In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder over de uitleg van een huurovereenkomst. De eiser, vertegenwoordigd door mr. W. Kok, had de huurder, vertegenwoordigd door mr. S. Pershad, aansprakelijk gesteld voor schade die was ontstaan door de diefstal van gehuurde videoapparatuur. De huurovereenkomst bevatte bepalingen over aansprakelijkheid en verzekering, waarbij de huurder persoonlijk aansprakelijk was voor schade die niet door de verzekeraar werd vergoed. De eiser vorderde een bedrag van € 10.743,-, bestaande uit de waarde van het gehuurde, een contractuele boete en buitengerechtelijke kosten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 november 2022 werd duidelijk dat de huurder de apparatuur niet op tijd had teruggebracht, omdat deze was gestolen. De kantonrechter moest beoordelen of de vordering van de eiser opeisbaar was en of de huurder daadwerkelijk aansprakelijk was voor de schade. De rechter oordeelde dat de vordering van de eiser opeisbaar was, ongeacht de uitkomst van de verzekeringsclaim bij Gearbooker, de verzekeraar. De kantonrechter concludeerde dat de huurder de schade van € 8.500,- moest vergoeden, minus een bedrag voor niet ter beschikking gestelde geheugenkaarten, en dat de boete van € 1.275,- ook verschuldigd was. De huurder werd verder veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.120,96 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.