ECLI:NL:RBROT:2023:2520

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
10339926 VV EXPL 23-76
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens huurachterstand en onveilige situatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Havensteder en een huurder, aangeduid als [gedaagde01]. De eiseres, Havensteder, vorderde ontruiming van de huurwoning van [gedaagde01] in Rotterdam vanwege huurachterstand en ernstige gedragingen die de veiligheid in de woning in gevaar zouden brengen. De huurder, [gedaagde01], huurde de woning sinds 1 augustus 2017 en had een maandelijkse huurprijs van € 812,-. Er was een huurachterstand ontstaan, en de situatie in de woning was onveilig door onder andere schimmelvorming en een onveilige elektriciteitsinstallatie. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 maart 2023 werd vastgesteld dat de huurder niet voldoende had onderbouwd dat de beschuldigingen onterecht waren. De kantonrechter oordeelde dat de gedragingen van [gedaagde01] ernstig genoeg waren om de ontruiming te rechtvaardigen, en dat de huurachterstand niet langer kon worden geduld. De rechter heeft de huurder veroordeeld tot ontruiming binnen 14 dagen na de uitspraak en tot betaling van de achterstallige huur.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10339926 VV EXPL 23-76
datum uitspraak: 14 maart 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Havensteder,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.M.J. Martinot te Rotterdam,
tegen:
[gedaagde01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Havensteder’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 24 februari 2023, met bijlagen;
  • de door [gedaagde01] tijdens de zitting overgelegde brief met bijlagen.
1.2.
Op 7 maart 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: [gedaagde01] , mevrouw [naam01] , woonconsulente bij Havensteder, en de gemachtigde van Havensteder.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde01] huurt sinds 1 augustus 2017 van Havensteder de woning aan de [adres01] in Rotterdam (hierna: ‘het gehuurde’ en/of ‘de woning’). Op de huurovereenkomst zijn de algemene huurvoorwaarden van Havensteder van toepassing. Hierin is – voor zover hierbij van belang – het volgende opgenomen:
“(…)
Artikel 9
Algemene verplichtingen van de huurder
1 Huurder is verplicht de huurprijs (…) in zijn geheel vooruit te betalen (…). Verhuurder moet uiterlijk op de eerste van de maand de huur hebben ontvangen.
(…)
11 Huurder voorkomt dat omwonenden overlast of hinder hebben van hem, huisgenoten, huisdieren of derden die zich vanwege huurder in, rondom of in de directe nabijheid van het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden.
(…)
Artikel 11
Schade aan het gehuurde
(…)
2 Huurder is verplicht de nodige maatregelen te nemen om schade aan het gehuurde te voorkomen. Dit geldt in het bijzonder voor schade door brand, storm, water en vorst. (…)”
2.2.
De maandelijkse huur bedraagt op dit moment € 812,- en moet bij vooruitbetaling worden voldaan. In de huurbetalingen is een achterstand ontstaan.
2.3.
Naar aanleiding van een lekkagemelding van de onderburen op 21 januari 2023 zijn de politie en de inspecteur Bouw- en Woningtoezicht van de gemeente Rotterdam de woning binnengetreden. In het constateringsrapport d.d. 26 januari 2023 van de inspecteur Bouw- en Woningtoezicht is – voor zover hierbij van belang – het volgende opgenomen:
“(…)
Omschrijving van wat er werd geconstateerd:
Op verschillende foto’s is te zien dat er veel verlengsnoeren worden gebruikt. Daarnaast worden ze ook aan elkaar gekoppeld. Er is ook te zien dat er vanuit de centraaldoos elektriciteit wordt getapt.
In de badkamer en het toilet zijn er druppels te zien op het plafond. Met zoveel kabels kan dat een gevaarlijke situatie opleveren.
Daarnaast is er te zien dat er veel schimmel aanwezig is in bijna alle ruimtes. (…)”

3.Het geschil

3.1.
Havensteder eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen om het gehuurde te ontruimen;
  • [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van € 2.882,96 met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van € 812,- met rente per maand tot het moment waarop de woning is ontruimd;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Havensteder baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst, de algemene huurvoorwaarden en de wet door alle kranen in huis open te zetten en daardoor waterschade en een stroomstoring te veroorzaken, een brandgevaarlijke situatie in het leven te roepen door de aanwezigheid van zeer veel en aan elkaar gekoppelde (verleng)snoeren, de woning als opslagplaats te gebruiken, klussen in de nacht, intimiderend en bedreigend gedrag te vertonen richting omwonenden en een huurachterstand te laten ontstaan. Kortom, [gedaagde01] gedraagt zich niet als een goed huurder. Havensteder wil daarom dat [gedaagde01] de woning per direct verlaat.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert kort gezegd aan dat hij onterecht wordt beschuldigd. Buurtbewoners hebben valse aangiften tegen hem gedaan en de vermeende stroomstoring is in scene gezet. Ook klopt het niet dat hij alle kranen heeft opengezet. In januari 2023 is hij begonnen met het opknappen van de woning. De woning ziet er daarom wat rommelig uit, maar dat is slechts een momentopname en van vervuiling of stankoverlast is geen sprake. [gedaagde01] wil graag in de woning blijven.

4.De beoordeling

4.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat Havensteder heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [gedaagde01] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
4.2.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de gedragingen van [gedaagde01] dermate ernstig zijn dat hij – vooruitlopend op een eventuele beslissing tot ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure – het gehuurde moet verlaten. Daarnaast gaat het om de vraag of [gedaagde01] nog een bedrag aan Havensteder moet betalen vanwege het bestaan van een huurachterstand.
de gedragingen
4.3.
Uit hetgeen partijen hebben aangevoerd volgt dat een lekkagemelding van de onderburen aanleiding heeft gegeven voor het binnentreden van de woning door de politie en de inspecteur Bouw- en Woningtoezicht en dat de bevindingen ter plaatse en de staat van de woning ervoor hebben gezorgd dat [gedaagde01] in een crisisopvang is geplaatst. De stellingen van Havensteder op dit punt worden ondersteund door het door constateringsrapport (zie rechtsoverweging 2.3.) en door het overgelegde beeldmateriaal, dat ook tijdens de zitting met partijen besproken is. De kantonrechter constateert dat op de foto’s en videobeelden onder meer te zien is dat de gehele woning vol staat met veel spullen, dat sprake is van ernstige schimmelvorming in meerdere kamers en dat er veel elektriciteitssnoeren liggen en ook uit het plafond komen. De keuken is als zodanig onbruikbaar en een bed ontbreekt. De woning is, kortom, niet geschikt voor bewoning. Daarnaast bevat het dossier recente meldingen van omwonenden, waarin staat dat zij dagelijks overlast van [gedaagde01] ervaren in de vorm van geluidsoverlast, vernieling en bedreiging.
4.4.
Het had op de weg van [gedaagde01] gelegen om zijn verweer dat de constateringen niet kloppen nader te onderbouwen, maar dat heeft hij niet gedaan. Niet gebleken is bijvoorbeeld dat hij aangifte bij de politie heeft gedaan van eventuele valse beschuldigingen van omwonenden en evenmin heeft hij verklaringen van andere buurtbewoners overgelegd die in zijn voordeel spreken. Dat de situatie in de woning enkel en alleen is toe te schrijven aan een tijdelijke verbouwing is niet aannemelijk. Gelet op het door Havensteder overgelegde dossier over de voorgeschiedenis in de afgelopen jaren is ook niet te volgen dat er slechts sprake zou zijn van een momentopname of tijdelijke situatie.
huurachterstand
4.5.
Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde01] na het uitbrengen van de dagvaarding twee betalingen heeft gedaan van € 1.330,- in totaal en dat er nu nog een bedrag open staat van € 2.365,81 (berekend tot en met maart 2023). [gedaagde01] wordt daarom veroordeeld tot betaling van dit bedrag. De rente over dit bedrag wordt eveneens toegewezen, omdat Havensteder genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] dat niet heeft betwist.
ontruiming
4.6.
Met betrekking tot de staat van de woning stroken de ontkenningen van [gedaagde01] in het geheel niet met de overgelegde beelden, waaruit juist blijkt van een zorgwekkende en onveilige situatie in het gehuurde. In samenhang met de huurachterstand, die net geen 3 maanden meer bedraagt, acht de kantonrechter voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure naar aanleiding van voornoemde omstandigheden zal worden beslist dat [gedaagde01] tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst, de toepasselijke huurvoorwaarden en de wet. De kantonrechter is daarbij van oordeel dat de belangenafweging op dit moment in het voordeel van Havensteder uit moet vallen. [gedaagde01] heeft weliswaar een deel van de huurachterstand afgelost, maar de lopende huur is onbetaald gebleven. Per saldo is de huurachterstand slechts gering ingelopen van ruim 3 maanden op het moment van dagvaarden tot net iets minder dan 3 maanden. Van Havensteder kan in de gegeven omstandigheden niet worden verwacht dat zij een schaarse sociale huurwoning nog langer beschikbaar stelt aan [gedaagde01] . Gelet op het voorgaande wordt de gevorderde ontruiming toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn op 14 dagen na de uitspraak van dit vonnis wordt vastgesteld.
4.7.
[gedaagde01] moet de huur blijven betalen tot en met de maand waarin hij de woning met al zijn spullen heeft verlaten. Dit deel van de vordering wordt daarom ook toegewezen.
proceskosten
4.8.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Havensteder tot vandaag vast op € 141,99 aan dagvaardingskosten, € 128,- aan griffierecht en € 529,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 798,99. Voor kosten die Havensteder maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 132,- (1/2 punt × € 529,- met een maximum van € 132,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Havensteder te betalen € 2.365,81 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over de verschuldigde huurtermijnen vanaf de vervaldata tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] om binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis de woning aan de [adres01] in Rotterdam te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde01] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Havensteder te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] aan Havensteder te betalen € 812,- met ingang van de maand april 2023 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van Havensteder tot vandaag worden vastgesteld op € 798,99;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
43416