huurder te allen tijde persoonlijk aansprakelijk is voor de schade, “voor zover deze niet vergoed wordt door de (behandelende) verzekeringsmaatschappij”.
4.3.
De kantonrechter stelt bij haar beoordeling voorop dat het krachtens vaste rechtspraak bij de uitleg van contractsbepalingen (in casu een schriftelijk contract) niet aankomt op een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract, maar op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij mede van belang kan zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht (HR 3 maart 1981, NJ 1981, 63). Voorts is van belang wie de onderhavige overeenkomst geredigeerd heeft. Eventuele onduidelijkheden in de overeenkomst zullen volgens vaste jurisprudentie in beginsel in het nadeel werken van de partij die de overeenkomst heeft opgesteld (vgl. HR 1 juli 1977, NJ 1978, 125). Verder kan ook het gedrag van partijen bij de uitvoering van de overeenkomst aanwijzingen bieden omtrent de wijze waarop zij hun afspraak hebben opgevat c.q. omtrent hetgeen zij met hun afspraak hebben beoogd (vgl. HR 20 mei 1988, NJ 1988, 781, HR 20 mei 1994, NJ 1994, 574 en HR 12 januari 2001, NJ 2001, 157).
4.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter valt uit artikel 7 lid 10 van de huurovereenkomst niet eenduidig op te maken dat [gedaagde] enkel en alleen in het geval de verzekeraar de schade niet vergoedt gehouden is de door [eiser] geleden schade te vergoeden. De huurovereenkomst is immers gesloten tussen [eiser] en [gedaagde] en daarbij is Gearbooker geen partij. [eiser] dient zich dan ook te allen tijde te wenden tot [gedaagde] en niet tot Gearbooker. Dat [gedaagde] (mogelijk) een vordering heeft op Gearbooker indien Gearbooker de schade dient te vergoeden, betekent niet dat [eiser] daarmee geen vordering meer heeft op [gedaagde] en [gedaagde] dus niet (meer) verplicht is de schade die [eiser] heeft geleden te vergoeden. Bovendien is de kantonrechter van oordeel dat partijen ook niet redelijkerwijs mochten verwachten dat [gedaagde] slechts de schade dient te vergoeden indien Gearbooker heeft laten weten de schade niet te zullen vergoeden. Dat kan er immers toe leiden dat betaling van de schade aan [eiser] oneindig lang wordt gerekt indien [gedaagde] geen of weinig actie onderneemt ten aanzien van Gearbooker of als de afhandeling van de schade bij Gearbooker traag verloopt, zonder dat [eiser] enige invloed op de verzekeringsprocedure heeft. Dat het daardoor lang kan duren is immers gebleken, nu het geschil tussen partijen al meer dan een jaar duurt.
4.5.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van [eiser] opeisbaar is.
Wat is de hoogte van de schade?
4.6.
[gedaagde] betwist de hoogte van de gevorderde schade van € 8.500,-. Hoewel in de huurovereenkomst uitdrukkelijk is bepaald dat de waarde van het gehuurde € 8.500,- bedraagt, is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] daarnaast ook genoemd bedrag voldoende met stukken heeft onderbouwd. Daarop strekt echter een bedrag van in totaal € 800,- in mindering, nu partijen - zoals ter zitting is gebleken - het erover eens zijn dat de twee geheugenkaarten van naar schatting in totaal € 800,- niet ter beschikking aan [gedaagde] zijn gesteld. Dit betekent dat [gedaagde] gehouden is een bedrag van € 7.700,- aan [eiser] dient te betalen. Dit bedrag zal worden toegewezen.
Is [gedaagde] , naast de gevorderde schade, ook een boete verschuldigd?
4.7.
In artikel 12 van de huurovereenkomst is bepaald dat [gedaagde] , naast het feit dat hij de schade moet vergoeden, een boete van 15% van de totaalwaarde van het gehuurde is verschuldigd, indien hij zich niet houdt aan een van de bepalingen uit de huurovereenkomst.
4.8.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat het boetebeding in artikel 12 van de huurovereenkomst moet worden vernietigd, omdat sprake is van een oneerlijk beding. Nu [eiser] onweersproken heeft gesteld dat de huurovereenkomst een overeenkomst tussen twee particulieren betreft en verder ook niet is gebleken dat [eiser] in de uitoefening van beroep of bedrijf heeft gehandeld, wordt ervan uitgegaan dat geen sprake is van een consumentenovereenkomst. Dit betekent dat de Richtlijn 93/13/EEG (oneerlijke bedingen) in ieder geval niet van toepassing is.
4.9.
Voor het antwoord op de vraag of sprake is van een oneerlijk beding, dient derhalve te worden getoetst aan artikel 6:233 BW. Op grond van artikel 6:233 BW is een beding in de algemene voorwaarden vernietigbaar indien het, a) gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden zijn tot stand gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij; of b) indien de gebruiker aan de wederpartij niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen.
4.10.
Nog daargelaten de vraag of het boetebeding een algemene voorwaarde is in de zin van artikel 6:233 BW, is de kantonrechter van oordeel dat van de in artikel 6:233 BW genoemde situaties geen sprake is. Door [gedaagde] heeft op geen enkele wijze onderbouwd waarom het boetebeding onredelijk bezwarend voor hem is. Zo is de boete in ieder geval gemaximeerd en is ook geen sprake van een onevenredige verhouding tussen de hoogte van de boete en de overtreding.
4.11.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het boetebeding in artikel 12 van de huurovereenkomst geen oneerlijk beding is en dus niet vernietigd zal worden. Dit betekent dat [gedaagde] de boete van € 1.275,00 aan [eiser] verschuldigd is.
Is [gedaagde] buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd?
4.12.
[eiser] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu de in die aanmaning genoemde termijn van ‘binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief’ niet voldoet aan de eisen van artikel 6:96, zesde lid BW.
Wie dient de proceskosten te betalen?
4.13.
[gedaagde] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser] tot vandaag vast op € 130,96 aan dagvaardingskosten, € 244,- aan griffierecht en € 746,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 373,00 tarief). Dit is totaal € 1.120,96. Voor kosten die [eiser] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde] een bedrag betalen van € 124,00 (1/2 punt x € 373,00 tarief met maximum € 124,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.14.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 8.975,00;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [eiser] tot vandaag vastgesteld op € 1.120,96 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken.
37555