ECLI:NL:RBROT:2023:2569

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
10287764 VV EXPL 23-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen rechtsgeldig einde arbeidsovereenkomst; arbeidsconflict en niet meewerken aan mediation

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een arbeidsconflict tussen [eiser01] en Vicoma Beheer B.V. [eiser01] was sinds 1 oktober 2021 in dienst bij Vicoma als adviseur-directie/aandeelhouder. De werkgever heeft op 21 oktober 2022 per e-mail aan [eiser01] meegedeeld dat zijn dienstverband per 1 november 2022 zou eindigen, wat [eiser01] betwist. Hij heeft nooit ingestemd met de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is beëindigd, omdat er geen schriftelijke instemming van [eiser01] is en de beëindigingsovereenkomst niet door beide partijen is ondertekend. De kantonrechter concludeert dat [eiser01] recht heeft op doorbetaling van zijn loon, aangezien de arbeidsovereenkomst doorloopt. Vicoma had het loon van [eiser01] stopgezet op 24 januari 2023, omdat hij niet zou meewerken aan mediation. De kantonrechter oordeelt dat deelname aan mediation vrijwillig is en dat er geen bewijs is dat [eiser01] niet in staat was om mee te werken. De kantonrechter wijst de vordering van [eiser01] tot betaling van achterstallig loon en andere kosten toe, terwijl de vordering van Vicoma in reconventie wordt afgewezen. De proceskosten worden voor het grootste deel aan Vicoma opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10287764 VV EXPL 23-23
datum uitspraak: 27 februari 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. R.G. Prakke,
tegen
Vicoma Beheer B.V.,
vestigingsplaats: Hoogvliet Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. I.J. de Laat.
De partijen worden hierna [eiser01] en Vicoma genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding, met bijlagen;
  • het antwoord met eis in reconventie, met bijlagen;
  • de vermeerdering van eis, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [eiser01] ;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van Vicoma.
1.2.
Op 13 februari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: [eiser01] met mr. R.G. Prakke en namens Vicoma, [naam01] , [naam02] en [naam03] met mr. I.J. de Laat en mr. H.I. Steensma.

2..De feiten

2.1.
Per 1 oktober 2021 is [eiser01] bij Vicoma voor onbepaalde tijd in dienst getreden als adviseur-directie/aandeelhouder. Bij Vicoma bestond daaraan behoefte na het overlijden van de toenmalige aandeelhouder van Vicoma (de moeder van [naam01] ). Aan [eiser01] is een leaseauto ter beschikking gesteld.
2.2.
Op 21 oktober 2022 heeft [naam01] per e-mail aan [eiser01] geschreven:
“(…)
Ter verduidelijking: afgelopen donderdag 13 oktober hebben wij een gesprek gehad waarin we hebben afgesproken dat jij niet meer in loondienst bent per 1 november aanstaande. En dat jij op uurbasis/ project basis verder kan komen werken. In ditzelfde gesprek heb ik samen met [naam04] uitgelegd waarom wij hiertoe zijn gekomen. Jij begreep dit en zou met een voorstel komen.
(…)
In de bijlage vind je een getekende VSO. Ik vraag je deze getekend terug te sturen per mail. Zodra je een voorstel voor ons klaar hebt mail het en dan plannen we een afspraak.
(…)”
2.3.
In reactie hierop schreef [eiser01] op 28 oktober 2022 aan [naam01] :
“(…)
Afgelopen vrijdag 21 oktober ontving ik aan het einde van de dag een e-mail van jou, waarin je onder meer aangaf dat wij tijdens ons gesprek van 13 oktober zouden hebben "afgesproken" dat ik per 1 november niet meer in dienst zou zijn van Vicoma Beheer B.V.
Door deze mededeling van 13 oktober voelde ik mij overvallen, dit kwam voor mij als een onverwachte en onaangename verrassing en heel eerlijk gezegd wist ik niet precies hoe ik hier op dat moment moest reageren. Een ding is echter volstrekt helder en dat is dat ik op geen enkele wijze heb ingestemd met een dergelijke vroegtijdige beëindiging van mijn dienstverband voor onbepaalde tijd met Vicoma Beheer B.V.
De door jou op 21 oktober toegestuurde en reeds door jou namens Vicoma Beheer B.V. ondertekende vaststellingsovereenkomst (waar wordt verwezen naar een verschil van inzicht dat is ontstaan over de wijze waarop ik mijn functie uitoefen) zal ik dan ook (vanzelfsprekend) niet tekenen.
2.4.
Op 31 oktober 2022 reageerde [naam01] voor zover van belang als volgt:
“(…)
Je schrijft dat je niet hebt ingestemd met een beëindiging van jouw arbeidsovereenkomst terwijl wij heel duidelijk op 13 oktober jl. hebben afgesproken dat jouw arbeidsovereenkomst per 1 november a.s. zou eindigen. Jij hebt tijdens dit gesprek op geen enkele manier de indruk gewekt dat jij niet wist hoe je moest reageren. Jij hebt ook inhoudelijk gereageerd en wij mochten ervanuit gaan dat jij niet op de gemaakte afspraken zou terugkomen.
Ik ga graag met je in gesprek om het hier nog een keer over te hebben en hoor graag wanneer jij een dergelijk gesprek wilt inplannen. Dit laat onverlet dat op basis van de door ons op 13 oktober gemaakte afspraken jij met ingang van 1 november 2022 uit dienst treedt van Vicoma Beheer B.V. Ik verzoek je dan ook vriendelijk je leaseauto op korte termijn en uiterlijk op donderdag 3 november in te leveren op de Voortse Vallei in Voorthuizen.
(…)”

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] eist - na wijzing van eis - in conventie samengevat:
- Vicoma te veroordelen om binnen 24 uur na het vonnis aan hem te betalen:
I. € 15.405,02 bruto aan achterstallig loon over november en december 2022 en een bedrag van € 8.049,12 over januari 2023;
II. € 7.702,51 bruto als (maximale) wettelijke verhoging over de maanden november en december 2022 en de (maximale) wettelijke verhoging over het salaris van januari 2023;
III. € 6.303,44 aan kosten voor vervangend vervoer en brandstof;
IV. het salaris van € 8.049,12 bruto per maand, vermeerderd met vakantiebijslag en overige emolumenten vanaf 1 februari 2023 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen Vicoma en [eiser01] op rechtsgeldige
wijze is geëindigd;
V. € 1.105,78 aan buitengerechtelijke kosten;
VI. € 10.000,- exclusief btw aan gemaakte kosten van rechtsbijstand;
  • toezending aan [eiser01] van een bruto/netto specificatie van de onder I. en II. genoemde bedragen en die bedragen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022;
  • Vicoma te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Vicoma eist in reconventie - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - [eiser01] te veroordelen om binnen 24 uur na het vonnis aan haar te betalen € 3.492,24 vermeerderd met btw als vergoeding van door Vicoma gemaakte kosten voor vervangend vervoer.

4..De beoordeling

in conventie
4.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiser01] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor Vicoma als de uitspraak later wordt teruggedraaid.
4.2.
De spoedeisendheid is in dit geval gelegen in de aard van de vordering. [eiser01] kan geacht worden het salaris waarop hij aanspraak maakt nodig te hebben voor zijn periodieke uitgaven.
geen rechtsgeldig einde arbeidsovereenkomst
4.3.
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat de arbeidsovereenkomst op 31 oktober 2022 niet rechtsgeldig is geëindigd en licht dit als volgt toe.
4.4.
Artikel 7:671 BW bepaalt dat een werkgever (behoudens uitzonderingen die zich hier niet voordoen) de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig kan opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer. Instemming met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst is er alleen als de verklaring van de werknemer duidelijk en ondubbelzinnig op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst is gericht. Een dergelijke schriftelijke instemming van [eiser01] ontbreekt.
4.5.
Van een rechtsgeldige beëindiging met wederzijds goedvinden is evenmin sprake. Artikel 7:670b BW bepaalt dat een overeenkomst waarmee een arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, slechts geldig is indien deze schriftelijk is aangegaan. Dit betekent dat een beëindigingsovereenkomst alleen geldig is als deze door beide partijen is ondertekend. Dat is niet het geval. [naam01] heeft namens Vicoma op 21 oktober 2022 per mail een beëindigingsovereenkomst aan [eiser01] toegezonden, maar deze is door [eiser01] niet ondertekend. Soms blijkt uit correspondentie dat een werknemer met een beëindigingsovereenkomst heeft ingestemd, maar ook van zo’n situatie is geen sprake.
loondoorbetaling?
4.6.
Gelet op het voorgaande loopt de arbeidsovereenkomst van [eiser01] na 31 oktober 2022 door. [eiser01] behoudt in beginsel zijn recht op loon.
4.7.
Vicoma heeft het loon van [eiser01] stopgezet per 24 januari 2023. De reden is dat [eiser01] volgens Vicoma weigert mee te werken aan zijn re-integratieverplichtingen (meer in het bijzonder mediation). De kantonrechter oordeelt hierover als volgt.
4.8.
Een belangrijk uitgangspunt van mediation is dat het op vrijwillige basis plaatsvindt en dat partijen dus niet kunnen worden verplicht tot deelname. Dit neemt niet weg dat het weigeren van mediation door een zieke werknemer, wanneer aan de ziekmelding een arbeidsgeschil ten grondslag ligt, in het kader van zijn re-integratie wel arbeidsrechtelijke consequenties kan hebben. Uit artikel 7:629 lid 3 BW volgt dat een zieke werknemer zijn recht op loon verliest indien hij zijn genezing belemmert of vertraagt (sub b) of zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door de werkgever of door een door hem aangewezen deskundige gegeven redelijk voorschrift of maatregel gericht op re-integratie (sub d).
4.9.
Niet is gebleken dat [eiser01] niet in staat was om aan mediation mee te werken. Vicoma heeft aan [eiser01] op 10 november 2022 mediation voorgesteld. De bedrijfsarts heeft in het kader van de re-integratie van [eiser01] op 5 december 2022 mediation geadviseerd. De gemachtigde van Vicoma heeft op 8 december 2022 aan [eiser01] gevraagd of hij voor mediation openstaat en hem daarna een concreet voorstel gedaan. Pas op 2 januari 2023 komt [eiser01] hierop terug. Hij heeft weliswaar meegewerkt aan een eerste intakegesprek met de mediator, maar daarna aangegeven het kort geding te willen afwachten waardoor de mediation geen vervolg heeft gekregen. Volgens [eiser01] kan mediation niet van hem worden verlangd omdat Vicoma zich onredelijk opstelt door te weigeren het loon aan hem te betalen. De gemachtigde van Vicoma heeft echter op 5 januari 2023 aangegeven dat doorbetaling van het loon onderdeel is van de mediation. Het is voor de kantonrechter gelet hierop onvoldoende duidelijk waarom [eiser01] het gesprek niet is aangegaan. De kantonrechter kan zich voorstellen dat [eiser01] het uitblijven van salaris als onjuist heeft ervaren, maar de conflictsituatie die daarmee verband hield had door mediation kunnen worden weggenomen of gematigd. Voorshands valt daarom niet in te zien waarom [eiser01] met een eenvoudige verwijzing naar het kort geding alle inspanningen om het conflict te dempen achterwege zou kunnen laten. Dit zou anders zijn wanneer de mediator hangende het kort geding zijn werkzaamheden had willen opschorten, maar daarvan is niet gebleken. De kantonrechter kan bij deze stand van zaken niet vooruitlopen op een beslissing ten aanzien van de (on)gegrondheid van de loonstopzetting.
4.10.
Dit betekent dat de loonvordering van [eiser01] toewijsbaar is vanaf 1 november 2023 tot en met 23 januari 2023.
kosten vervangend vervoer en brandstofkosten
4.11.
[eiser01] heeft volgens zijn arbeidsovereenkomst recht op een leaseauto die hij ook privé mag gebruiken. [eiser01] stelt dat Vicoma hem ten onrechte heeft gevraagd de leaseauto terug te geven. Zijn arbeidsovereenkomst bepaalt dat hij de eerste drie maanden van zijn ziekte de auto mag blijven gebruiken. Vicoma heeft ervoor gezorgd dat [eiser01] de auto al eerder, namelijk op 11 november 2022 vanaf 18.00 uur, niet meer kon gebruiken door aan de politie door te geven dat de auto is verduisterd. [eiser01] heeft volgens zijn stellingen daardoor schade geleden. Die schade bestaat uit de kosten voor vervangend vervoer en brandstof en komen voor rekening van Vicoma, aldus [eiser01] .
4.12.
[naam01] heeft [eiser01] op 31 oktober 2022 gevraagd de leaseauto in te leveren in verband met de beëindiging van het dienstverband. Dit was niet terecht. In deze procedure is voldoende aannemelijk geworden dat de arbeidsovereenkomst is blijven doorlopen. [eiser01] heeft zich op 3 november 2022 ziek gemeld. Voor een dergelijk geval vloeit uit de arbeidsovereenkomst voort dat hij nog drie maanden van de leaseauto gebruik mag blijven maken.
4.13.
Vicoma heeft [eiser01] op 10 november 2022 onverwacht op non-actief gesteld omdat, zo stelt zij, zijn functie komt te vervallen. Uit artikel 9 van de bedrijfsauto-overeenkomst volgt dat een werknemer de leaseauto in geval van non-actief stelling moet inleveren op een nader door de werkgever te bepalen moment. Met een beroep op dit artikel heeft (de gemachtigde van) Vicoma [eiser01] op 10 november 2022 gevraagd de auto uiterlijk op 11 november 2022 voor 18.00 uur in te leveren. [eiser01] heeft de auto op die datum niet ingeleverd, omdat hij ziek is en Vicoma volgens hem de non-actiefstelling alleen aangrijpt om de auto versneld te kunnen invorderen.
4.14.
De kantonrechter, voorshands oordelend, volgt [eiser01] in zijn redenering dat hij tijdens ziekte de auto drie maanden mag blijven gebruiken en dat deze termijn niet kan worden ingekort door een plotseling opgelegde non-activiteit. Tijdens ziekte had die non-activiteit geen bijzondere betekenis, omdat [eiser01] op dat moment (vanwege zijn ziekmelding) toch al niet meer actief was. Dit betekent dat Vicoma van [eiser01] niet kon verlangen dat hij de auto op 11 november 2022 zou inleveren.
4.15.
De kantonrechter ziet echter geen aanleiding voor een volledige vergoeding voor vervangend vervoer en brandstof. Op [eiser01] rust de plicht zijn schade te beperken. Dat heeft hij onvoldoende gedaan door in korte tijd (van 22 november 2022 tot en met 3 februari 2023) met de vervangende auto een uitzonderlijk hoog aantal privékilometers (8175) te rijden, waardoor de kosten hoog zijn uitgevallen. Dit valt te meer op omdat [eiser01] in de betreffende periode ziek was en volgens zijn verklaring geen andere activiteiten had dan zijn werk voor Vicoma. De kantonrechter zal daarom, rekening houdend met het voorlopig karakter van deze uitspraak, aansluiten bij de waarde van het privégebruik van de auto die tot uitdrukking wordt gebracht in de bijtelling op het brutoloon van [eiser01] . Uit de overgelegde salarisspecificatie blijkt dat in oktober 2022 een bijtelling van € 829,77 bruto is toegepast. Omdat [eiser01] de auto nog drie maanden mocht gebruiken zal de kantonrechter bij het bepalen van de aan [eiser01] toekomende vergoeding uitgaan van een bedrag van 3 x € 829,77 bruto (totaal € 2.489,31 bruto). De netto tegenwaarde hiervan komt [eiser01] dan als vergoeding toe. De kantonrechter laat hierbij buiten beschouwing dat [eiser01] de leaseauto tot 11 november 2022 heeft kunnen gebruiken en Vicoma per 24 januari 2023 het loon heeft stopgezet.
salarisspecificatie
4.16.
Op grond van artikel 7:626 BW is de werkgever verplicht tot het verstrekken van een gespecificeerde loonspecificatie. De daarmee corresponderende vordering is dan ook toewijsbaar.
wettelijke rente
4.17.
Vicoma is te laat met het betalen van het salaris van [eiser01] . De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen zoals hierna vermeld.
wettelijke verhoging
4.18.
Mede gelet op het voorlopige karakter van een uitspraak in kort geding ziet de kantonrechter aanleiding om de gevorderde wettelijke verhoging van (maximaal) 50% over de onder I. en II. gevorderde bedragen te matigen tot 20%.
buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.19.
[eiser01] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. [eiser01] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. De hoogte van het bedrag van € 1.105,78 heeft Vicoma niet betwist en zal worden toegewezen. Het bedrag gaat ook niet uit boven de tarieven volgens het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten.
kosten volledige rechtsbijstand
4.20.
Een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand, zo volgt uit jurisprudentie van de Hoge Raad, kan onder omstandigheden op grond van artikel 7:611 BW in verband met artikel 6:96 BW op een werkgever, die zich niet als goed werkgever gedraagt, worden verhaald. [eiser01] vordert volledige kosten van rechtsbijstand en verwijst in dit verband naar een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 21 december 2022 (ECLI:NL:RBMNE:2022:6178). In deze uitspraak had de werkgever in strijd met de waarheid de werknemer beschuldigd van onder meer het plegen van valsheid in geschrifte. Door dit handelen had de werkgever de werknemer bewust op hoge kosten gejaagd. Van dergelijke omstandigheden is hier echter geen sprake. Evenmin zijn er andere feiten of omstandigheden aangevoerd die een volledige vergoeding van juridische kosten rechtvaardigen.
proceskosten
4.21.
Vicoma krijgt in belangrijke mate ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 693,- aan griffierecht en € 529,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 1.222,-. Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet Vicoma een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak aan Vicoma zou worden betekend. In dit vonnis hoeft hierover echter niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
betaaltermijn
4.22.
De door [eiser01] verlangde betaaltermijn van 24 uur zal de kantonrechter bepalen op 7 dagen.
in reconventie
4.23.
Vicoma vordert in reconventie vergoeding voor door haar gemaakte kosten van vervangend vervoer. Zij stelt daartoe het volgende. Op grond van artikel 9 van de bedrijfsauto-overeenkomst wordt de werking van de overeenkomst opgeschort op het moment dat de werknemer op non-actief wordt gesteld. De werkgever bepaalt dan het moment waarop de auto moet worden ingeleverd. De gemachtigde van Vicoma heeft [verweerder01] verzocht de auto in te leveren uiterlijk op 10 november 2022 voor 18.00 uur. [verweerder01] heeft de auto op dat moment niet ingeleverd. Vicoma stelt dat zij als gevolg daarvan schade heeft geleden, bestaande uit extra kosten die zij heeft moeten maken door het inzetten van een (wat zij noemt) voorloopauto. Dergelijke kosten worden door [verweerder01] gemotiveerd betwist en blijken verder nergens uit. Hierbij komt hetgeen de kantonrechter hierboven bij 4.14. heeft overwogen. De vordering van Vicoma wordt daarom afgewezen.
4.24.
Vicoma krijgt in reconventie ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [verweerder01] in reconventie tot vandaag vast op nihil. Beide procedures (conventie en reconventie) zijn gelijktijdig behandeld en de reconventie kan niet geacht tot significante extra kosten te hebben geleid.
in conventie en reconventie
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.25.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv). Dit betekent dat van het vonnis nakoming kan worden verlangd, ook wanneer daartegen hoger beroep zou worden ingesteld (hoger beroep schort het vonnis niet op).

5..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt Vicoma om binnen 7 dagen na vandaag aan [eiser01] te voldoen het salaris van € 15.405,02 bruto over de maanden november en december 2022, vermeerderd met wettelijke verhoging (artikel 7:625 BW) van 20%, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid van de betreffende bedragen tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Vicoma om binnen 7 dagen na vandaag aan [eiser01] te voldoen het salaris over 1 januari 2023 tot en met 23 januari 2023, vermeerderd met de wettelijke verhoging (artikel 7:625 BW) van 20%, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid van de betreffende bedragen tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt Vicoma om binnen 7 dagen na vandaag aan [eiser01] te betalen de netto tegenwaarde van € 2.489,31 bruto;
5.4.
veroordeelt Vicoma om aan [eiser01] bruto/netto-specificaties te verstrekken van de hiervoor genoemde bedragen binnen 7 dagen na vandaag;
5.5.
veroordeelt Vicoma om binnen 7 dagen na vandaag aan [eiser01] te voldoen € 1.105,78 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.6.
veroordeelt Vicoma in de proceskosten die aan de kant van [eiser01] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.222,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
5.7.
wijst al het andere af;
in reconventie
5.8.
wijst de vordering af;
5.9.
veroordeelt Vicoma in de proceskosten die aan de kant van [verweerder01] tot vandaag worden vastgesteld op nihil;
in conventie en reconventie
5.10.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Langeler en in het openbaar uitgesproken.
47636